Rechtsvervolging en vlucht
‘Ik weet niet wat er gebeurde, ik was er niet bij.’
Dat was het antwoord van Kurt Kreschmer, Unterscharführer in de divisie Das Reich toen een Amerikaanse verhoorleider hem in maart 1945 vroeg naar de massamoorden en ander geweld in Zuid-Frankrijk. De omvang van de nazimisdaden maakte de gerechtelijke vervolging tot een gigantisch karwei.

‘Als ik een stad innam, riep ik degene bij me die de synagoge leidde en verzekerde hem dat hem en de andere Joden niets zou gebeuren. Ik schat dat ik duizenden Joodse levens heb gered door hun aan te raden zich te verstoppen in de Pripjat-moerassen,’
Zo verklaarde hij in 1946. Dat een van de hoogste bazen van de SS, die rechtstreeks verantwoordelijk was voor talloze misdaden en een sleutelrol speelde in de Holocaust aan het oostfront, met zo’n beeld van zichzelf kon wegkomen, zegt heel wat over het kennisniveau in de eerste naoorlogse jaren.
Niet alleen stonden de geallieerden voor een enorm onderzoek, ze werden bij het juridische naspel ook nog gehinderd door politieke, economische en militaire belangen, en dat leidde ertoe dat politiek-pragmatische overwegingen vaak zwaarder wogen dan zuiver juridische. Daarmee kan een groot deel van de rechtsvervolging van de daders als dubbel summier worden omschreven. Aan de ene kant omdat veel vonnissen werden uitgesproken op basis van beperkt onderzoek en beperkte bewijsvoering, die voor de individuele beschuldigde niet altijd voldeden aan de normen van de rechtstaat die we kennen van de democratische samenlevingen van vóór en vooral na de oorlog. Aan de andere kant omdat veel daders door gebrek aan financiële middelen of om politieke redenen helemaal niet werden vervolgd of uiterst milde straffen of amnestie kregen. Daar kwam bij dat in sommige zaken van vervolging werd afgezien omdat het Openbaar Ministerie van mening was dat er onvoldoende bewijs tegen concrete individuele daders was of dat het onmogelijk was om te bewijzen of een bepaalde eenheid betrokken was bij bepaalde gebeurtenissen of niet. In het prille bestaan van West-Duitsland gebeurde dit vaak op een manier die de indruk wekt dat er, als het niet per se hoefde, ook weinig wil aanwezig was om zelfs zware misdaden te onderzoeken en te vervolgen.
Het Tribunaal van Neurenberg


De Waffen-SS werd in het vonnis op dezelfde manier behandeld als andere SS-organisaties. Dat generaal Hausser en anderen in het getuigenbankje hadden geprobeerd de Waffen-SS te omschrijven als iets wat losstond van de SS en eigenlijk een vierde onderdeel van de strijdkrachten was, haalde niets uit. Als reden voor het oordeel over de Waffen-SS noemden de rechters onder meer dat de Verfügungstruppen waren ingezet bij de bezetting door de nazi’s van Sudetenland, Böhmen-Mähren en Memel. Behalve dat ze zo een instrument voor het buitenlands beleid van de nazi’s was geweest, speelde hier ook mee dat de Waffen-SS de Einsatzgruppen van manschappen had voorzien en dat SS-divisies verantwoordelijk waren voor
‘vele massamoorden en misdaden in de bezette gebieden, zoals de massamoorden in Oradour en Lidice.’
Verder vonden de rechters dat eenheden van de Waffen-SS direct betrokken waren geweest bij de executie van krijgsgevangenen, en ook was het belastend dat de bewakers van de concentratiekampen tot de Waffen-SS behoorden. Als bewijs dat de SS als geheel het karakter had van een organisatie die is opgericht met een misdadig doel en bevangen was van een door en door criminele geest citeerden de rechters een aantal toespraken van Himmler en anderen over de stemming in de SS. Zo werd benadrukt dat Rudolf Hess de Waffen-SS de geschiktste bezettingstroepen voor de nazi’s had genoemd, omdat ze ten aanzien van rassen- en nationaliteitenkwesties zo verregaand ideologisch geïndoctrineerd waren.

Mensen die de SS voor 1 september 1939 hadden verlaten of die onder dwang waren gerekruteerd en zich niet aan concrete misdaden schuldig hadden gemaakt, werden echter niet geregistreerd als leden van een criminele organisatie, en voor hen gold het vonnis dus niet. Voor alle overige leden, die dus niet onder deze uitzonderingscategorieën vielen, bepaalde het tribunaal dat officieren vanaf Sturmbannführer konden worden veroordeeld tot maximaal tien jaar gevangenisstraf, en officieren en onderofficieren onder die rang tot maximaal vijf jaar. De eventuele straf voor gewone soldaten voor het lidmaatschap van de SS werd in het vonnis niet genoemd. Na dit vonnis werden de Waffen-SS-gevangenen – voor zover dat nog niet was gebeurd – overgeplaatst van de gewone kampen naar Civil Internment Camps, waar ze samen met leden van de andere door het tribunaal crimineel verklaarde organisaties zaten. Ze hadden nu niet meer de status van krijgsgevangenen, maar werden beschouwd als burgergevangenen die in afwachting waren van een individueel vonnis.
Na het internationale tribunaal voerden de Amerikaanse bezetters in Zuid-Duitsland nog twaalf rechtszaken in Neurenberg. Deze betroffen verschillende onderdelen van het machtsapparaat van het Derde Rijk, concrete daders en de oorlogsindustrie. Bij deze zaken werden in totaal 185 individuele personen aangeklaagd, van wie er vier zelfmoord pleegden, vier te ziek waren voor een rechtszaak, vijfendertig werden vrijgesproken, vierentwintig ter dood werden veroordeeld, twintig werden veroordeeld tot levenslange gevangenisstraf en achtennegentig tot gevangenisstraffen van achttien maanden tot twintig jaar. Terwijl er bij het hoofdproces geen leden van de dagelijkse leiding of de top van de SS werden veroordeeld, stonden er in deze vervolgzaken wel SS’ers in de beklaagdenbank, van wie er verschillende bij eenheden van de Waffen-SS gediend, onder andere in een zaak tegen de beruchte SS-Einsatzgruppen, een zaak tegen vertegenwoordigers van het SS Rasse- und Siedlungshauptamt en in een zaak over het beheer van de concentratiekampen. Er werden diverse doodvonnissen uitgesproken.

Onderzoek en vonnissen in de Sovjet-Unie
In de Sovjet-Unie kwam de SS al snel in de belangstelling te staan als een van de belangrijkste uitvoerders van de nazimisdaden. De afrekening met de Duitsers die verantwoordelijk waren voor de vele misdaden daar was al in de oorlog begonnen. Al in de eerste jaren van de oorlog lieten Russische militaire tribunalen mensen executeren van wie ze meenden dat het oorlogsmisdadigers waren, maar vooral na de Verklaring van Moskou in oktober 1943, waarbij de geallieerden afspraken dat oorlogsmisdadigers zouden worden bestraft in het land waar ze hun wandaden hadden begaan, kwam het tot openbare rechtszaken tegen Duitse oorlogsmisdadigers.
In december 1943 werden drie Duitse krijgsgevangenen en een lokale collaborateur in een publieke rechtszaak in de Oekraïense stad Charkov ter dood veroordeeld. De aanklager noemde daarbij de divisies Leibstandarte en Totenkopf als eenheden die samen met een aantal met name genoemde politie-eenheden en het SD Sonderkommando Charkov in het bijzonder schuldig hadden gemaakt aan de grootschalige misdaden in deze stad. Kort daarna, in januari 1944, kregen de regionale afdelingen van de NKVD bevel de opsporing van oorlogsmisdadigers in de krijgsgevangenenkampen te intensiveren, en als vanzelfsprekende verdachten werden vooral mensen aangewezen die hadden gediend bij de SS, de SA, bewakings- en strafeenheden, politie-eenheden, de Gestapo en krijgsgevangenenkampen. Toen in augustus van dat jaar speciale kampen met zeer streng regime werden opgericht voor oorlogsmisdadigers en actieve fascisten, moesten SS’ers daar samen met leden van Sonderkommando’s, de Geheime Feltpolizei, de Gestapo en een aantal andere groepen naartoe.

Een verdenking staven met bewijzen kon echter lastig zijn, en het Russische onderzoek werd door allerlei omstandigheden bemoeilijkt. Zo maakte men bij het onderzoek zelden duidelijk onderscheid tussen de verschillende onderdelen van de Duitse bezettingsmacht, en werden Waffen-SS, Gestapo en Sonderkommando’s vaak bijna als synoniem gebruikt. Niet zelden was het materiaal zo onnauwkeurig dat het refereerde aan niet-bestaande Waffen-SS-eenheden. Een Duitse gevangene klaagde bijvoorbeeld de 134e SS-divisie aan wegens het doodschieten van burgers in een dorp bij Kiev als wraak voor een aanval door partizanen – maar zo’n eenheid is er nooit geweest.
De Sovjetautoriteiten hielden lijsten bij van zowel individuele personen als eenheden die werden beschuldigd van oorlogsmisdaden, en in sommige gevallen ging het daarbij om mannen van de Waffen-SS. In september 1946 werd de krijgsgevangenenkampen meegedeeld dat ze moesten zoeken naar leden van Totenkopf, omdat die divisie ‘zeer actief aan misdaden had meegewerkt’ en was opgevallen door bijzondere wreedheid. In april 1948 werd onder andere deze eenheid opnieuw aangewezen omdat ze zich collectief had schuldig gemaakt aan oorlogsmisdaden. Behalve Totenkopf, waarvan 137 krijgsgevangenen waren geïdentificeerd, werden in dit schrijven ook andere SS-eenheden genoemd: Florian Geyer, met 114 krijgsgevangenen, en Leibstandarte, met achtentwintig krijgsgevangenen.

Boek: De Waffen SS. Het Europese leger van de nazi’s