In 1935 werden in nazi-Duitsland de Neurenberger Rassenwetten aangenomen. De basis van deze wetten, die de weg vrijmaakten voor de Holocaust, lag in het geloof van de nazi’s in de superioriteit van het Arische ras. De nationaal-socialisten gaven de titel ere-Ariër aan volkeren die officieel geen Ariër waren, maar om politieke redenen wel als zodanig werden beschouwd. Het ging dan bijvoorbeeld om de Japanners, met wie de nazi’s geopolitiek samenwerkten.
Ook de Ariërs zelf werden onderverdeeld in verschillende rassen. Nazi-ideoloog Hans F.K. Günther beschreef hiervoor rond 1943 zes Arische subrassen: het Noordras, Westras, Oostras, Dinarische ras, het Oostbaltische ras en het Faalsche ras. Het Noordras werd beschouwd als het beste ras. Leden van dit ras waren de zogenaamde “ware dragers van de scheppende cultuur”. In een boek uit 1943 schreef Hans F.K. Günther het karakter van de Noordse ariërs als volgt:
“Een volhardende wil, welke risico durft te nemen, strijdlust en doorzetten van wat als recht wordt erkend, moedige opofferingsgezindheid en doodsverachting, trots en zelfbewustzijn hebben de Noordras-volken de macht gegeven hun cultuur, die voortvloeit uit de scheppingskracht van het Noordras, aan de onderworpen Volken op te dwingen en bloeiende rijken met Noordras-zeden te stichten.”
De Duitsers werden vervolgens weer aangemerkt als het superieure Noordse volk, het meesterras binnen het meesterras.
Op bovenstaande foto uit 1943 krijgt een onderwijsassistent onderricht over de verschillende Arische rassen. Het was uiteraard de bedoeling dat zij hierna Duitse kinderen ging vertellen over de vermeende superioriteit van de Ariërs.
Platen waarmee onderricht werd gegeven over de Arische rassen in Duitsland:
Lees ook: Neurenberger Rassenwetten
Boek: Nazi-Duitsland en de joden