“Suriname is een donkere bladzijde in de geschiedenis van Nederland en vernedert en onteert het tegenwoordige geslacht, omdat het de schandelijke erfenis zijner vaderen, de gevloekte slavernij, niet opheft en vernietigt!”
Deze woorden zijn afkomstig uit het boek Slaven en vrijen onder de Nederlandsche wet van Wolter Robert baron van Hoëvell. Dit boek wordt gepubliceerd in 1855, enkele jaren nadat in Amerika het invloedrijke werk De negerhut van Oom Tom is verschenen. Van Hoëvell is een liberaal Kamerlid en brengt zijn boek uit als er in de Tweede Kamer over de afschaffing van de slavernij wordt gediscussieerd.
Hoewel de baron zelf nooit in Suriname is geweest, schrijft hij in zijn boek toch uitvoerig over de behandeling van slaven in Suriname. In zijn boek baseert hij zich naar eigen zeggen op verslagen van de minister van Koloniën en op bronnen die anoniem moeten blijven, omdat zijn informanten zich anders ‘aan tallooze onaangenaamheden’ zouden blootstellen van de zijde van de tegenstanders van de slavenemancipatie.
Het parlementslid vindt dat slavernij niet thuishoort in een land dat zegt christelijk te zijn. Slavernij noemt hij een “nationale zonde” en in zijn boek geeft hij de lezer, aan de hand van verschillende voorbeelden, een indruk van de omstandigheden waarin veel slaven leven. Zo beschrijft hij bijvoorbeeld hoe een slaveneigenaar op een dag een slaaf van een jaar of dertien laat afranselen omdat die een enkel moment het werk heeft neergelegd om een rijtuig met vier paarden te bekijken. De slaaf wordt opgehangen aan een boom en door zijn eigenaar geslagen met een stuk touw. Van Hoëvell meldt dat slaveneigenaar wordt gestraft, maar, en dat is wat hem betreft een schande, het bleef slechts bij een geldboete.
Uitgeperste levenssappen
Als de parlementariër door Amsterdam loopt weet hij ook wel waar de rijkdom van die stad vandaan komt:
“Elke Amsterdamse woning is een paleis – maar de schatten waardoor die paleizen worden opgetrokken, zijn voor een deel de uitgeperste levenssappen, het zweet en bloed van onder knellende geselslagen zich krommende slaven.”
In Slaven en vrijen onder de Nederlandsche wet staat Van Hoëvell ook stil bij de argumenten die volgens sommigen pleiten voor behoud van de slavernij. Voor wie bijvoorbeeld beweert dat de welvaart van het land afhangt van het voortduren van de slavernij heeft het Kamerlid een duidelijke boodschap:
“Wat een treurige toestand, een land, dat alléén zou kunnen bloeien door het handhaven van een onmenschelijk onrecht jegens veertigduizend Nederlandse onderdanen.”
Helemaal ‘heilig’ is Van Hoëvell overigens ook weer niet. Vandaag de dag zou hij waarschijnlijk voor racist zijn versleten zijn. Het Kamerlid schrijft in zijn werk dat hij met slaven te doen heeft, maar niet alle slaven zijn voor hem gelijk. Hoe meer blank bloed een slaaf heeft, hoe meer hij met hem te doen heeft. En een christelijke slavin van gemengd bloed vindt hij nog het meest betreurenswaardig.
Overzicht van boeken over de slavernij