In 1998 kwam het internationale ingenieursbedrijf Arcadis in opspraak. Een voormalige dwangarbeider uit een van de Joodse werkkampen uit de Tweede Wereldoorlog had in een brief financiële genoegdoening gevraagd. De Nederlandse Heidemaatschappij (NHM) hield van januari tot oktober 1942 toezicht op de afgezonderde tewerkstelling van Joden vanuit werkkampen die enkel voor hen bestemd waren.
In eerste instantie wees Arcadis, sinds 1997 de nieuwe naam van de Heidemaatschappij, het verzoek af, maar na een rechtszaak en de nodige publiciteit maakte het bedrijf een draai. Het maakte 150.000 gulden over naar doelen die de eiser samen met tien andere dwangarbeiders had voorgesteld. Maar… de tegemoetkoming was géén schuldbekentenis, aldus het bedrijf.
Intussen zijn we vijfentwintig jaar verder. In een nieuwsbericht van 23 maart 2023 komen Arcadis en de stichting KNHM1 nu met excuses voor ‘het handelen van onze voorgangers’. De Heidemaatschappij had zich tussen januari en oktober 1942 als toezichthouder van de Jodenkampen niet verzet tegen de, ik citeer…
“…racistische maatregelen die op last van de bezetter werden doorgevoerd op die kampen zoals een lager loon dan gebruikelijk in de werkverschaffing, niet of nauwelijks verlof en uiteindelijk ook een kleiner rantsoen”.
Het bedrijf had bovendien na de oorlog zich te weinig ‘rekenschap gegeven’ van die betrokkenheid en te weinig ‘compassie getoond’, aldus het bericht.2
Met deze verklaring en met nieuwe bijdragen voor Westerbork zullen Arcadis en de Stichting KNHM hopen dat deze bladzijde kan worden omgeslagen. De net geciteerde constateringen zijn gebaseerd op historisch onderzoek van de Nijmeegse historicus Lennert Savenije. Begin dit jaar verscheen zijn boek, Werk in uitvoering. De Nederlandse Heidemaatschappij in crisis- en oorlogstijd. KNHM had opdracht gegeven voor het onderzoek, Arcadis betaalde het (deels). Uit het boek blijkt dat allemaal niet zo expliciet, wel uit het nieuwsbericht van 23 maart. Savenije geeft in het boek wel aan dat het om onafhankelijk onderzoek gaat.
Productiviteitsverbetering
In de late negentiende eeuw werd duidelijk dat de crisis in de landbouw om een structureel antwoord vroeg. De Heidemaatschappij, die in 1888 werd opgericht, richtte zich op productiviteitsverbetering van de zand- en veengebieden van het land. Dankzij de uitvinding van de kunstmest was heide overbodig geworden. De eindeloze heidevelden konden dus plaats maken voor nieuwe, strak ingerichte agrarische bedrijven. Herbebossing moest de enorme zandverstuivingen bestrijden, moerassen en venen moesten gedempt en afgegraven. De Heidemij zocht voor al die projecten investeerders en draagvlak onder de boeren. Op die visie kwam ook kritiek: zo schreef diamantair en natuurbeschermer Henri Polak in 1928 dat de ontginningen onherroepelijk gepaard gingen met natuurvernietiging.3
‘Verdwijnen gaat de plechtige rust, de heilige stilte der weidsche, golvende, geurende heide. Verdwijnen gaat de tintelende frischheid der zon beschenen plassen, met het wuivende riet en de ongeëvenaarden rijkdom van bloemen’.
De Heidemij had wel wat aanlooptijd nodig, maar na enig gepruttel sloeg het motortje aan. Het Zeijerveld ten noordwesten van Assen werd een visitekaartje. Met vallen en opstaan wist de Maatschappij deze oude Marke zijn wil op te leggen: lange rechte sloten, egalisatie, wegenbouw en de bouw van moderne boerderijen. De Heidemij en haar filosofie bleken een daverend succes: eind jaren dertig had de Mij de supervisie over zo’n 2000 projecten en zo’n 40.000 arbeiders onder haar hoede. De verstrengeling met de overheid was innig. De taakverdeling was: de overheid besliste over projecten en randvoorwaarden, de Heidemij deed de bedrijfsvoering en het toezicht. Daar kon het bedrijf zich ook achter verschuilen, niet zij maar de overheid bepaalde het beleid.
De Heidemij liet het werk uitvoeren door tienduizenden werkloze arbeiders. Na de Eerste Wereldoorlog liep de turfproductie terug en de landbouw stootte werknemers uit. Wie werkloos was kreeg steun of ging werken in de werkverschaffing, soms dichtbij huis vaak ook ver weg in werkkampen. Voor een loon dat lager lag dan in het vrije bedrijf, gingen deze noeste werkers op de woeste gronden aan de slag. Het werk was vooral zwaar grondverzet. Allemaal met de hand, omdat mechanisering de werkloosheid weer zou laten oplopen. Lange werkdagen, lage lonen, ver van huis, geen wonder dat de werkverschaffing buitengewoon controversieel was.
In de oorlogsjaren nam de Heidemij tal van nieuwe taken op zich. Naast landverbetering ook projecten ten behoeve van de voedselvoorziening, het herstel van oorlogsschade, het op last van de Duitsers aanleggen van verdedigingslinies (in ’44 en ’45), teveel om op te noemen. De Heidemij stuurde – meestal – handig door het pakijs van Duitse eisen, eigen belangen en die van de samenleving en bleef als organisatie onmisbaar.
Na de bevrijding veranderde er niet veel. Tot 1954 werd er gewerkt met werklozen onder de vlag van DUW, Dienst Uitvoering Werken. Het ging steeds vaker om ruilverkaveling. Opnieuw drukte de Heidemij haar stempel op het Nederlandse landschap en op de agrarische bedrijfsvoering.
Onbezoedeld?
Hoe zat het met de Joodse werkkampen? Op last van de Duitse bezetters richtte de Heidemij in januari 1942 Joodse werkkampen in Drenthe in. In eerste instantie was het regime nog mild, bewaking ontbrak zelfs. Maar al snel werden de omstandigheden slechter. Een loonkorting van 20 procent trof alleen de Joodse arbeiders. De Heidemij voerde de beslissing uit. Overigens stond de Joodse Raad van Amsterdam niet negatief tegenover deze werkkampen, want het kon nog veel erger. Dat bleek begin oktober 1942 toen de dwangarbeiders gedeporteerd werden naar Westerbork en daarna naar de concentratiekampen in Polen.
Had de Heidemij zich schuldig gemaakt aan collaboratie? Al in juli 1945 constateerde de organisatie zelf dat ze onbezoedeld uit de oorlog was gekomen. Oud-werknemers beschuldigden de Heidemij juist wel van collaboratie. Het mooie en goed geschreven boek van Savenije concentreert zich voor het beantwoorden van deze vraag op de directeur en sterke man van het bedrijf. Ingenieur Kees Staf was een begaafde en onvermoeibare netwerker en organisator met contacten tot diep in de haarvaten van de samenleving. Hij onderbrak zijn carrière bij de Heidemij in de jaren vijftig voor een ministerschap van zowat tien jaar. Hoe bracht deze directeur het er vanaf?
Staf’s kompas stond niet altijd goed afgesteld. Zo liet de Heidemijdirecteur zich najaar 1941 verleiden om eigen personeel warm te maken voor een rol bij de Oostland-kolonisatie, het leiding geven aan Duitse en Nederlandse boeren in door nazi-Duitsland veroverde delen van de Sovjet-Unie. Sterker nog, in een bijeenkomst met Duitse en Nederlandse nazi’s vroeg Staf de honderd verzamelde vrijwilligers zich zo te gedragen dat ‘ginds steeds grooter gebieden aan Nederlanders’ zouden worden toegewezen.4 Let wel, gebieden dus die gegermaniseerd moesten worden. De communistische krant de Waarheid herinnerde er op 12 januari 1952 nog eens fijntjes aan.5
Was dit een eenmalige faux pas van de Heidemijdirecteur? Was hij erin geluisd, waren de krantenberichten onjuist, zoals hij meteen al beweerde? Er waren meer misstappen in deze jaren. Hoe dan ook, Staf liep tijdens de zuiveringen geen schram op, omdat landbouwminister Sicco Mansholt voorstellen voor berisping afwees. Zijn afweging was dat Staf bijvoorbeeld in de voedselvoorziening ook enorme verdiensten had gehad. De conclusie is dus niet eenduidig. Ja, Staf ging soms over de schreef, nee, hij was niet ‘fout’ en daar kan deze lezer zich al met al wel in vinden.
Boetekleed
Savenije is dus goed geslaagd in zijn doelstelling: het begrijpelijk maken van het optreden van de Heidemij en topbaas Staf. Begrijpen is niet per se hetzelfde als ‘begrip tonen’. Die nuance zie je goed terug in het boetekleed dat Arcadis/KNHM aantrekt. Meer compassie had verschil gemaakt voor de Joodse dwangarbeiders tijdens en na de oorlog. Maar algemener geldt dat ook voor de omgang met de arbeiders in de ‘gewone’ werkverschaffing, en wat mij betreft ook voor de omgang met de natuur. Kortom, een boek dat aandacht verdient.
2 – https://www.arcadis.com/nl-nl/nieuws/europe/netherlands/2023/3/onderzoek-werkverschaffing-en-nhm
3 – Henri Polak, Een wanklank, NRC 23 juni 1928
4 – Westfriesch dagblad onze courant, 22 november 1942
5 – De Waarheid, 12 januari 1952, ‘Minister Staf gebieden wil veroveren in Oostland’.