De benaming ‘Tukker’ voor een inwoner van de Twente is bij nagenoeg iedereen wel bekend. Twentenaren koesteren de aanduiding Tukker als een geuzennaam. Maar waarom wordt een Twentenaar eigenlijk een Tukker genoemd? Als antwoord op deze vraag doen meerdere theorieën de ronde.
Omstreeks of kort na de Tweede Wereldoorlog stelde de onderzoeker dr. Herman L. Bezoen (1908-1953) in het artikel ‘Tukker: voor de Twent een geuzennaam‘ (1949) het volgende:
…omstreeks 1900 was ‘Tukkers’ voor de jongens uit Twente reeds populair op de katholieke seminaria. Trouwens ook nu nog zijn het de katholieke Twenten die zich gaarne zo noemen, al wordt de naam ook in de overige delen van Twente steeds gewoner.
Tukkeren: mank lopen of bedachtzaam zijn
Echt vleiend was de benaming Tukker aanvankelijk niet. Volgens een veelgehoorde lezing slaat de term op gehandicapte inwoners van Twente die vroeger de gewoonte hadden om op bedevaart naar het Duitse Stadslohn te gaan. Mensen uit Twente die gebreken hadden aan hun benen, banjerden de grens over in de hoop genezen te worden. Om deze redenen zouden de Duitsers, die wij later weer moffen gingen noemen, de passanten daarom rond 1870 al ’tukkers’ genoemd hebben, als een soort scheldwoord. Deze naam was ontleend aan een toenmalig werkwoord: ’tukkeren’, wat mank lopen betekende. De stoet strompelde namelijk voorbij…
Tukkeren kan ook talmen, dralen, aarzelen of afwachten beteken, zo luidt een andere mogelijke verklaring. Deze houding van ‘de kat uit de boom kijken’ geeft de aard van de Tukker weer. Tukkers zijn in deze optiek bedachtzaam en rustig.
Liep een slaperige Tukker met zijn of haar handen in de zakken?
Weer een andere uitleg verwijst naar het woord ’tuk’, dat ‘broekzak’ betekent. De Tukkers zouden vooral veel met hun handen in de zakken gelopen hebben, aldus deze verklaring. Tukkers zouden rustige lanterfanters zijn, slapende oosterlingen (die vaak een ’tukkie’ doen), slenterende en slome mensen. Deze verklaring klinkt leuk, maar lijkt wel erg ver gezocht.
Afkomstig van een heidevogeltje: de heikneuter
Een derde populaire etymologische uitleg is volgens veel taalkundigen het meest voor de hand liggend. In Oost-Nederland leefde op de heide een bijzonder vogeltje, dat bekendstond als de kneu of heikneuter. In vakjargon heette dit vogeltje Fringilla of ook wel Acanthis Cannabina. Een prachtige naam, maar ‘Kneu’ is natuurlijk iets gemakkelijker uit te spreken. Het betrof een vinkensoort die in Oost-Nederland zelf ’tukker’ genoemd werd. De relatie met heikneuters is snel gelegd: feitelijk betekent Tukker ‘heikneuter’, een term die ook wel spottend gebruikt wordt voor boerenpummel, een op de heide levend keuterboertje. Reeds omstreeks 1900 werd de term, zoals gemeld, al door Twentenaren – met name van katholieke huize – dankbaar gebruikt als geuzennaam.
Tijdens de Oudejaarsconference 2015 vertelde de Twentse cabaretier Herman Finkers in dit verband het volgende verhaaltje:
‘Neger‘ is een belediging. Het komt namelijk van het Latijnse niger en dat betekent letterlijk ‘glanzend zwart’. En dat is een belediging. ‘Tukker’ is geen belediging. Tukker betekent letterlijk ‘domme heikneuter’.
De achternaam Tukker(s)
In Nederland bestaan twee achternamen, Tukker en Tukkers, die een verklaring zouden kunnen zijn voor de aanduiding van een Twentenaar als Tukker. Echter, dit is niet het geval. De familienaam Tukke komt vooral voor in de West- en Midden-Nederland, en niet in Twente. De naam Tukkers komt in de Nederlandse Familienamendatabank van het Meertens Instituut wel veel voor in Twente. Zie hier een helder kaartje met de Tukkers in Nederland. Maar dit is ook geen verklaring. De achternaam Tukkers heeft een andere oorsprong. Een lezer, dhr. Kees Tukker, meldt Historiek het volgende over de achternaam Tukker(s):
Als ‘echte Tukker’ heb ik onderzoek gedaan naar deze naam, aangezien mijn familiegeschiedenis niets met Twente te maken heeft. Eerste feit bleek te zijn dat mijn naam oorspronkelijk met ‘ck’ geschreven werd. Tweede feit is dat de familienaam Tukker veel vaker in West-Nederland voorkomt dan in Twente of elders in het land. Derde feit is dat de eerst bekende Tukker Jan Tucker is. Hij verkocht in 1368 een huis aan de Haagdijk in Breda, dat toen een monopolie had op de handel en verwerking van laken en wol. Vierde feit is dat de verwerking van wol/laken in die tijd in Breda -zoals overal- buiten de stadspoorten plaatsvond; te Breda gebeurde dit aan de Haagdijk, tevens uitgaande weg naar Antwerpen. Vijfde feit: in het oud-Nederlands wordt ’tuck’- net als in het oud-Engels – gebruikt in de betekenis van plukken en/of stoten. Zesde feit: de wol die in de veertiende eeuw in de Zuidelijke Nederlanden werd verwerkt was afkomstig uit Engeland. Exeter was een belangrijke uitvoerhaven. Zevende feit: vanaf het eerste kwart van de 15e eeuw is er in Exeter een gilde voet een eigen guildhall, die er nog altijd staat en al die eeuwen Tuckers Hall heette: dit was het huis van het gilde van de Tuckers, een beroep in de wolverwerking (het plukken en uithalen de de wol). Onder de leden van dit gilde komt men verschillende Tuckers tegen, met voornamen als William, Simon, John en Jan. De namen Jan en Willem zijn ook in de oude familie Tucker in NL veelvoorkomend. Mijn familielijn gaat terug tot 1490 als Jan Tucker in Hagestein een riddergoed verwerft – stukje bij beetje – dat aan de Reijersteijnseweg lag. Hagestein is een dagmars van Breda af. Vanuit dit Land van Vianen verspreidden de Tuckers zich over West-Nederland.
De Engelse wolindustrie als optie
Dhr. Kees Tukker mailde ons verder nog een interessante suggestie voor voor de herkomst van Tukker, die wellicht hout snijdt:
Mijn suggestie is dat men voor dit woord koos omdat dit groeiende zelfbewustzijn in Twente direct verband hield met de toegenomen welvaart als gevolg van opleving, modernisering en industrialisering van de Twentse textielindustrie, die te danken is geweest aan twee Engelsen die daartoe naar Twente zijn gehaald. Zij waren textieldeskundigen uit het Engelse Bolton, waar de textielindustrie aan Tuckerstreet plaatsvond en ‘tucker’ nog steeds het vak aanduidde voor het verwerken van wol ( in andere delen van Engeland heette dit beroep ook wel fuller). De naam Tukker heeft historisch gezien dus alleen met Twente te maken, omdat het een beroepsnaam is uit Engeland die ook een familienaam werd en met de textielindustrie te maken heeft. Ze is door de regionalisten in Twente pas aan het begin van de 20ste eeuw gekozen als geuzennaam voor de Twent.
Tukker gold, ten slotte als afsluiter, ook als begrip verder nog om een hoeveelheid vloeistof, zoals olie, mee aan te duiden. Delpher leert dat de term in deze zin gebruikt werd in Nederlands-Indische kranten. Drie tukker olie stond voor een bepaalde hoeveelheid olie. Maar ook dit verklaart de tukker als Twentenaar niet.
De meest logische verklaring? Lastig te zeggen…
De meest logische verklaring lijkt het verhaal over het heidevogeltje te zijn. Maar niet uit te sluiten valt dat de theorie van dhr. Tukker over de Engelse wolindustrie de verklaring is. Of is er – zoals Martin ter Denge stelt – een relatie met de het Twentse woord ’tukkeren’ als bedachtzaam zijn? De meningen blijven uiteenlopen, de consensus ontbreekt, zoveel is wel duidelijk.
Bronnen â–¼
Geschreven bronnen
-H.L. Bezoen, ‘Tukker: voor de Twent een geuzennaam’, in: Twenteland 1.28 (febr. 1949) p. 1.
-F.G.H. Löwik, De Twentse Beweging, strijd voor modersproake en eigenheid (2003).
Internet
-http://www.stad-en-regio.nl/theorieen-over-tukkers/
-http://www.etymologiebank.nl/trefwoord/tukker
-http://www.oocities.org/twentschgenootschap/tukker.htm
-http://www.twentsetaalbank.nl/docs/JbT.1962.013_Bezoen-Tukker.pdf
-https://nl.wikipedia.org/wiki/Tukker
-https://www.theapricity.com/forum/showthread.php?281-De-Tukker-De-betekenis-en-de-oorsprong
-http://femielie.nl/herkomst/twente.html
-https://wearldsproake.nl/2019/08/09/war-kumt-et-woord-tukker-nu-echt-weg/