Er is geen westerse stad met een meer beladen geschiedenis dan Berlijn. Vanuit hier ontvingen Duitse troepen tijdens twee wereldoorlogen hun bevelen en werd de uitroeiing van de Joden, zigeuners en gehandicapten door de nazi-autoriteiten gepland.

Als tiener maakte de van oorsprong Canadese auteur een reis door Europa, waarbij ook een bezoek aan Berlijn niet mocht ontbreken. De stad was nog in tweeën gedeeld. Urenlang keek hij vanaf een observatieplatform in het westelijke deel van Berlijn naar de andere kant, gefascineerd door hoe twee ideologieën gescheiden werden door een muur. Tijdens zijn aansluitende bezoek aan Oost-Berlijn maakten de grauwe gevels van huizen, de zwaarbewapende leden van de Volksarmee en het ontbreken van het gezang van vogels een grote indruk op hem. De daarop volgende jaren zou hij zowel West- als Oost-Berlijn meermaals bezoeken om uiteindelijk in de herenigde hoofdstad te gaan wonen. Na de val van de Muur schreef hij het boek Stalins neus (1992) over zijn reis in een Trabant door het voormalige Oostblok met Moskou als eindbestemming.
Behalve dat MacLean in Berlijn woont, woont Berlijn ook in hem, zo schrijft hij in zijn boek. Datzelfde kan gezegd worden over de personages die hij elk afzonderlijk in één van vierentwintig hoofdstukken introduceert. Daaronder zijn bekende personen, zoals de achttiende-eeuwse keizer van Pruisen Frederik de Grote en nazi-propagandaminister Joseph Goebbels, maar ook naar verhouding minder bekende figuren, waaronder de Brits-Amerikaanse schrijver Christopher Isherwood, die over zijn tijd in Weimar-Berlijn de roman Goodbye to Berlin (1939) schreef, en Bill Harvey, de chef van de CIA in Berlijn ten tijde van de Koude Oorlog. Wat al deze mensen gemeen hebben is dat hun levensloop mede bepaald is door Berlijn en dat ze allemaal in meer of mindere mate hun bijdrage leverden aan de geschiedenis van de stad.
De hoofdstukken zijn los van elkaar te lezen en voor een deel in romanstijl geschreven, afgewisseld met meer journalistieke beschrijvingen of informatieve teksten. Meestal baseert de auteur zich op historische bronnen, tenzij dat die er niet of nauwelijks zijn. Zo is er niets bekend over het personage Lilli Neuss dat figureert in één van de hoofdstukken. Zij was één van de honderdduizenden migranten die in de negentiende eeuw naar Berlijn trokken op zoek naar een beter bestaan. De auteur beschrijft hoe de vrouw, nadat haar echtgenoot zelfmoord pleegde, in de anonimiteit van de grote stad verloren raakt. Slechte leefomstandigheden, hard zwoegen in een lawaaiige en smerige fabriek voor een mager loon en het gemis van een gemeenschapsgeest die men op het platteland gewend was; de geromantiseerde tragiek van Lillie Neuss staat symbool voor die van vele van haar lotgenoten in die tijd.
Uitbundig uitgaansleven
Een stad die zichzelf steeds opnieuw uitvindt, zo noemt MacLean Berlijn. Dat wordt bijvoorbeeld duidelijk in zijn verhaal over Christopher Isherwood, die helemaal opging in het uitbundige uitgaansleven van de stad in de Weimarperiode (1918-1933). Terwijl de stad de bakermat was van de Pruisische moraal en het straatbeeld eerder nog bepaald werd door strak in het gelid marcherende soldaten uit het Keizerlijke leger, werd het Berlijn van na de Eerste Wereldoorlog gekenmerkt door een levenslustigheid en seksuele moraal die een vroege voorbode waren van de seksuele revolutie en het vrije denken van bijna een halve eeuw later. In nachtclubs, homobars en theaters gebeurden dingen die eerder taboe waren. Vrije geesten, waaronder Isherwood, trokken naar de vrijzinnige stad, die hen inspireerde en waar ruimte was om zichzelf te zijn. Isherwoods eerder genoemde boek over het swingende Berlijn zou de inspiratiebron worden voor de wereldberoemde Broadwaymusical Cabaret (1966), die gaat over het Berlijnse nachtleven tegen de achtergrond van de opkomst van het nazisme.

Naar verhouding besteedt de schrijver veel aandacht aan de Koude Oorlog, een periode die hij zelf actief meemaakte. Interessant is zijn hoofdstuk over CIA-man Bill Harvey die bouwde aan een tunnel onder Oost-Duitsland om daar telefoonverbindingen af te kunnen luisteren. Een persoonlijker verhaal is dat over David Bowie. MacLean kent hem uit de tijd dat de Britse popartiest, samen met filmicoon Marlene Dietrich (aan wie ook een hoofdstuk in het boek gewijd is), meespeelde in de speelfilm Just a Gigolo uit 1978, waaraan MacLean als productiemedewerker bijdroeg. De auteur beschrijft hoe de excentrieke Bowie in de periode dat hij in West-Berlijn verbleef van zijn drugsverslaving afkwam en hoe hij in de door de Muur in tweeën gedeelde stad inspiratie vond voor zijn volgens velen beste nummer, “Heroes” uit 1977.
Koude Oorlog
Heel diverse personen uit verschillende perioden uit de geschiedenis van Berlijn, van de vijftiende eeuw tot het heden, komen dus aan bod in het boek van Rory MacLean. Door het verhaal te vertellen van politici, kunstenaars, wetenschappers en gewone mensen ontstaat een zeer veelzijdig beeld van de historie van de Duitse hoofdstad. Daarbij zal het ene verhaal de lezer waarschijnlijk meer aanspreken dan het ander, afhankelijk van naar welke periode of onderwerp zijn of haar interesse uitgaat. Het lijkt erop dat MacLean zelf het meest gefascineerd is door de Koude Oorlog, aangezien die verhalen het meest meeslepend zijn geschreven. De Berlijnse geschiedenis van voor de negentiende eeuw komt er met slechts enkele hoofdstukken erg mager vanaf en ook hadden er over de Tweede Wereldoorlog spannendere verhalen geschreven kunnen worden dan over Joseph Goebbels, Leni Riefenstahl en Hitlers Germania, waarover al zo vaak gepubliceerd is.
