Amerikaanse straaljager zaaide in 1957 dood en verderf in Nederlandse kazerne

De dood stortte neer in Bussum
13 minuten leestijd
De Kolonel Palmkazerne na de crash.
De Kolonel Palmkazerne na de crash. (CC0 - Joop van Bilsen / Anefo - wiki)
Vier man sterk marcheerde de aflossing van de wacht over het kazerneterrein. Toen viel de straaljager. VIER JONGE LEVENS WAREN WEGGERUKT.
In zijn kamer in gebouw E van de Kolonel van der Palmkazerne in Bussum deed wachtmeester G.J Eenkhoorn (20) uit Kampen een dutje na het middagmaal. Hij heeft niet geweten hoe de rechtervleugel van de onbemand neersuizende straaljager de muur van zijn slaapkamer wegveegde. In de houding waarin de wachtmeester sluimerde werd hij later geborgen door een opruimploeg van de Mobiele Colonnes. HIJ WAS DE VIJFDE DODE. Op de kast naast zijn bed bleef de stapel uitrustingsstukken met een helm er bovenop keurig netjes en onbeschadigd staan.

Zo opende het dagblad De Telegraaf de editie van 15 november 1957. Op 14 november 1957 stortte een onbemande brandende Amerikaanse straaljager van de vliegbasis Soesterberg neer op de Kolonel Palmkazerne in Bussum. Hierbij vielen zes doden en veertien gewonden. De vlieger had een opmerkelijke reputatie. In dit artikel een terugblik.

Vliegbasis Soesterberg

Na de Tweede Wereldoorlog volgde de Koude Oorlog. Het was een periode waarin weliswaar geen grote oorlogen in de wereld werden uitgevochten, maar waarin wel op grote schaal werd bewapend. Vooral Europa werd beschouwd als een toekomstig slagveld tussen de legers van de NAVO en het Warschaupact. Op grote schaal werden militairen van de Nederlandse landmacht gestationeerd in West-Duitsland, om met hun tanks op de Noord-Duitse laagvlakte de eerste klappen op te vangen. Nederlandse luchtmachtmilitairen vormden met hun raketten dichtbij de Oost-Duitse grens een verdedigingslinie tegen Russische en Oost-Duitse luchtaanvallen.

Van Amerikaanse zijde werden honderdduizenden militairen van landmacht, luchtmacht en marine in West-Europa gestationeerd. Europa werd het grootste wapenplatform van de wereld.

Zo werden ook in Nederland Amerikaanse militaire eenheden geplaatst, onder andere op de vliegbasis Soesterberg, gelegen tussen Utrecht en Amersfoort. Het vliegveld was de bakermat van de Nederlandse luchtvaart, daar waar het voor Nederland begon. Op Soesterberg maakte de Luchtvaartafdeleing (LVA) van het Nederlandse leger haar eerste vluchten.

Begin jaren vijftig was de NAVO, opgericht 3 april 1949, nog aan het groeien. In de wereld bestonden spanningshaarden en daarom werd besloten om de luchtverdediging van Centraal West-Europa te versterken. Een Amerikaans squadron, het 32nd Fighter Squadron dat was gestationeerd in Engeland, werd verplaatst naar vliegbasis Soesterberg.

Aanvankelijk werd met de F-86F Sabre gevlogen, een toestel dat slechts overdag bij operaties kon worden ingezet. Korte tijd later werd dit toestel vervangen door de F-100C Super Sabre, een toestel dat voor meerdere taken kon worden ingezet.

Vier F-100C Super Sabres
Vier F-100C Super Sabres in formatievlucht. Dit straaljagertype van de Amerikaanse luchtmacht werd vanaf de jaren 1950 ingezet tijdens de Koude Oorlog en de Vietnamoorlog.

De noodlottige vlucht

Een van de jachtvliegers van het 32nd Squadron was eerste luitenant Rezk Moses Mohamed, een in 1932 in de staat New York geboren Amerikaan met een Egyptische vader en Belgische moeder.

Vroeg in de middag van 14 november 1957 vertrok een formatie van drie F-100C-Super Sabres van het 32nd Squadron, onder leiding van Mohamed, vanaf vliegbasis Soesterberg voor een trainingsvlucht. De North American F-100 Super Sabre was een Amerikaans supersonisch straalvliegtuig dat van 1954 tot 1971 bij de United States Air Force (USAF) diende en tot 1979 bij de Air National Guard (ANG). Het was de eerste USAF-jager die in staat was om de supersonische snelheid te bereiken in horizontale vlucht. De Super Sabre vestigde op 29 oktober 1953 een wereldrecord toen het een snelheid van 1217 km/h haalde. Vooral in de beginjaren waren er met dit type nogal wat ongelukken gebeurd, maar ontwerpers hadden de configuratie aangepast.

Toen Mohamed zich op circa 400 meter hoogte bevond zag hij rook uit de cockpit binnen komen en nam daarop contact op met de verkeersleiding van vliegbasis Soesterberg, met het verzoek om te landen. De rook en het vuur waren echter zo ernstig dat deze hem het zicht ontnamen. Hij trok het landingsgestel in en wilde hoogte winnen en richting IJsselmeer vliegen. Boven Hilversum maakte Mohamed gebruik van zijn schietstoel; hij was ervan overtuigd dat zijn vliegtuig in het IJsselmeer zou neerstorten. Wel vroeg hij zich af waar zijn schietstoel zou terechtkomen. Deze landde uiteindelijk in de Coehoornstraat in Hilversum en bleef hangen aan het dak van het huis van de familie Edelstein. Mevrouw Edelstein verklaarde tegenover een verslaggever van het De Telegraaf van 15 november 1957:

Wat ben ik geschrokken. Met een ontzaglijke klap viel er iets op het dak van mijn huis. Het stuk ijzer boorde zich door het dak. Aan de dakgoot bij de keuken bleef een soort fauteuil hangen. Toen ik van de schrik bekomen was heeft men mij verteld dat het een schietstoel was.

Mohamed kwam terecht op het dak van een bejaardentehuis genaamd Villa Clara aan de Boslaan en verwondde daarbij zijn enkel. Het eerste wat hij deed was zijn vrouw bellen en daarna zijn commandant.

Het toestel was inmiddels onbemand en maakte een spookvlucht die niet in het IJsselmeer eindigde. Het toestel dook naar beneden en stortte om 13.11 uur neer op het terrein van de Kolonel Palmkazerne in Bussum. Het was het tijdstip waarop de klok van een getroffen gebouw bleef stilstaan.

Op deze foto is te zien hoe een hoek van een van de kazernegebouwen is weggeslagen.
Op deze foto is te zien hoe een hoek van een van de kazernegebouwen is weggeslagen. (CC0 – Joop van Bilsen / Anefo – Nationaal Archief)
Juist op dat moment had net de wisseling van de wacht plaatsgevonden en liepen vier dienstplichtige soldaten tussen twee barakken door. In beide gebouwen bevonden zich honderd soldaten die wachtten op het begin van hun dienst. Precies op die plek tussen de gebouwen stortte de F-100C Super Sabre neer, waarbij alle vier militairen omkwamen. Een vleugel raakte los en raakte een ander gebouw, waarin een jonge wachtmeester omkwam. De inslag liet een grote krater achter en de vliegtuigbrandstof verspreidde zich, waardoor de barakken in brand vlogen. Overal op de kazerne lag brandend puin. De brandweer had een paar uur nodig om de brand te blussen. Twee gebouwen waren ernstig beschadigd. Ambulances reden af en aan naar het kamp. Leden van de Mobiele Colonnes1 waren toevallig op tweehonderd meter afstand net bezig met hun laatste oefening en stonden klaar voor een demonstratie om 13.30 uur voor de pers in het blussen van branden, het verplegen en het redden van slachtoffers. Ze waren snel op de plaats van de ramp.

Soldaten renden uit gebouwen en hielpen de gewonden, waarvan er een zwaargewond was. Kort na het ongeval werd geïnventariseerd of er nog mensen vermist werden. De balans werd op gemaakt: 5 doden en 15 gewonden en enorme materiële schade. De doden waren:

  • wachtmeester G. J. Eenkhoorn uit Kampen, 21 jaar
  • soldaat eerste klasse P. C. Voshol uit Rotterdam, 21 jaar
  • soldaat J. A. Daalhuizen uit Odijk, 20 jaar
  • soldaat J. de Bruin uit Rotterdam, 20 jaar
  • soldaat J. van Doesburg uit Waardenburg, 19 jaar

Allen waren danig verminkt en gedeeltelijk verkoold. De eenentwintigjarige dienstplichtige wachtmeesters J.D.F. van Helde uit Enschede en H. Ekhart uit Amsterdam raakten zwaar gewond. Van Helde overleed vier maanden later.

Een vrachtwagenchauffeur die met zijn vrachtwagen vlak bij de inslag reed, rende verblind en met verbrande haren zijn wagen uit naar de soldatenkantine, waar hij in shock riep dat hij een aanrijding had gehad, maar niet wist waarmee. Zijn vrachtwagen stond met de voorwielen in de krater – hij had nog helemaal niet door wat er was gebeurd.

Een van de medewerkers op de kazerne was de heer G. Schouten, de schoonvader van Rezk Mohamed. Hij hoorde en voelde de klap en ging snel naar de plek van het ongeval. Hij herkende de stukken van een Super Sabre. Hij wist dat zijn schoonzoon die middag een oefenmissie zou maken en belde zijn dochter. Zij had net telefonisch vernomen dat haar man in veiligheid was. Zo wist hij ook dat zijn schoonzoon ongedeerd was.

De vliegramp Bussum, met de vrachtwagen in de krater
De vliegramp Bussum, met de vrachtwagen in de krater (CC0 – Joop van Bilsen / Anefo – Nationaal Archief)

De Amerikaanse commandant van het 32nd squadron, kolonel West, spoedde zich ook naar de kazerne om hulp te bieden. West:

Onze luchtmacht, overal ter wereld, houdt zijn vliegers altijd voor ogen te zorgen dat een vallende straaljager geen huizen kan raken. En nu juist dit.

De Amerikaanse ambassadeur Philip Young kwam samen met de Nederlandse minister van Defensie Ir. C. Staf ook naar de rampplek. Als persoonlijk vertegenwoordiger van president Eisenhower in Nederland betuigde hij zijn medeleven met de familie van de omgekomenen en gewonden. Met nadruk verklaarde de ambassadeur dat er een diepgaand onderzoek zou worden ingesteld.

Verbazing en verwarring in luchtmachtkringen

De Super Sabre van Mohamed had om circa 12.45 uur aan de verkeersleiding gemeld dat er rookontwikkeling was. Luchtmacht-militairen verklaarden dat hij drie keer laag boven de baan langs de verkeerstoren had gevlogen, met het verzoek om met verrekijkers te zien of er rook uit het vliegtuig kwam.

“Het is onbegrijpelijk, dat de vlieger die ruime spanne tijds niet heeft benut om zijn vliegtuig aan de grond te zetten”, zo verklaarden militairen van de vliegbasis in De Telegraaf, die ooggetuigen waren geweest van drie lage vluchten van Mohamed. De kritiek in de krant ging verder: “Nog onbegrijpelijker is het, dat de vlieger, toen hij eenmaal het kennelijke voornemen had om uit zijn toestel te springen en weer naar grotere hoogte klom, niet heeft gewacht tot hij boven het IJsselmeer was” aldus Nederlandse luchtmachtkringen in De Telegraaf. “Het moest uitgesloten worden geacht dat de vlieger het verschil tussen land en water niet zou hebben opgemerkt en de afstand tussen de vliegbasis Soesterberg en het IJsselmeer is maar enkele minuten vliegen”, zo zeiden stemmen uit de luchtmacht.

De Nederlandse Bevelhebber der Luchtstrijdkrachten, luitenant-generaal Schaper, deelde in een verklaring mee:

…dat luitenant Mohamed onmiddellijk na de start rookontwikkeling in de cockpit had gekregen, ten gevolge waarvan zijn uitzicht dusdanig werd belemmerd, dat zijn instrumentenbord nog slechts zeer moeilijk was waar te nemen. Hij heeft enige malen getracht te landen, hetgeen ten gevolge van de sterke rookontwikkeling in de cockpit mislukte. Door gebruik te maken van zijn zuurstofapparaat, ondervond de vlieger geen moeilijkheden met zijn ademhaling. Vermoedelijk is de toevoerslang van de zuurstof doorgesmeuld, want plotseling werd de ademhaling bemoeilijkt. De vlieger heeft daarna de stuurhutkap afgegooid om lucht te krijgen. Toen echter het smeulende vuur gevoed werd door instromende lucht werd de brand aangewakkerd waardoor het voor de vlieger onmogelijk werd nog langer in de brandende cockpit te blijven, zodat hij onmiddellijk het vliegtuig heeft moeten verlaten met het bekende noodlottige gevolg.
De Amerikaanse ambassadeur Philip Young met officieren op de rampplek
De Amerikaanse ambassadeur Philip Young met officieren op de rampplek (CC0 – Joop van Bilsen / Anefo – Nationaal Archief)

Krantencommentaren

Een enigszins cynisch commentaar had het communistische en anti-NAVO dagblad De Waarheid van vrijdag 15 november 1957, onder de kop:

Amerikanen zullen ramp “onderzoeken” Heeft Nederland daar nog wat bij te vertellen?

‘De Waarheid’ over de vliegramp, 15 november 1957 (Delpher)
Het blad vervolgde:

De luitenant scheen zelf weinig geschokt door dit ongeluk. “Morgen vlieg ik weer” verklaarde hij. En zijn 18-jarige Nederlandse vrouw voegde eraan toe dat hij een echte snelheidsduivel is. Maandag krijgt hij een speciaal gebouwde witte BMW-auto van 34.000 gulden waarmee hij 250 kilometer per uur kan rijden.

Het dagblad had ook commentaar op minister-president Drees die verklaarde “dat het ongeluk hem zeer had getroffen, omdat in het algemeen dit zich kan herhalen en nog meer slachtoffers kan eisen….” De Waarheid vervolgde haar commentaar met:

Dit gevaar zit er vooral in, wanneer men aan mensen die door hun familieleden als “ snelheidsduivels” worden afgeschilderd, toestaat boven ons land rond te razen zonder enige controle of zeggenschap van Nederlandse zijde. Van zulke brokkenpiloten kan men niet verwachten dat zij rekening houden met het feit, dat ons landje het dichtstbevolkte ter wereld is waarboven geen enkel risico genomen kan en mag worden.

Maar de Luchtmachtvoorlichtingsdienst kon vanmorgen het ANP reeds mededelen dat het nemen van disciplinaire maatregelen tegen luitenant Mohamed niet wordt overwogen en dat men evenmin van plan is om hem een vliegverbod op te leggen of over te plaatsen. Het “onderzoek” van de Amerikaanse commissie moest toen nog beginnen…

Ook het Algemeen Dagblad van 15 november 1957 vroeg zich in een hoofdredactioneel commentaar af of de verzekeringspremie voor onze veiligheid niet te duur wordt en of ons kleine land wel geschikt is voor zoveel bedrijvigheid in de lucht. Het dagblad was van mening dat ons land in tijden van nood verdedigd moet worden en dat straaljagerpiloten ook van dit land paraat zijn. Maar, vroeg de krant zich af…

…is het beslist en onvermijdelijke noodzaak dat de oefeningen op zo grote schaal als thans geschiedt, altijd boven ons overbevolkte land worden gehouden? Met de verschrikkelijke risico’s waarvan het bestaan helaas gisteren weer zo huiveringwekkend duidelijk is bewezen?

Voorpagina van De Telegraaf van 15 november 1957
Voorpagina van De Telegraaf van 15 november 1957 (Delpher)

Crashes van Mohamed

Mohamed zelf was vrijwel ongedeerd en bracht het er voor de derde keer levend van af. Op 1 oktober 1956 was hij voor de eerste keer aan groot gevaar ontkomen. Boven Breda vloog zijn Super Sabre in brand en hij moest zich met zijn schietstoel redden, het vliegtuig explodeerde en kwam neer in het Wilhelminakanaal bij Oosterhout, op vijfenzeventig meter van een ambachtsschool waar zo’n driehonderd leerlingen op dat moment onderwijs volgden. Mohamed kwam met zijn parachute neer in een boom in de buurt van Dongen.

De tweede crash en ontsnapping aan de dood was op 18 oktober 1957. Mohamed was net teruggekeerd van zijn huwelijksreis met zijn achttien- of negentienjarige Nederlandse echtgenote Willy Schouten, toen zijn toestel boven Friesland een technische storing kreeg. Hij bleef zo lang mogelijk vliegen om te voorkomen dat het toestel op het land viel, maar in het IJsselmeer terecht kwam. Hij maakte gebruik van de schietstoel en ook dit keer bleef hij ongedeerd.

Dagblad Het Vrije Volk vroeg zich in haar editie van 15 november 1957 af:

Hoe komt het dat juist deze piloot driemaal zijn toestel had moeten verlaten, hoe was het mogelijk dat drie van de vier Amerikaanse Super Sabres die de laatste anderhalf jaar neerstortten juist door hem werden bestuurd.

Een team onder leiding van de Amerikaanse generaal J.E. Roberts, die direct van de Amerikaanse luchtmachtbasis Ramstein in Duitsland, naar Soesterberg was gevlogen, onderzocht de oorzaak van de crash, maar kon de exacte oorzaak niet vaststellen. Ze betrokken daarbij ook de vorige incidenten waarbij Mohamed was betrokken. De Amerikaanse autoriteiten hielden het op pech en puur toeval. Het onderzoeksrapport dat uitsluitend door Amerikanen werd uitgevoerd, is voor zover bekend (nog?) niet openbaar.

De Nederlandse vlag halfstok op de rampplek
De Nederlandse vlag halfstok op de rampplek (CC0 – Joop van Bilsen / Anefo – Nationaal Archief)

Een Nederlands noodsignaal

Een bijzondere actie waarbij Mohamed nauw was betrokken, vond plaats op 9 januari 1958. Volgens de Super Sabre Society, de vereniging van oud-Super Sabre vliegers, werd Mohamed na het derde schietstoelincident als instructeur op de Lockheed T-33 (T-Bird), overgeplaatst naar vliegbasis Bitburg (Eifel), Duitsland.

De luchtverkeersleiding van deze basis ontving een noodsignaal van een Nederlandse straaljager, een Lockheed T-33 trainingstoestel, bemand door de tweede luitenant Jack Soffers als 1e vlieger en sergeant Albert Kloeze als 2e vlieger/leerling. Soffers meldde dat zij in slecht weer zaten en waren verdwaald met nog een beetje brandstof in de tanks. Zij maakten reeds aanstalten om hun toestel te verlaten, toen luitenant Mohamed zich meldde. Hij vloog in het slechte weer in de buurt.

In een gezamenlijke actie van vlieger, verkeers- en gevechtsleiding zocht Mohamed het Nederlandse toestel en maakte contact met Soffers. De Nederlandse T-33 beschikte nog slechts over een minimale hoeveelheid brandstof toen Mohamed de Nederlanders in het vizier kreeg. Hij riep hen op hem in het slechte weer te volgen door dicht achter hem te blijven. Op circa zes kilometer van de vliegbasis Bitburg vond Mohamed een gat in het wolkendek en bracht Soffers en Kloeze veilig naar het vliegveld. Bij het landen kwam de T-33 naast de baan tot stilstand. De vliegers stapten ongedeerd uit. Koningin Juliana prees luitenant Mohamed in een dankwoord.

Polygoon-journaal over de crash:

Een in memoriam

Luitenant-kolonel Mohamed stierf op 30 juli 2010 op de leeftijd van achtenzeventig jaar in Las Vegas. De Las Vegas Review-Journal en de Super Sabre Society, plaatsten na het overlijden van Mohamed een “In Memoriam” op hun website:

Bekend bij vrienden en familieleden als “Col Mo” of gewoon “Mo”, ontving hij talloze onderscheidingen en prijzen tijdens zijn 23 jaar durende dienst bij de Amerikaanse luchtmacht.

Na het derde schietstoelincident werd Mo overgeplaatst naar de vliegbasis Bitburg (Eifel), Duitsland, waar hij collega-vliegers leerde om instrumenten te besturen in de T-33. Enkele maanden later, terwijl Mo in slecht weer vloog, kwam er een noodoproep van een Nederlandse piloot die gered moest worden. (Lovende woorden volgen, AV) (…)

Hij vloog meer dan 100 missies met de F-105 Thunderchief jachtbommenwerper boven Noord-Vietnam tijdens de Vietnamoorlog (1955-1975). Hij maakte ook vier gevechtssprongen in Vietnam met de U.S. Army Special Forces en Vietnamese Rangers. In 2001 werd hij opgenomen in de Nevada Aerospace Hall of Fame voor zijn werk met Civil Air Patrol. (…)

Mo’s vliegcarrière eindigde niet bij de luchtmacht. Hij vloog als burger verder bij diverse organisaties. Van de Civil Air Patrol ontving hij opnieuw een veelvoud aan onderscheidingen, decoraties en aanbevelingsbrieven. Hij vloog talloze zoek- en reddingsmissies. (…..) Hij vloog ook antidrugs- en grenspatrouillemissies langs de grens tussen Arizona en Mexico. (…)

Na zijn militaire dienst werkte hij ook voor Lockheed. Hij was erg actief bij de Boy Scouts of America en ontving de Silver Beaver Award. Hij haalde meer dan een miljoen dollar op voor het Leger des Heils in de Las Vegas Fund Drive. Hij behaalde een bachelor of (militaire) science aan de University of Maryland. Iedereen vond het fijn om bij “Mo” te zijn. Hij had het talent om ons allemaal een goed humeur te bezorgen. Hoewel hij de laatste achtenveertig jaar in Las Vegas woonde en ervan genoot, bleef hij altijd een echte New Yorker, hij hield van zijn Empire State en natuurlijk zijn New York Yankees. We zullen hem enorm missen. (…)

Velen zullen hem altijd zien en herinneren als ze opkijken naar een vliegtuig dat overvliegt.

Grote en terechte complimenten voor deze vlieger in het gedenkschrift. Alle lof verdiende hij voor de redding van Soffers en Kloeze, maar een enkel woord over de ramp en de ongelukkigen van Bussum ontbrak.

Nederlandse nabestaanden en andere betrokkenen hebben in 2007, vijftig jaar na dato, geprobeerd met Mohamed in contact te komen. Hij reageerde niet.

Bronnen

Noot

1 – Het Korps Mobiele Colonnes was een onderdeel van het Nederlandse leger dat van 1955 tot eind 1992 heeft bestaan. Het was gericht op rampenbestrijding, in het bijzonder in tijden van oorlog

Bronnen

– Bouma, H. Vliegramp in Bussum. In: Oneindig Noord-Holland, (onh.nl), 9 november 2016.
– Vliegramp in Bussum. In: nl.wikipedia.org.
– Ruijzendaal, J.M. Een vliegramp in Bussum. In: database.historischekringbussum.nl
– Straaljager stort neer in Bussum. Polygoonfilm over de vliegtuigcrash van 1957. In: anderetijden.nl, 14 november 2007.
– Dekkers, P. 32 Squadron Soesterberg, The Queen’s Own. In: nederlandseofficierenvereniging.nl
– Van Beveren, A. Achter de Wacht. In: Defensiekrant 04, 22 februari 2019.
– Van Elzakker, J. Jack Soffers geboren en getogen in de achtertuin van het vliegveld, gered door een roemruchte brokkenpiloot. In: Kroniek van Heemkundekring Het Zuidkwartier (hkk-zuidkwartier.nl), 2020-1.
– Kraan, R. Triple Dutch….crash. In Flightgear (flightgear.dk)
– Warnaar, M. Mario’s Tale. In: The Intake, Journal of the Super Sabre Society, Summer 2011, vol. 1, Issue 16. (supersabresociety.com)
– De Telegraaf, 15 november 1957 (via Delpher).
– Het Vrije Volk, 15 november 1957 (via Delpher)
– De Waarheid, 15 november 1957 (via Delpher)
– Algemeen Dagblad, 15 november 1957 (via Delpher)
– Rezk M. Mohammed, II. In Memoriam. In: supersabresociety.com)

Albert J. Vinke is luitenant-kolonel b.d. van de Koninklijke Luchtmacht. Hij heeft meerde functies in binnen- en buitenland bekleed, onder andere als militair waarnemer van de UNO in Libanon, Syrië en Israël en op de USAF Airbase Ramstein. Hij studeerde geschiedenis aan de Noordelijke Leergangen en aan de Rijksuniversiteit Groningen.

Reageer

Abonneer
Stuur mij een e-mail bij
guest
2000
0 Reacties
Oudste
Nieuwste Meest gestemd
Inline feedbacks
Bekijk alle reacties

Gratis geschiedenismagazine

Ontvang, net als ruim 55.000 anderen, iedere week de gratis nieuwsbrief van Historiek:
0
Reageren?x
×