Hoe de Kever zijn naam kreeg
Op Hemelvaartsdag, 26 mei 1938, legde Adolf Hitler in Fallersleben de eerste steen voor de bouw van de Volkswagenfabriek. In zijn toespraak zei hij dat de Volkswagen was geschapen voor de brede massa, die zich geen andere auto kon veroorloven, om tegemoet te komen aan haar mobiliteitsbehoefte en haar ‘vreugde’ te geven. ‘Ik geloof, dat deze wagen daarom ook maar een enkele naam kan krijgen, die ik hem vandaag al geven wil,’ zei Hitler. De auto moest volgens hem de naam van de organisatie dragen…
‘…die zich er het meeste mee bemoeit, de breedste massa van ons volk met vreugde en daarmee met kracht te vervullen: hij zal “KdF-Wagen” heten!’
In oktober 1934 werd ‘Volkswagen’ door het Reichsverband der Automobilindustrie (RDA) als merknaam geregistreerd bij het patentbureau in Berlijn. Daarmee werd niet een unieke merknaam vastgelegd, maar door de nazi’s afgedwongen dat andere fabrikanten deze populaire term niet meer zouden gebruiken in hun reclame-uitingen. Volkswagen betekent immers niets meer dan een wagen voor het volk en werd door diverse autofabrikanten, waaronder Standard maar ook Ford, in hun brochures gebruikt. De term werd zowel in Nederland als in Duitsland zelfs al lange tijd voor de opkomst van de auto gebruikt voor rijtuigen en koetsen voor openbaar vervoer. Zo wordt in 1801 in de Oprechte Haarlemse Courant melding gemaakt van een vervoersroute met ‘de gewoone stedelyke vragt- of volks-wagen’, noemt de Illustrierte Zeitung in 1851 de door paarden getrokken omnibus en Hansom cab in Londen ‘volkswagens’ en maakt de Leeuwarder Courant in 1874 melding van een boedelveiling waarbij een ‘bijzonder ligtloopende volkswagen’ wordt aangeboden.
‘Het is een oude ervaring, dat het makkelijker is, een grote automobiel te construeren dan een kleine goedkope volkswagen,’
…schreef de Allgemeine Automobil-Zeitung in 1912. De grote auto bestond immers al lang, ‘maar de goedkope auto is nog altijd een probleem’. Deze moest simpel zijn, lage gebruikskosten hebben en ook nog een koperspubliek zien te vinden.
Wegluis
‘Heeft iemand insectenpoeder op de Ford gedaan om ’m te doden?’
Helemaal terecht was die kritiek misschien niet. ‘De Ford-auto’s verrichten wonderen in dit land,’ schreef een Britse vrijwilliger tijdens de Eerste Wereldoorlog vanaf het front in Oost-Afrika, ‘en ik heb groot respect gekregen voor de “wegluizen” zoals deze wagens hier gewoonlijk worden genoemd.’ Zes jaar later schreef correspondent G. Simons in De Telegraaf naar aanleiding van de jaarlijkse automobieltentoonstelling in New York dat Henry Ford in ‘het slechte autojaar’ 1921 toch nog 925 duizend auto’s had weten te verkopen. Een jaar eerder waren dat er nog meer dan een miljoen geweest.
‘Die “wegluizen”, zoals men zijn product hier spottend noemt, schijnen trots al de grappen die men er over tapt, toch maar “en vogue” te zijn.’
De bijnaam ‘wegluis’ waaide ook naar Nederland over, maar bleef in ons land niet exclusief voorbehouden aan de T-Ford. En ook in Duitstalige landen ontstond de afgeleide bijnaam ‘Chausseewanze’ (‘wegwandluis’). De bijnaam ‘wegluis’ komt vermoedelijk door de relatief kleine afmetingen van de T-Ford in vergelijking met die van andere Amerikaanse automodellen uit die tijd, het feit dat het model door de jaren heen nauwelijks veranderde, alleen leverbaar was in zwart en de enorme aantallen waarin de auto werd verkocht. De T-Fords verspreidden zich net als luizen in groten getale over de wegen van Noord-Amerika. Toch is de vergelijking juist met een luis, een parasitair insect dat zich voedt met het bloed van mensen of dieren, frappant. De zwaar antisemitische autoproducent Henry Ford publiceerde in 1920 het vierdelige boek The International Jew: The World’s Foremost Problem, waarin joden meerdere keren ‘parasieten’ werden genoemd. Adolf Hitler, een groot bewonderaar van Ford, bouwde op deze retoriek voort en vergeleek joden in zijn manifest Mein Kampf uit 1925 eveneens meerdere keren met ‘parasieten’ of ‘dodelijke bacillen’, die ‘effecten als die van een vampier’ zouden hebben. De nazi’s zouden daar later nog verder in gaan door joden ‘ongedierte’ of ‘luizen in de pels’ te noemen om de joodse bevolking te ontmenselijken.
Cyclecars
Ondanks de pogingen van Ford was de Model T voor de Europese markt veel te duur om een groot koperspubliek te kunnen ontsluiten. Rond 1910 was met de zogenaamde cyclecars een nieuwe voertuigklasse ontstaan in een poging het gat tussen de motorfiets en de auto te dichten. Deze lichtgewicht voertuigen met drie of vier wielen moesten de belastingen op voertuiggewicht omzeilen en konden vaak met een motorfietsrijbewijs worden bestuurd. De meeste fabrikanten van cyclecars zaten in de Verenigde Staten, Engeland en Frankrijk. Zij gaven hun producten soms opvallende namen mee zoals Cyclops, Gnome, Greyhound, Speedy, Swift en Tom Pouce. Zo was er ook een Amerikaanse cyclecar met de naam Dudly Bug, die in 1913 werd geïntroduceerd door de Dudly Tool Company.
Boek: De zoektocht naar Josef Ganz