Kennis over historische kostuums
Schilderijen
Hoe komen we aan kennis over historische kostuums? We kunnen kijken hoe mensen zijn afgebeeld op schilderijen. Hierbij is het wel belangrijk om te bedenken dat het vaak de rijken waren die zich op z’n mooist lieten afbeelden. Dit was zeker bij portretten het geval. Heeft de schilder echt bestaande kleding geschilderd of heeft hij er z’n fantasie op losgelaten? Schilderijen met een klassiek of godsdienstig onderwerp geven soms geen correcte weergave van wat men vroeger droeg. Bijbelse voorstellingen bijvoorbeeld bevatten exotische, gefantaseerde kostuums om aan te geven dat de scène zich afspeelde in een ver land. En klassieke en mythologische voorstellingen bevatten naaktheid en los fladderende stoffen. Toch werden op bijbelse afbeeldingen soms ook juist gewone mensen afgebeeld in hun dagelijkse kleding. Is er een jong iemand afgebeeld of een oud persoon? Vaak zien we bij geschilderde oudere mensen, dat ze, net als nu, niet de laatste mode dragen, maar kleding van een aantal decennia terug. Uit welk milieu kwam de schilder zelf en welke invloed had dat op de artistieke elementen in het schilderij? En wat was het doel van het schilderij? Was het moraliserend of vermakelijk bedoeld?
Boeren afgebeeld
Op zeventiende-eeuwse schilderijen werd de draak gestoken met plattelanders. Boeren werden lomp, dik, niet modieus afgebeeld en werden vaak voor gek gezet. Ter wille van een grappig effect werden eenvoud en ouderwetsheid van hun kleding overdreven. Typisch zijn talrijke afgebeelde boeren en boerinnen met opengesperde mond en kleding die te strak zit bij de buik en billen (vooral bij mannen goed te zien). Dit type schilderij was erg populair in zeventiende-eeuws Holland, vooral bij de gegoede klassen. Schrijver Karel van Mander noteerde in 1614 in zijn Schilder-Boeck dat de schilderijen Boerenkermis en Boerenbruiloft, beide van Pieter Bruegel de Oude, in de woning van de Amsterdamse welgestelde heer Willem Jacobszoon hingen.
In de achttiende eeuw werd het simpele buitenleven op het platteland geromantiseerd. Schilderijen tonen idyllische plaatjes van het buitenleven met vrolijke herderinnetjes. Een extreem voorbeeld was de ‘Hameau de la Reine’, een imitatiedorpje dat koningin Marie Antoinette rond 1785 liet bouwen in de tuinen bij Versailles. Daar ‘speelde’ de koningin met haar hofhouding ‘boerinnetje’. In de negentiende eeuw zien we juist dat het harde bestaan van de boeren wordt afgebeeld. Schilders gingen voor het eerst naar buiten met hun schildersspullen, in plaats van te werken met composities in het atelier. In de open lucht schilderden ze ‘naar het leven’ en beeldden ze bijvoorbeeld boeren af die aan het werk waren bij zaaien en oogsten. Ook was dit een tijd waarin schilders het soms arme plattelandsbestaan uitbeeldden met alle rauwe kanten van het leven.
Genreschilderijen
Er zijn meer schilderijen te vinden met stereotype figuren en overdreven situaties, denk bijvoorbeeld aan afbeeldingen met herbergen, kroegen en bordelen. Deze ‘genreschilderijen’ tonen mensen tijdens hun dagelijkse leven, maar dan wel met overdrijving van volkse figuren zoals de dronkaard en de prostituee. De gegoede burgerij kon zich vermaken met de ondeugden van het lagere volk en zich hierboven verheven voelen. Dit type schilderijen was vooral populair in de zestiende en zeventiende eeuw. Zelfs als er waarheidsgetrouwe kostuums zijn geschilderd, dan moet nog rekening gehouden worden met de artistieke vrijheid van de schilder.
Deze voorstellingen wekken de schijn alsof ze zo uit het dagelijks leven zijn vastgelegd, maar ze zijn bewust in het atelier gecomponeerd. Naast de stereotype figuren en spotten met de figuur van de boer, zit er ook veel symboliek in de geschilderde objecten en enscenering. Dit was voor een zeventiende-eeuwer veel duidelijker dan voor ons nu, omdat we vaak niet meer precies weten hoe het dagelijks leven er uitzag.
De schilders uit de zeventiende eeuw probeerden wel ‘naar het leven’ te schilderen. In 1678 schreef Samuel van Hoogstraeten:
“…een volmaakt schilderij is als een spiegel van de natuur, die de dingen, die niet en zijn, doet schijnen te zijn, en op een geoorloofde vermakelijke en prijslijke wijze bedriegt.”
Schilderijen als de zogenoemde ‘vanitas-stillevens’ herinnerden de opdrachtgever aan de vergankelijkheid van het leven. Een portret van iemand met een schedel op tafel bijvoorbeeld werd ook gecomponeerd in het atelier, maar toonde meestal wel de rijke koper in zijn beste kleding.
Portrettekeningen
Verschillende schilders, tekenaars en graveurs hebben portretten gemaakt die naar het leven getekend zijn. Dat wil zeggen dat het (meestal) waarheidsgetrouwe tekeningen zijn, een goede bron voor kostuum-informatie. Hans Holbein de Jonge uit Augsburg, Duitsland, was bijvoorbeeld een kunstschilder die vooral beroemd werd om zijn portretten. Hij maakte ook etsen, gravures en boekillustraties. Door de Reformatie kreeg hij minder opdrachten van de rooms-katholieke kerk in Duitsland.
Holbein reisde door Frankrijk en Italië en kwam uiteindelijk via Antwerpen in Londen terecht waar hij als hofschilder aan het werk ging voor Hendrik VIII. Hij schilderde uiteraard de koning, vele rijke hovelingen, maar ook de koninginnen Jane Seymour en Anna van Kleef. Holbein schilderde zeer realistisch en daardoor geven zijn schilderijen en tekeningen een mooi beeld van wat er in zijn tijd gedragen werd. Er is zelfs een borduursteek naar hem vernoemd!
Boek: Beleef Het Verleden – Een blik op vrouwenkleding in Holland van de 16de tot en met de 19de eeuw