Onder de duizenden onderzoekers en historici die zich sinds die fatale novemberdag in Dallas 1963 hebben beziggehouden met de moord op president Kennedy, vandaag 57 jaar geleden, bevindt zich ook de Nederlandse journalist Willem Oltmans. Zijn zoektocht begon met een toevallige ontmoeting op de naar de vermoorde president genoemde New Yorkse luchthaven JFK, maar kwam pas echt van de grond nadat Nederlands bekendste paragnost hem op het spoor zette van ‘de man achter Oswald’.
Nadat Willem Oltmans (1925-2004), telg van een gegoede familie met Indische roots, in Nederland persona non grata was geworden vanwege zijn bemoeienis met het Indonesië-beleid, streek hij eind jaren vijftig in de Verenigde Staten neer van waaruit hij zijn journalistieke werkzaamheden voortzette.
In zijn memoires, waarin hij nauwgezet verslag doet van zijn leven en waarin het gaat over zijn vete met zijn aartsvijand Joseph Luns (die Oltmans ‘de eenmotorige mug’ doopte) tot en met zijn amoureuze veroveringen, schrijft Oltmans hoe hij op 22 november 1963 thuis is in zijn appartement op Long Island als hij om 14.15 uur het nieuws hoort:
“Draaide toevallig de radio aan en vang nu los aan elkaar hangende berichten op dat president Kennedy tijdens de rit door Dallas zou zijn beschoten. Nee, de 35ste president van de VS is reeds overleden. Ik ben sprakeloos. Arm Amerika!”
Op 25 november was hij in Washington om verslag te doen van de begrafenis van de president. Oltmans was geschokt door de moord en nam, zo als de meeste Amerikanen, aan dat de opgepakte en inmiddels doodgeschoten verdachte, de 23-jarige Lee Harvey Oswald in zijn eentje verantwoordelijk was.
Alles komt in orde
Totdat hij nog geen half jaar later, maart 1964, op het vliegveld een vrouw zag zeulen met haar koffers en dozen en aanbood haar te helpen.
‘Hoe weet u wie ik ben?’
‘De hele wereld kent u immers’, antwoordde Oltmans tot genoegen van Marguerite Oswald, de 55-jarige moeder van de vermoedelijke moordenaar van de president. Toen de Nederlandse journalist vervolgens ook nog in de vliegtuigstoel naast moeder Oswald bleek te zitten, waardoor beiden het gesprek konden voortzetten, begon voor Oltmans een zoektocht naar de ‘echte’ aanslagplegers op de president. Hij doet er verslag van in Een reportage over de Kennedy-moordenaars dat in 1977 verscheen.
Hoog in de lucht vertelde Marguerite Oswald onderweg naar Dallas honderduit, over wat er in haar ogen niet deugde aan het inmiddels onder leiding van voormalig opperrechter Earl Warren aangevangen onderzoek. Toen ze haar zoon na zijn aanhouding had bezocht, had deze een onschuldige indruk op haar gemaakt.
‘Ik ken hem dóór en dóór. Hij was volkomen rustig. Hij zei: “Mama, ik heb niemand vermoord, ook agent J.D. Tippet niet. Wees vooral niet ongerust. Alles komt in orde”.’
Wat ze Oltmans ook vertelde, was dat Lee zich soms vreemd had gedragen. Nadat hij naar de Sovjet-Unie was verhuisd, was het haar duidelijk geworden dat haar zoon voor de Amerikaanse inlichtingendienst werkte.
De man achter Oswald
Nadat Oltmans de moord op JFK na zijn ontmoeting met Marguerite Oswald had gelaten voor wat het was, kwam hij daar via de bevriende helderziende Gerard Croiset (1909-1980) toch weer op terug. Croiset had in 1967 beelden gezien van ‘de man achter Lee Harvey Oswald’ en beschreef hem: hij heeft een dubbele naam, er zit een ‘o’ en een ‘sch’ in, hij had een relatie met Oswald als een vader met zijn zoon, is geoloog en heeft banden met de oliewereld. Verder wist Croiset dat er van meerdere kanten door schutters op Kennedy geschoten was. Het was een complot!
Met deze informatie van Croiset, waar Oltmans rotsvast in geloofde, toog hij andermaal naar Fort Worth om moeder Oswald te bezoeken. Zonder te refereren aan Croiset vroeg de journalist tussen neus en lippen door of Lee soms een wat oudere vriend had gehad in Dallas.
‘Natuurlijk’, riep Marguerite uit, ‘Dat is George de Mohrenschildt. Een uiterst schrandere man. Ik heb nooit iets begrepen van deze relatie. Maar zij waren inderdaad intieme vrienden. Waarom vraag je me dat?’
Graaf De Mohrenschildt, een oorspronkelijk uit Wit-Rusland afkomstige geoloog die tien talen sprak, was een belangrijke figuur in de Texaanse olie-industrie en vanaf 1962 goed bevriend geweest met Oswald en zijn Russische vrouw Marina. Ten tijde van de moord op de president was De Mohrenschilt in Haïti. Vanwege zijn vriendschap met de vermoedelijke moordenaar verhoorde de Warren-commissie hem in april 1964.
Dat Croiset, die Oltmans in 1967 deelgenoot maakte van zijn beelden, daaraan zijn wetenschap omtrent ‘de man achter Oswald’ had kunnen ontlenen in plaats van aan zijn veronderstelde helderziendheid, kwam kennelijk niet bij Oltmans op. Tegenover Warren had De Mohrenschildt weinig vleiend verklaard over zijn – twee dagen na de president – doodgeschoten vriend. Oswald zou de president uit jaloezie hebben omgebracht, zo meende hij, al wist hij niet zeker of deze het ook echt gedaan had.
Auto-ongeluk
Het lukte Oltmans om een interviewafspraak met deze De Mohrenschild te maken, maar nog voordat die plaatsvond bracht hij, enigszins voorbarig, een medewerker van senator Robert Kennedy, JFK’s broer, op de hoogte van zijn bevindingen. Prompt kreeg Oltmans twee FBI-agenten op bezoek die wilden weten waarom hij De Mohrenschildt wilde interviewen.
De volgende avond, 4 april 1967, reed Oltmans in zijn Sunbeam Tiger van Long Island naar Manhattan, toen een taxi die al enige tijd naast hem had gereden plotseling snel optrok en hem sneed zodat hij met volle vaart tegen de vangrail botste. Oltmans werd gewond naar het ziekenhuis gebracht, zijn auto was vernield. Binnen 24 uur nadat hij zijn onderzoek aan de FBI had gemeld, kreeg Oltmans het eerste auto-ongeluk van zijn leven, zo vertelde hij de media. Hij vond dat niet alleen curieus. ‘Het zou mogelijk kunnen bewijzen dat George de Mohrenschildt inderdaad een belangrijker figuur was dan wij tot nu toe hadden aangenomen’.
Bemoeienis met de moord op JFK blijkt inderdaad bepaald niet zonder risico te zijn. Tal van getuigen en onderzoekers kwamen in de jaren na de moord om het leven, niet zelden als gevolg van nooit opgehelderde verkeersongelukken.
Bundel vuile was
In het najaar van 1967 kon Oltmans De Mohrenschildt en zijn echtgenote interviewen en het gesprek met camera opnemen. De Mohrenschildts sloegen een andere toon aan dan ze tegenover de Warren-commissie hadden gedaan. Het echtpaar had veel van president Kennedy gehouden, zo benadrukten ze opnieuw. Maar ook Oswald zou JFK nooit enig kwaad hebben kunnen doen, ‘want hij adoreerde Kennedy evenzeer als wij’. Het Warrenrapport noemden ze ‘een bundel vuile was’, ‘smerig geroddel’. De Mohrenschildt had spijt van zijn eerdere verklaring, de onvriendelijkheden die hij over Oswald had gezegd.
Over Oswald sprak het echtpaar heel anders dan ze eerder deden, met warmte. Ze zouden willen dat ze ‘de arme jongen’ vrij konden pleiten. Wat betreft het onderzoek dat Jim Garrison in New Orleans verrichtte, vonden ze dat deze officier van justitie op het goede spoor zat, omdat hij had gezegd dat de CIA bij de moord op Kennedy was betrokken.
Van de 40-minuten durende opname van het gesprek dat Oltmans had met het echtpaar De Mohrenschildt zond de NOS een paar weken later acht minuten uit op de Nederlandse televisie. De overige 32 minuten van het unieke materiaal ging op de plank om bewaard te worden, er mocht geen millimeter van worden weggegooid. In 1975 bleek het Oltmans echter dat het enige beeldmateriaal waarop Oswalds beste vriend wordt geïnterviewd ‘op mysterieuze wijze’ uit het NOS-archief was verdwenen.
Vertrouwensband
In de jaren die volgden bleef Oltmans De Mohrenschildt met enige regelmaat opzoeken, waardoor een vriendschap ontstond. De Mohrenschildt vertrouwde de Nederlandse journalist terwijl deze weigerde Oltmans’ Amerikaanse collega’s te woord te staan. Deze kreeg door zijn vertrouwensband die hij met De Mohrenschildt opbouwde unieke informatie over Oswald en diens relatie met De Mohrenschildt.
Deze relatie, tussen een oudere financieel en maatschappelijk geslaagde man en de jonge rusteloze, meestal werkloze ex-marinier en dissident, riep op zichzelf reeds vragen op. Sommige onderzoekers die zich met de Kennedy-moord hebben bezig gehouden zien in de figuur van De Mohrenschildt een mentor die zijn jonge protegé aanstuurde in de maanden voor de aanslag. Volgens anderen was zijn taak om Oswald namens de CIA op subtiele wijze uit te horen over zijn periode in de Sovjet-Unie. Tegenover Oltmans ontkende De Mohrenschildt een dergelijke rol. Over Oswald zei hij zeker te weten dat deze onschuldig was en de waarheid sprak toen hij had gezegd: ‘I am a patsy!’
‘Als Oswald inderdaad JFK had doodgeschoten, dan zou hij voor zijn daad met trots zijn uitgekomen. Hij zou dit absoluut hebben toegegeven.’
Tijdens een ander gesprek voegde De Mohrenschildt hier dan weer cryptisch aan toe dat Oswald zo op hem gesteld was geweest, ‘dat als ik tegen hem had gezegd dat hij Kennedy moest vermoorden, omdat hij een gevaar betekende voor Amerika en voor de wereld, dan had hij het zonder blikken of blozen gedaan’. Hij vervolgde:
‘Hoe zou je reageren, wanneer het op een dag zou uitkomen dat ik inderdaad de aanslag op Kennedy organiseerde?’
Meerdere schutters
Behalve de Mohrenschildt en Marguerite Oswald sprak Oltmans in de loop der jaren tal van betrokkenen. Dr. Greenlee, een arts van het Parkland Memorial Hospital, het ziekenhuis waar de president na de aanslag naar toe werd gebracht en overleed, vertelde dat alle artsen daar wisten dat JFK door kogels uit verschillende richtingen was geraakt. Allen wisten dat het een complot was met meerdere schutters.
Begin 1968 zat Oltmans in het kantoor van Jim Garisson, de aanklager uit New Orleans die als enige een strafvervolging was begonnen tegen een verdachte van de moord, de zakenman Clay Shaw. De echte daders zaten volgens Garrison bij de CIA. Ook Oswald had voor die dienst gewerkt, meende de aanklager. ‘De CIA had Oswald reeds op het oog voor hij naar Rusland vertrok. Hij was een ideale CIA-kandidaat’.
Ondertussen had Croiset nieuwe ‘beelden’ doorgekregen, van de samenzweerders die op een Texaanse ranch pleegden samen te komen. Hij beschreef de gastheer in detail. Het brengt Oltmans op het spoor van een zekere Sylvester Dayson, een vriend van De Mohrenschildt, maar deze weigerde Oltmans te ontvangen. Loran Hall daarentegen, een oud-militair die betrokken was geweest bij wapensmokkel naar Cuba en complotten om Fidal Castro te vermoorden, wilde wel praten. Hall verklaarde dat hem vijf weken voor de moord op JFK in het kantoor van petroloog en ingenieur Lester Logue 50.000 dollar was geboden om mee te doen aan de moord op Kennedy. Daarbij waren vijf mannen aanwezig, die Hall weigerde te identificeren. Logue schreeuwde moord en brand toen Oltmans het onthulde en dreigde hem voor de rechter te slepen, wat nooit gebeurde.
Tenslotte lukte het Oltmans ook nog om op 6 maart 1969 de vijf dagen eerder door Jim Garrison vervolgde maar door de jury vrijgesproken verdachte zakenman Clay Shaw te interviewen. Oltmans geloofde diens ontkenning dat hij iets met de Kennedy-moord te maken had niet. Dat Shaw zojuist was vrijgesproken laat Oltmans onvermeld in zijn reportage. Wel wijst hij erop dat Shaws onverwachte dood in 1974 ‘verdacht’ was.
Shocktherapie
Hadden Jeanne en George de Mohrenschildt tegenover Oltmans en in het openbaar altijd hun bewondering voor de Kennedy’s benadrukt, naar verloop van tijd bleek het echtpaar toch kritischer over die familie te zijn. Er moest een einde komen aan de verafgoding van de Kennedy’s, schreef De Mohrenschildt en Oswalds naam moest gezuiverd worden.
Verder liet de Mohrenschildt zich ontvallen dat als ooit uit zou komen dat hij iets te maken had met de aanslag hij onmiddellijk directeur van een bank in Dallas zou kunnen worden. Oltmans noteerde dergelijke uitspraken gretig, door de ironie niet helemaal zeker of het serieus bedoeld was. Ook vertelde De Mohrenschildt nu dat Cubanen achter de aanslag zaten, vanwege Kennedy’s verraad bij de invasie van de Varkensbaai. ‘Ze hadden hierin volkomen gelijk’. Oltmans raakte er steeds meer van overtuigd dat De Mohrenschildt indirect met de moord op JFK te maken had, maar hij kreeg er de vinger nog niet achter.
Ondertussen is Oltmans er ook getuige van hoe het huwelijk van het echtpaar De Mohrenschildt ontaarde in ruzie en wederzijdse bedreigingen. Toch gingen ze niet uit elkaar. ‘Ik kon mij niet aan de indruk onttrekken, dat er andere redenen waren die het echtpaar onafscheidelijk aan elkaar verbonden hielden. Politieke redenen, misschien wel de kennis van de ware toedracht van de moord op Kennedy’, schrijft Oltmans. Jeanne, zo merkte Oltmans, was bezig haar echtgenoot van hem af te schermen en nam een advocaat in de arm die voortaan de belangen van het echtpaar behartigde met betrekking tot hun vriendschap met Oswald. De Mohrenschildt liet niets meer los zonder instemming van deze Pat S. Russel.
Eind 1976 kreeg Oltmans van Jeanne en Russel te horen dat haar echtgenoot in een zwakzinnigeninrichting is opgenomen waar hij zware shocktherapie ontving. Bezoek was niet mogelijk. Oltmans’ brieven aan De Mohrenschildt gingen via zijn advocaat, maar die bleek hij later niet ontvangen te hebben. ‘Opnieuw werd mijn achterdocht versterkt, dat Jeanne de Mohrenschildt en Pat S. Russel in perfecte samenwerking bezig waren George totaal te isoleren’.
Ik zal je naar Nederland brengen
Als Oltmans De Mohrenschildt weer ontmoet na zijn ontslag uit de inrichting, blijkt deze een ander mens geworden. Van de eens zo bruisende, energieke persoonlijkheid is weinig over. ‘Hij leek me uitzonderlijk zenuwachtig, gespannen en volkomen uit zijn doen’.
‘Willem, ik voel mij verantwoordelijk voor het gedrag van Lee Harvey Oswald (…) Oswald volgde mijn aanwijzingen (…) We bespraken de aanslag van A tot Z. Wij, Lee en ik, hebben dikwijls samen over het vermoorden van Kennedy gesproken’.
Waarom kwam De Mohrenschildt daar nu mee? ‘Omdat jij nu hier bent. Het wordt langzamerhand tijd dat ik mijn eigen mond open doe’. Het was de biecht van een verslagen en gekwelde geest.
De Mohrenschildt wilde best verder praten, maar niet hier. ‘Breng me in veiligheid. Neem mij mee. Ik moet weg uit Dallas, want hier zullen ze me kapot maken.’ Oltmans stelde hem gerust: ‘Ik zal je naar Nederland brengen’.
U hebt heerlijke handen
Dat bleek eenvoudiger gezegd dan gedaan. De Mohrenschildt veranderde voortdurend van mening waardoor hij op weg naar het vliegveld weer afhaakte. Op 3 maart 1977 landde Oltmans dan toch in gezelschap van De Mohrenschildt op Schiphol. Vlak voor hun vertrek had hij opnieuw het een en ander losgelaten over zijn betrokkenheid. Hij was niet sinds vele maanden voor de aanslag in Haïti geweest, maar in Texas. Hij was in Jack Ruby’s nachtclub Caroussel geweest. En over Oswald: ‘Hij leefde niet lang genoeg om de poen in ontvangst te nemen’. Het was de bedoeling dat De Mohrenschildt eenmaal in Nederland verder zou uitweiden over zijn rol bij de moord op Kennedy en dat voor de camera zou doen.
In Utrecht vond dan eindelijk de ontmoeting plaats tussen Gerard Croiset en de figuur die deze paragnost aan Oltmans had beschreven. Croiset sprak geen Engels, maar bestudeerde de aura van De Mohrenschildt. Hij bewoog zijn handen boven zijn hoofd: ‘U hebt heerlijke handen. Ik voel me werkelijk prettig, wanneer u deze bewegingen maakt’, vond De Mohrenschildt. De kennismaking was prettig geweest, maar had niets opgeleverd.
Verdwijning
Een paar dagen later nam Oltmans zijn Amerikaanse gast mee voor een tripje naar Brussel. Om 12.30 uur hadden ze een lunchafspraak met een Sovjet-diplomaat, die het gesprek onmiddellijk geanimeerd in het Russisch voortzette met De Mohrenschildt. Deze wilde alvorens aan tafel te gaan nog een kort wandelingetje wilde maken. Hij keerde, tot ongerustheid van zijn gezelschap, daarvan niet terug. Oltmans zou De Mohrenschildt nooit meer zien.
Later bleek hij terug naar de VS te zijn gevlogen, maar deed dat pas tien dagen later. Het bleef een raadsel waar hij in de tussentijd was geweest. Zijn bagage, geld en sleutels lagen al die tijd bij Oltmans in Amsterdam.
Oltmans ondertussen sprak op 15 maart 1977 met medewerkers van de onderzoekscommissie van het Huis van Afgevaardigden die de moord op Kennedy en andere politieke moorden opnieuw onderzocht. Deputy Chief Counsel Tannenbaum verklaarde na afloop tegenover de pers dat Oltmans ‘unieke en vertrouwelijke inlichtingen’ had verstrekt aan de commissie.
Zelfmoord?
De onderzoekscommissie, die nu ook De Mohrenschildt zelf wil verhoren, stuurde op 28 maart 1977 een onderzoeker naar het huis van zijn dochter in Palm Beach waar deze na raadselachtige verdwijning uit Brussel was ‘ondergedoken’. Deze trof De Mohrenschildt niet aan, maar liet zijn kaartje achter. Als De Mohenschildt het kaartje later vindt, gaat hij naar de slaapkamer, stopt een kogel in een oud geweer dat onder het bed ligt en schiet zich door het hoofd.
Getuigen – van de wat officieel zelfmoord heet – zijn er niet behalve dat er een taperecorder-opname zou zijn waarop voetstappen, een schot en opnieuw voetstappen zijn te horen. Zoals gebruikelijk rond de Kennedy-moord is ook weer de dood van De Mohrenschildt met raadselen omgeven. Sommigen, waaronder Jeanne, gaven Oltmans de schuld van de labiele staat en de daaropvolgende zelfmoord van De Mohrenschildt. Volgens Oltmans had De Mohrenschildt die aan zijn bekentenis was begonnen het kennelijk aan de moed ontbroken om deze af te maken op camera, zodat hij verdween uit Brussel. Toen hij alsnog werd gedwongen om in Washington te komen getuigen moest hij dood.
Willem Oltmans verhoord door de onderzoekscommissie (1977)
Op 1 april verscheen Oltmans in Washington voor de commissie waar hij drie uur lang onder ede verklaarde over wat hij tijdens zijn tien-jaar durende vriendschap met George de Mohrenschildt en zijn overige onderzoek te weten was gekomen. Oltmans’ verklaringen veroorzaakten enige deining in de pers maar leidde, zoals bekend, niet tot de lang gehoopte doorbraak in de moord op president Kennedy. Daarvoor bleken Oltmans’ van horen zeggen-verklaringen van De Mohrenschildt toch niet overtuigend genoeg.
Wel leverde Oltmans’ bemoeienis met de Kennedymoord en zijn vriendschap met De Mohrenschildt hem een rolletje op in een Hollywood-film. De Amerikaanse regisseur Oliver Stone, die Oltmans al in zijn studententijd in de jaren zeventig leerde kennen, ontwaarde in zijn vriend de geknipte figuur om George de Mohrenschildt te spelen in JFK (1991), gebaseerd op een boek van Jim Garrison. Oltmans was geschikt voor die rol omdat hij tien jaar bevriend was geweest met de Russische aristocraat en net zo flamboyant was als hij. Ze hadden dezelfde Europese manier van doen.
Willem Oltmans in Oliver Stone’s JFK
https://www.youtube.com/watch?v=0D4HJ9EYKA8
Verzonnen aanslag
Na het overlijden van Willem Oltmans in 2004 begon de journalist Edwin Oden aan een project wat zou moeten uitmonden in een biografie. Hij zag daarvan af nadat hij berekende dat alleen al het grondig doornemen van Oltmans’ dagboeken hem twaalf jaar zou kosten. In plaats van de voorgenomen biografie publiceerde Oden De man van 8 miljoen. Vriend & vijand over het fantastische leven van Willen Oltmans 1925-2004 (2010), waarin betrokkenen hun herinneringen ophalen aan het enfant terrible van de Nederlandse journalistiek. De titel verwijst naar het geldbedrag dat Oltmans een paar jaar voor zijn dood van de overheid uitgekeerd kreeg als compensatie voor de gederfde inkomsten die hij had geleden door de systematische tegenwerking van diezelfde Nederlandse overheid, die dat bovendien altijd ontkend had. Het was niet alleen een overwinning op de staat die hem decennialang had dwars gezeten maar ook op de vele critici die Oltmans graag belachelijk maakten om zijn vermeende paranoia, omdat hij achter iedere boom een BVD-agent meende te zien.
In Odens boek vertelt schrijver-schilder Jan Cremer, die evenals Oltmans in New York woonde en veel met hem optrok, hoe hij op een avond in 1967 ongerust werd. Oltmans, altijd stipt op tijd, verscheen niet op hun afspraak. Later op de avond zag Cremer op televisie dat Oltmans in het ziekenhuis ligt nadat hij door een taxi met geblindeerde ramen van de weg was gedrukt. Hij was ternauwernood aan een nieuwe aanslag van de Kennedy-moordenaars ontsnapt, aldus Oltmans, die het verhaal al snel in geuren en kleuren rondbazuinde.
Jaren later kwam de aap uit de mouw. Cremer zat bij Oltmans in de auto. Ze reden door het bos bij het Cremers buitenhuis in Cape Cod. Oltmans knalde bijna tegen iedere boom die er stond. Cremer grapte: ‘Nou Willem, het is vast niet door die yellow cab gekomen dat je toen van de weg bent geraakt.’
‘Inderdaad, ik ben toen helemaal niet van de weg gedrukt. Voor de publiciteit, dat zou jij toch ook hebben gedaan?’
Oltmans’ boek: Een reportage over de Kennedy-moordenaars
Ook interessant: Deel memoires Willem Oltmans online
…of: Vrije associatie bij de dood van Lee Harvey Oswald
Boek: Vriend & vijand over het fantastische leven van Willen Oltmans 1925-2004