In de historiografie van de Holocaust, die inmiddels ruim drie generaties bestrijkt, is het daderonderzoek een laat en selectief fenomeen. Op enkele vroege uitzonderingen na leken geschiedvorsers in de eerste drie decennia na de Tweede Wereldoorlog nauwelijks interesse te betonen voor de motieven en de drijfveren van individuele daders en de dynamieken die groepen aanzetten tot collectief geweld.
Indien die interesse er al was, dan bleef ze beperkt tot enkele nationaalsocialistische prominenten, zoals Adolf Hitler, SS-chef Heinrich Himmler, rijksmaarschalk Hermann Göring of propagandaminister Joseph Goebbels. Daar waar de groepsbiografieën (of prosopografieën) in de jaren 1980 hun intrede deden en een handvol Exzesstäter het voorwerp werden van historisch onderzoek, bleven de middenkaders – dié mensen die niet aan de knoppen van de uitroeiingsmachinerie zaten, maar in de regel ook geen oogcontact maakten met hun slachtoffers in de folterkamers van de Gestapo, als lid van een executieteam of als opziener in een vernietigingskamp – tot op heden grotendeels buiten beeld.
Nederlandse historici liepen de jongste jaren een deel van die achterstand in, met een handvol studies van bijzonder hoge kwaliteit. Geen enkele monografie over Constantin Canaris of Ernst Ehlers (Befehlshaber der Sicherheitspolizei und des SD in Belgien und Nordfrankreich) zag het licht in België, en noch over Höhere SS- und Polizeiführer Richard Jungclaus, noch over SS-Sturmbannführer Philipp Schmitt (de gewezen kampcommandant van het kamp van Breendonk en de kazerne Dossin in Mechelen) verscheen tot bij nader order een uitgebreide biografie. In Nederland schreef Theo Gerritse daarentegen een uitstekende, lijvige levensgeschiedenis van Höhere SS- und Polizeiführer Hanns Albin Rauter, en een jaar later deed de Nederlandse journalist Ad van Liempt hetzelfde voor Kurt Gemmeker, het voormalige hoofd van kamp Westerbork.
Onlangs voegde Sytze van der Zee daar een erg lezenswaardige studie aan toe over leven en werk van SiPo- en SD-chef Willi Lages, een boek met de treffende ondertitel Ceremoniemeester van de dood.
Carrière
Lages werd in 1901 geboren als het derde kind in een gezin van vier. Als zoon van een handelaar in koloniale waren, wiens beide voeten waren geamputeerd ten gevolge van suikerziekte, doorliep hij de Kaufmannschule in het roerige Braunschweig. Hij was amper achttien toen hij als vaste arbeider ging werken voor het bedrijf van de nazigezinde Ernst Zörner, die wellicht een aanzienlijke ideologische invloed op de jonge Lages uitoefende. Twee jaar later verliet hij het bedrijf en kandideerde hij voor een job bij de Bremense politie. Hij maakte er razendsnel promotie.
Als jonge dertiger leidde hij het onderzoek naar de moord op SA-leider Axel Schaffeld; kort daarna hielp hij zijn hiërarchische oversten de Riesebergmoorden (de afslachting van elf gevangen door SS’ers in de omgeving van Braunschweig) toe te dekken. Vrij snel was hij betrokken bij anti-joodse maatregelen, de Kristallnacht en de repressie van politieke tegenstanders. Dat was de weg die hem in februari 1941 als politiechef in het bezette Nederland deed belanden.
Meteen na aankomst in Den Haag en Amsterdam ging Lages aan de slag om de verantwoordelijken voor de Februaristaking op te sporen en om eventuele nieuwe acties de kop in te drukken. Hij speelde een belangrijke rol in de brutale vervolging van politieke tegenstrevers en joden. Als politiechef stond de gewezen koopman in voor de praktische organisatie van de executies van verzetsleden en was hij aanwezig op meer dan één fusillade.
Hij stond op de eerste rij toen de gele sterren werden ingevoerd, beval de brandschatting van woningen als represaillemaatregel en was medeverantwoordelijk voor de organisatie van de razzia’s en de deportaties van joden uit Nederland. Terwijl gruwelijke berichten over de kampen op het kantoor van de onmachtige ‘Joodsche Raad’ binnenliepen, leidde Lages een liederlijk leven vol seksuele avonturen, en met de aangeslagen goederen van joodse slachtoffers maakte hij zijn verblijf in Nederland ongetwijfeld nog een stuk prettiger.
Gevangenschap
In mei 1945 werd Lages door de geallieerden opgepakt in het voormalig Koloniaal Instituut voor de Tropen. Op het proces dat tegen hem werd gevoerd ontkende hij anti-joodse gevoelens te koesteren en beweerde hij dat hij geruchten over de jodenuitroeiing die hem tijdens de oorlog hadden bereikt als niet meer dan gruwelpropaganda had beschouwd. Tegen de executie van verzetsstrijdster Hannie Schaft zou hij bij zijn meerderen protest hebben aangetekend. Zijn verdedigingsstrategie mocht niet baten: Lages werd ter dood veroordeeld en in afwachting van zijn terechtstelling in de gevangenis opgesloten.
Uitvoerig lobbywerk van ex-collega’s en invloedrijke personen in binnen- en buitenland leidde echter tot uitstel, en finaal ook afstel van executie. Nadat geruchten waren opgedoken over terminale darmkanker stond de Nederlandse overheid Lages toe in Duitsland in familiale kring te overlijden. In werkelijkheid leed de man slechts aan een pijnlijke darmobstructie. Na aanhoudend hartfalen en een verminderde algemene weerstand overleed Lages in april 1971. Hij werd begraven op het Waldfriedhof in Braunlage.
Details
Het verfijnde portret dat van der Zee van Willi Lages schetst is een uitmuntend stuk geschiedschrijving. Het lijkt erop dat de auteur elk verslag, elk kattenbelletje en elk vodje papier dat ooit door Lages’ handen is gegaan zorgvuldig heeft bestudeerd en beoordeeld. Niet enkel plaatst van der Zee zijn personage in een ruimere socio-historische context, hij doet dat tevens met een adembenemend oog voor detail.
De lezer die zich zou afvragen hoe laat Lages ’s morgens op kantoor verscheen (8.00u), hoeveel tijd hij nam om te lunchen (één uur), met welk merk en welke kleur auto hij door de straten van Amsterdam toerde (een rode Fiat) en uit welk metaal het Kriegsverdienstkreuz 2e klasse met zwaarden, dat hem in mei 1942 was opgespeld, was vervaardigd (zink) komt dit bij het lezen van de biografie te weten.
Zelfs de lichaamslengte van collega Hans Blumenthal (1,88 meter), het bezoek van Himmler aan bloembollengroothandel Grullemans in Lisse op maandagochtend 18 mei 1942 en de objecten die Lages in maart 1943 van onteigende joden zou hebben gepikt (waaronder een tuinparasol, 18 likeurglaasjes, een grasschaar, een föhn en een broodrooster), inclusief de schrijfmachine ‘van het merk Continental’ en de boeken over Tijl Uilenspiegel en Albert Ballin, blijven niet onvermeld.
Het uitgebreide persoonsnamenregister geeft aan hoe minutieus de auteur de sociale netwerken waarin Lages was ingebed heeft blootgelegd. Misschien zullen de vele hoofd- en nevenrolspelers de tekst voor de modale lezer wat moeilijk verteerbaar maken – 568 opgenomen namen in een corpus van 421 pagina’s, dat betekent dat gemiddeld om de 0,7 bladzijden een nieuw personage, en dus vaak ook een nieuw levensverhaal wordt ingeleid.
De auteur verdient alle lof voor de nauwgezetheid waarmee hij in zeer moeilijke omstandigheden (de lockdown in coronatijd en de aanslepende revalidatie na een knieoperatie) fondsen in het Nationaal Archief en het NIOD heeft uitgevlooid. Het is mogelijk dat hij zijn tekst niet met een uitgebreid voetnotenapparaat heeft willen verzwaren. Hoewel dit vanuit redactioneel standpunt een begrijpelijke keuze is, is ze voor historici die bijzonderheden in het geschetste verhaal willen natrekken eerder ongelukkig.
Doortrapt
Willi Lages. Ceremoniemeester van de dood schetst niet enkel op overtuigende wijze het portret van een cynische en wreedaardige man voor wie mensenlevens en moraal schijnbaar geen betekenis hadden, maar ook het parcours dat hij aflegde om de functies te kunnen bekleden die nodig waren om het nationaalsocialistische beleid te vertalen van doctrine naar praktijk. Het brengt de onvoorziene levensgebeurtenissen van de man in kaart, de onverwachte ontmoetingen die zijn denkkaders bepaalden, de politieke verschuivingen in het tijdsgewricht waarin hij per toeval opgroeide – maar ook zijn ambities, zijn weloverwogen keuzes en zijn vaak noodlottige beslissingen.
Het boek illustreert ten overvloede de complexe wisselwerking tussen de ideologie en de praktijk van een ethisch ontspoord regime en de plaats die mensen als Lages erin innamen. Zoals Van der Zee besluit:
Elke keer opnieuw verbaasde het me hoe doortrapt [Lages] te werk ging en de mensen om de tuin wist te leiden. Het leek haast of hij zichzelf van jongs af had klaargestoomd om een dergelijke verderfelijke rol te kunnen spelen. Het systeem dat toen Europa in zijn greep hield, was hem op het lijf geschreven.