Nederland en België zijn buurlanden. Het landschap is er voor een groot deel vlak en zompig. Nederlanders en Belgen (althans Vlamingen) spreken dezelfde taal. En ook historisch gezien is er de nodige verwantschap. Toch zijn het heel uiteenlopende volkeren, met een ander karakter en een andere levensvisie. In het boek De Lage Landen. Een geschiedenis voor vandaag leggen de hoogleraren Marnix Beyen, Judith Pollmann en Henk te Velde – de eerste een Belg, de andere twee Nederlanders – uit hoe dat komt.
In de Middeleeuwen was het zuiden (het huidige België dus) dominant in de bestuurlijk versnipperde Nederlanden. Het was veel meer verstedelijkt dan het noorden, met Brugge, Gent, Ieper en Antwerpen als belangrijkste knooppunten, en het liep in economische zin voorop. Vooral de textielnijverheid kwam er tot grote bloei. Ook in cultureel opzicht gaf het zuiden de toon aan. Toch vormden de gewesten waar voornamelijk Nederlands (in Wallonië Frans) werd gesproken samen min of meer één geheel. Onder leiding van Bourgondische vorsten uiteindelijk zelfs staatkundig.
Ingrijpende veranderingen traden op door de komst van de protestantse reformatie in de zestiende eeuw. Die had in eerste instantie vooral in Zuid-Nederland succes, maar werd meedogenloos tegengewerkt door Karel V en Filips II. Deze vorsten hadden door veroveringen, erfenissen en slimme huwelijken bijna de halve wereld in hun bezit gekregen en heersten ook over wat nu Nederland en België heet. Filips II beschouwde Spanje echter als zijn thuisbasis.
Beeldenstorm
Na de Beeldenstorm in 1566, die begon in Zuid-Vlaanderen (tegenwoordig Noord-Frankrijk), stuurde Filips de hertog van Alva naar de lage landen om de opstand de kop in te drukken. Tegen diens strafexpeditie kwam veel verzet, waarbij de van oorsprong Duitse edelman Willem van Oranje een hoofdrol vervulde.
In de Tachtigjarige Oorlog (1568-1648) waren het Holland en andere noordelijke provincies die de Spaanse bezetter wisten te weerstaan. In het zuiden slaagden Alva en zijn opvolgers erin de revolte te breken, maar het noorden scheidde zich af. Onder aanvoering van de tot stadhouder benoemde Willem van Oranje en zijn nazaten werd het een door de provincie Holland overheerste republiek.
In de zeventiende eeuw kwam die tot grote voorspoed, met name door de zeehandel. Het katholiek gebleven zuiden, eerst onder Spaans, later onder Oostenrijks, en nog later onder Frans bestuur, raakte in de versukkeling. Na de definitieve val van Napoleon in 1815 werden Nederland en België nog eenmaal samengevoegd, zodat ze als buffer konden fungeren bij eventuele nieuwe Franse invasiepogingen. Koning Willem I, een telg uit het Oranjegeslacht, kwam er op de troon. Omdat hij vooral de belangen van het noorden in het oog hield, liep dit experiment op een mislukking uit. In 1830 scheidden de Belgen zich weer af.
Politieke cultuur
Maar de auteurs van De Lage Landen maken duidelijk dat de eenheid tussen de twee landen toen al ver te zoeken was. Door hun afwijkende historische achtergrond was er een nauwelijks te overbruggen verschil ontstaan in politieke cultuur tussen België en Nederland. Nederlanders zijn gericht op overleg, op het vinden van consensus. Belgen, die eeuwenlang het slachtoffer waren van vreemde overheersers, staan wantrouwend tegenover ieder overheidsgezag. Zij zoeken de oppositie en stellen het conflict centraal. Waar in het noorden (lange tijd een los samenraapsel van provincies) het sluiten van compromissen het uitgangspunt is van politiek overleg, wil men in de zuidelijke Nederlanden de meningsverschillen op publiek terrein uitvechten.
Dat België ook nog eens taalkundig verdeeld is – Vlamingen en Walen – maakt de boel er daar niet eenvoudiger op. Zeker omdat Vlamingen de neiging hebben om rechts te denken en te stemmen. Terwijl de getalsmatig in de minderheid zijnde Franstaligen er voornamelijk linkse denkbeelden op na houden.
Deze tegenstellingen komen duidelijk naar voren in De Lage Landen. In de twee wereldoorlogen bijvoorbeeld kozen nogal wat Vlamingen de kant van de Duitsers, omdat die beloofden een einde te maken aan hun achterstelling in het destijds door Franstaligen overheerste België. Ook kreeg het extreemrechtse Vlaams Blok (later Vlaams Belang geheten) in het behoudende noorden van België veel eerder voet aan de grond dan vergelijkbare partijen in Nederland. En in Nederland mag dan soms geklaagd worden over de lange duur van kabinetsformaties, vergeleken met de schier eindeloze onderhandelingen tussen Vlamingen en Franstaligen in België stellen ze maar weinig voor.
De Lage Landen is een degelijke historische analyse, maar of het een boek is voor een breed publiek valt te betwijfelen. De schrijvers kiezen af en toe voor woorden en uitdrukkingen waarvan ze vermoedelijk denken dat die vlot overkomen, zoals ‘nepnieuws’ en ‘good cop/bad cop’. Maar vervolgens vallen ze weer terug in professoraal jargon als ‘prioriteerde’, ‘gediscrediteerd’ en ‘contestatie’. Begrippen waarvoor toch ook goede Nederlandse termen bestaan.
Boek: De Lage Landen – Een geschiedenis voor vandaag
Fragment uit het boek: De wederopbouw van de Lage Landen