Lukas Bergmann (24) studeert geesteswetenschap aan de Universität Duisburg-Essen. Het onderwerp voor zijn onderzoek vond hij vlak voor zijn voordeur. Hij had zich al verdiept in het lot van Nederlandse verzetsstrijders die tijdens het nazi-regime in Kleef gevangen werden gehouden. Zijn vroegere leraar Nederlands, Jochem Reinkens, droeg een ander onderwerp aan: was het een idee om zijn afstudeerscriptie te wijden aan ‘het concentratiekamp van Rees’?
Een concentratiekamp? En dan ook nog in Rees, op een steenworp afstand van Kleef? Daar had hij nog nooit van gehoord.
Het ging om het dwangarbeiderskamp ‘Groin, Bauabschnitt Röhrig, Einheit Heinze’. Groin was een wijk in Rees, een stadje aan de Rijn, dichtbij de Nederlandse grens. Het was geen vernietigingskamp, maar er werden wel mensen vernietigd. De dwangarbeiders moesten tankgrachten graven in de stugge rivierklei, in een vertwijfelde Duitse poging om de oprukkende geallieerde legers tegen te houden.
Volgens de Rheinische Post (3 december 2014) ontdekte Bergmann dat het kamp tussen december 1944 en maart 1945 rond 5500 gevangenen had gehuisvest; 3500 Nederlanders en 2000 van andere nationaliteiten, tot de bevrijding door Britse soldaten. In die vier maanden waren 550 van hen gestorven door kou, honger, ziekte en uitputting en ook nog een brand door een omgevallen kaars. Bovendien door oorlogshandelingen (bombardementen die kampgebouwen troffen) en niet in het minst door de zware lijfstraffen die met sadistisch genoegen voor geringe vergrijpen werden uitgedeeld door kampleider Peter Röhrig en commandant Arnold Heinze.
Zijn werkstuk, 1944/1945: Das Zwangsarbeiterlager in Rees, kreeg als ondertitel (vertaald): ‘Tussen verdringen en herinnering – Een vrij onbekende plaats van onrecht aan de Nederrijn en de geschiedenis van het verwerken in Duitsland en Nederland’ (zie link onderaan dit verhaal).
Onbekende oorlogsmisdrijven
Het was geen ‘nieuw’ onderwerp, zo bleek tijdens zijn onderzoek. In 1983 hadden vier studenten uit Rees het bestaan van het kamp al ‘ontdekt’. In 1982 schreef de Duitse Bondspresident Roman Herzog een wedstrijd uit, waarbij scholieren zich bezig moesten houden met het thema ‘Alltag im Nationalisozialismus’; het dagelijks leven in de nationaal-socialistische tijd. Ruben Thiel, Johannes Gohl, Kai Kemkes en Benedikt Rösen kwamen er toen tot hun verbijstering achter wat er in hun eigen stad gebeurd was; een onderwerp waarover tot dan toe door vrijwel iedereen was gezwegen. Zij vertelden, in Kriegsende in Rees, wat er in Groin gebeurd was en dat kort na de oorlog een werkgroep uit Haarlem met eindeloos geduld had uitgezocht waar de (Nederlandse) slachtoffers waren begraven.
“We waren er echt diep door geschokt, dat hier voor onze deur mensen werden doodgeknuppeld. Niemand wist dat; de ouderen natuurlijk wel, maar die hebben het al die jaren weggedrukt.”
De studenten waren zo onder de indruk, dat ze een inzamelingsactie organiseerden om een monument te bekostigen dat op BuĂŸ- und Bettag 1984 (21 november) werd onthuld, voor de weggevoerde Joden uit Rees en de dwangarbeiders. Sindsdien wordt daar elk jaar op 9 november Reichskristallnacht 1938; het begin van de Jodenvervolging, herdacht. De bijeenkomst wordt intussen ook door veel Nederlanders bezocht, sinds de deportaties van het najaar van 1944 ook bij ons aan de vergetelheid werden ontrukt.
Ook ‘onbekend’ in Nederland
In Nederland was het bestaan van ‘Kamp Rees’ vrijwel uit het collectieve geheugen verdwenen. Al in 1946 waren de gruwelijkheden beschreven door een kampbewoner, Jan Kirst, in een boek met een onovertrefbare titel: De Hel van Rees (bewerkte herdrukken in 1989 en 1997) , al was er de kritiek dat Kirst brandweerman was en taken had ìn het kamp; in dit geval niet de vernederingen erbuiten had meegemaakt. De meeste dwangarbeiders moesten de hele dag onder zware bewaking naar buiten, om met ontoereikend materiaal tankgrachten te graven in de zware rivierklei. Ze kregen nauwelijks te eten, hygiĂ«nische omstandigheden ontbraken, ziekten tierden welig en de kampleiding voerde een terreurbewind.
Maar weer thuis werd al gauw niet meer over de doorstane ellende gesproken. Er was geen belangstelling voor andermans leed (‘wij hebben het ook heel erg gehad’) en het land moest weder worden opgebouwd. In Apeldoorn zei Arend-Jan Disberg (1928-2003), die zestien jaar was toen hij in Rees terecht kwam, alleen maar dat hij in zijn jeugd ‘uit een boom was gevallen’ als op zijn littekens werd gewezen. Pas enkele jaren voor zijn dood kwamen details los waarover hij altijd had gezwegen.
Voor zijn gelijknamige zoon Arend-Jan Disberg was dat aanleiding het verhaal op te schrijven en op zoek te gaan naar lotgenoten. Hij bundelde hun verhalen in een boek (2005) en op zijn initiatief kwam er een beeldje, ‘De dwangarbeider’ aan een zuil van het Apeldoornse stadhuis en rond begin december een jaarlijkse herdenking – waar dit jaar ook aandacht was voor het onderzoek van Bergmann.
Want op 2 december 1944 vond in Apeldoorn een razzia plaats waarbij 11.000 mannen werden verzameld op het Marktplein. ’s Avonds werden 4000 van hen in twee treinen afgevoerd met onbekende bestemming richting Duitsland en de volgende ochtend werd Ă©Ă©n ervan beschoten door Britse vliegtuigen die een troepentransport vermoedden: meteen al 28 doden. Enkele dagen later moesten de 850 Apeldoorners onder de 40 te voet door weggebombardeerd Emmerich naar Rees, waar ze werden ondergebracht in een dakpannenfabriek met tochtgaten om de pannen te laten drogen – sneeuw had ongehinderd toegang.
Er waren al grote groepen andere Nederlanders aangekomen; ook opgepakt bij razzia’s, met name uit Den Haag en Haarlem. Dick Verkijk schreef over de Haarlemse lotgenoten van zijn vader De Sinterklaasrazzia (2004). Bovendien zaten er buitenlanders uit Rusland, ItaliĂ« en andere krijgsgevangenen.
Verzwegen geschiedenis
De dwangarbeiders van Rees stonden niet alleen. Vooral vanuit het Nederlandse grensdorp Megchelen vonden – soms spectaculaire – bevrijdingsacties plaats; Duitsers uit de omgeving zetten soms eten klaar, maar eten aannemen kon met een zware ranselpartij worden bestraft. Wel is Bergmann er verbaasd over dat de Duitsers die ooggetuigen waren van de troosteloze colonnes haveloze mannen die in de barre winter van 1944/’45 door de uiterwaarden trokken om hun dwangarbeid te verrichten, na de oorlog massaal zwegen over waar ze getuigen van waren geweest, zodat de gebeurtenissen in de eigen achtertuin door studenten moesten worden herontdekt.
Meer weten:
- Het verslag van Lukas Bergmann: 1944/1945: Das Zwangsarbeiterlager in Rees – Zwischen Verdrängen und Erinnern – eine wenig bekannte niederrheinische Unrechtsstätte und die Geschichte ihrer Aufarbeitung in Deutschland und den Niederlanden.