Nederland was de afgelopen weken in de ban van een agressieve oehoe, die nietsvermoedende slachtoffers maakte in de omgeving van Purmerend. Er vond een heuse klopjacht plaats op de angstaanjagende uil, die de (overigens diervriendelijke) lang wist te ontwijken.
In het verleden werd groter geschut ingezet om ‘schadelijk ongedierte’ bij de kladden te vatten. Allerhande vogels en ook schattige konijntjes werden met jachtgeweren omgebracht. Bovendien werd het geschoten wild vaak opgediend op de tafels van de rijken. Ga vandaag mee op jacht in Schaijk, Boxmeer en Grave!
‘Een bekwaam konynenverdelger’
De jacht in de twintigste eeuw werd vooral gekenmerkt door het jachtgeweer. Zo is aan tientallen personen in de gemeente Schaijk een vergunning verleend om eksters, kraaien en vooral konijnen af te schieten. Maar niet iedereen viel dit ‘geluk’ ten deel. Zo verleende de burgemeester van Schaijk iemand geen vergunning,
‘wijl de ondervinding mij leerde dat dit zenuwachtig mensch tamelijk onvoorzichtig en slordig is, zoodat ik hem geen geweer toevertrouw in het publiek’
Aldus de burgemeester. Bovendien was de handtekening onderaan het aanvraagformulier vervalst!
Gelukkig waren er ook kundige mensen, die wél overweg konden met een geweer. Zo wordt ene Bressers naar voren geschoven als ‘een bekwaam konynenverdelger.’ Opvallend is het feit dat bij de jacht gebruik móest worden gemaakt van het geweer. Mensen die honden, vallen of strikken inzetten om dieren te doden, werden bestraft en tevens werd hun vergunning ingetrokken.
Gierige graaf
De jacht was niet alleen bedoeld om dieren te doden die schade aanrichtten op landbouwgronden, maar ook om voornamelijk de rijke bovenlaag te voorzien van smakelijk ‘wiltbraed’. Graaf Frans Wilhelm van den Bergh had hier in 1734 iets op gevonden; hij verbood namelijk iedereen in de heerlijkheid Boxmeer om ‘wilt, hetzij jonck of oudt’ te doden.
Ook mochten er geen dieren met de hand worden gevangen en moesten de inwoners van Boxmeer en Sint Anthonis van de kostbare eieren van patrijzen afblijven. Ze mochten deze zelfs niet eens aanraken! Degene die toch een poging durfde te wagen, zou worden gestraft én het gevangen jonge wild moest bovendien aan de graaf worden afgestaan. Deze graaf zal zijn buikje waarschijnlijk goed rond hebben kunnen eten van al het wild dat rond Boxmeer en ‘Sint Tunnis’ werd gevangen.
Smeekbede
November 1701. In Grave moest alles uit de kast worden gehaald voor de verjaardag van stadhouder Willem III, op dat moment koning van Engeland. Bij een Graafs raadslid werd een ‘vrolijke maaltijd’ georganiseerd, waarbij natuurlijk vele soorten ‘wildbraed’ niet mochten ontbreken.
De brief zelf is niet het meest opvallend aan dit archiefstuk, maar wel het kleine ‘vodje’ papier dat er tussen is geschoven. Waarschijnlijk heeft de bode van deze missive de stoute schoenen aangetrokken in de hoop dat de heer des huizes medelijden met hem kreeg.
Hij schrijft namelijk in deze ‘PS’ of de lezer aan hem wil denken als de ‘overvloet’ van de maaltijd het lijden kan. De arme bode verzoekt hem een
‘braeve maaltijd’ te geven, aangezien hij al afhankelijk is van de liefdadigheid van ‘confraters en andere goede vrienden.’
Laten we hopen dat de rijke graven en hertogen enkele kruimels van het wilde feestmaal voor hem hebben overgelaten…
~ Lisette Kuijper – BHIC
Meer artikelen uit deze rubriek