De Nederlandse Staat moet een schadevergoeding betalen aan een vrouw die in 1949 door Nederlandse militairen in toenmalig Nederlands-Indië is verkracht. De rechtbank in Den Haag heeft dat bepaald.
De vrouw was achttien jaar oud toen ze op 19 februari 1949 tijdens een zuiveringsactie in Peniwen werd verkracht. Dat de mannen niet in opdracht handelden maakt de rechter voor de kwestie van de schadevergoeding niet uit. De Staat kan ook geen beroep doen op verjaring, zo bepaalde de rechtbank.
De vrouw krijgt 7500 euro aan immateriële schadevergoeding. Dat is een stuk minder dan de 50.000 euro waar advocaat Liesbeth Zegveld om gevraagd had. Het is voor het eerst dat de staat door een Nederlandse rechtbank aansprakelijk is gesteld voor andere oorlogsmisdaden dan executies.
Foltering
Woensdag werd ook een zaak behandeld van een man die beweert dat hij in 1947 door Nederlandse militairen is gefolterd. Hem zouden elektrische schokken zijn toegediend. Of de Staat ook in die zaak schadevergoeding moet betalen is nog onduidelijk. De rechter wil eerst nog van de Staat, die de feiten betwist, weten welk onderzoek het heeft laten verrichten. Verjaring is in deze zaak in ieder geval niet van toepassing.
Executies
De rechtbank bepaalde verder dat een claim van weduwen en kinderen van geëxecuteerde mannen in Zuid-Sulawesi pas goed beoordeeld kan worden nadat een externe deskundige de zaak heeft onderzocht. Het heeft de Australische historicus Robert Cribb, die zich heeft gespecialiseerd in de Indonesische onafhankelijkheidsoorlog en ook Nederlands spreekt, verzocht onderzoek te doen in een aantal bewijskwesties in deze zaken.