De watergeuzen zijn een bekende groep matrozen uit de Nederlandse geschiedenis. Tijdens de Tachtigjarige Oorlog (1568-1648) vochten ze aan de zijde van de opstandelingen tegen Spanje. Wie waren de watergeuzen precies? Welke rol speelden zij tijdens De Opstand tegen Spanje, met name in het Waddengebied? Hoeveel schepen maakten zij buit in de piekjaren van de kaapvaart die de watergeuzen bedreven? Op deze en meer vragen geeft het boek De watergeuzen 1568-1575 (Walburg Pers, 2018) van Anne Doedens en Jan Houter antwoorden.
De watergeuzen worden vaak in verband gebracht met de verovering van Den Briel op 1 april 1572, toen de hertog van Alva spreekwoordelijk ‘den bril’ verloor. Maar dit is niet het complete verhaal, zo laten Doedens en Houter in hun boek De watergeuzen. Een vergeten geschiedenis, 1568-1575 zien. Zo waren de watergeuzen niet alleen in Holland en Zeeland, maar ook in de Noordelijke Nederlanden – in het waddengebied, zoals bij het Marsdiep en eilanden als Texel, Vlieland en Terschelling – actief en hadden daar een belangrijk aandeel in de strijd.
Florerende Oostzeehandel: zwaartepunt verschoof van Amsterdam naar Waddengebied
In de jaren 1568-1574, toen de watergeuzen behoorlijk actief waren in het Waddengebied, floreerde de Oostzeehandel, met name op de huidige Waddeneilanden, op Hoorn, Medemblik en Enhuizen. In de historiografie zijn de talloze aanvallen van watergeuzen op schepen uit het Oostzeegebied onderbelicht gebleven. Zo vielen de watergeuzen met grote regelmaat fluitschepen aan die op weg waren naar Amsterdam, dat tot de Alteratie van Amsterdam in mei 1578 in handen van de Spanjaarden was. De watergeuzen wisten de Oostzeehandel op Amsterdam haast volledig plat te leggen:
Amsterdamse schepen voeren [in 1568] 333 keer door de Sont. Dat aantal nam in 1574 af tot twee. De Sontdoorvaarten van schippers uit Terschelling en Vlieland stegen toen van 27 tot 282.
De geuzen hadden het West-Friese gebied toen in handen en zorgden er dus voor dat de lijn naar Amsterdam werd afgesneden en de Oostzeehandel op hun eigen terrein (de Waddeneilanden, Hoorn, Enkhuizen en Medemblik) aanzienlijk toenam. In 1569 en 1570 alleen al maakten de watergeuzen 300 schepen buit. De door de watergeuzen gemaakte winst in die beide jaren bedroeg omgerekend naar hedendaagse bedragen ongeveer 40 miljoen euro.
Watergeus Jan van Troyen
In Doedens’ en Houters boek maken we kennis met enkele vooraanstaande watergeuzen. Onder wie Ellert Vliechop, Nicolaes Ruychaver, Peter Smydt, Lancelot van Brederode, Bartold Entens en Jelte Eelsma. Een bekende watergeus was ook Jan van Troyen (1535-1570), afkomstig uit Rotterdam. Over hem lezen we (vrij weergegeven):
Jan Jansz., bijgenaamd Van Troyen, werd in 1535 in Rotterdam geboren als zoon van een schipper. Hij komt in 1557 voor in de belastingregisters van Rotterdam. (…) Hij vestigde zich in 1566 als aanhanger van de Reformatie met vrouw en kind in een voorstad van Emden. Begin 1569 was hij een van de eerste watergeuzen die van Willem van Oranje een kaperbrief kreeg (p.67)
Jan van Troyen speelde in de jaren 1569 en 1570 een prominente rol als watergeus in het Waddengebied. Tijdens de Slag op het Vlie (najaar 1569) wist hij een flinke buit te behalen. In oktober 1569 was Van Troyens schip in een storm vergaan, maar hij wilde graag weer op kaapvaart gaan. Daarom richtte hij in maart 1570 in Oost-Friesland een zogenoemd krabschuit in, die flink bewapend werd en een bemanning van 35 watergeuzen vervoerde.
Daarna kaapte Van Troyen bij de Maasmond een vrachtschip uit Antwerpen dat op weg was naar Enkhuizen. Van Troyen verkocht de buit, werd daarna opgepakt en in Amsterdam in het cachot vastgezet, maar al op 1 mei 1570 weer vrijgelaten. Hierna kaapte Van Troyen opnieuw een schip, waarmee hij in juni 1570 op het Vlie een raid uitvoerde tegen enkele schepen van Filips II, die onder het admiraalschap van Bossu stonden.
De slag liep verkeerd af voor Van Troyen. Op 15 juni 1570 werd hij gevangengenomen. Samen met andere watergeuzen, onder wie Willem Jansz., kwam hij op 17 juni 1570 in Amsterdam aan, waar hij gemarteld en verhoord werd. Op 20 november 1570 besloot de vroedschap van Amsterdam dat Van Troyen en zijn kompanen opgehangen zouden worden. De executie werd drie dagen later voltrokken, waarbij 105 schutters ingehuurd werden om het schavot te bewaken, omdat…
…men onlusten vreesde, omdat velen in de stad op de hand van de geuzen waren. (…) Het bleef echter rustig en de beul kon zijn werk doen. Daarna werden de lijken van de terechtgestelden weer opgehangen op het galgenveld de Volewijck, als een afschrikwekkend voorbeeld. (p.104)
Tijdlijn en samenvatting Tachtigjarige Oorlog – Opstand (1568-1648)
Vive le geux! – door Edwin Ruis
De Slag op de Zuiderzee (1573)
Boek: De watergeuzen – Anne Doedens en Jan Houter
Bronnen â–¼
*Anne Doedens en Jan Houter, , De watergeuzen. Een vergeten geschiedenis, 1568-1575 (Zutphen: Walburg Pers, 2018).