Dark
Light

De goudschat van Lienden en het einde van het Romeinse gezag in Nederland

Auteur:
7 minuten leestijd
Overzichtsfoto van de goudschat van Lienden. Foto Museum Het Valkhof.
Overzichtsfoto van de goudschat van Lienden. Foto Museum Het Valkhof.

Detectorzoekers hebben in een boomgaard in Lienden (gemeente Buren) een Laat-Romeinse goudschat gevonden. De schat is vermoedelijk rond 460 na Chr. begraven, niet lang vóór de definitieve val van het West-Romeinse rijk in 476.

Voorzijde van een gouden munt van keizer Maiorianus (457-461 n.Chr.) uit de Nationale Numismatische Collectie, De Nederlandsche Bank
Voorzijde van een gouden munt van keizer Maiorianus (457-461 n.Chr.) uit de Nationale Numismatische Collectie, De Nederlandsche Bank
De ontdekking werd gemeld bij de Vrije Universiteit, die in de zomer van 2016 een meldpunt opende voor archeologische vondsten. Via dit meldpunt kwam men ook in contact met twee andere detectorzoekers, die al in 2012 op precies dezelfde plek 8 gouden munten hadden gevonden, toen de akker machinaal werd voorbewerkt om als boomgaard te worden ingeplant.

De zoektocht ging hierna verder in de archieven. Het bleek namelijk dat in 1905 en in de jaren 1840 van de negentiende eeuw op hetzelfde perceel al een partij goudstukken is ontdekt, die vrijwel zeker tot dezelfde schatvondst behoort. In 1846 meldt ene dominee Kist dat hij bij een bezoek aan Lienden een aantal gouden munten te zien kreeg welke op het perceel ‘Den Eng’ waren verzameld, destijds eigenaar van de lokale grondheer Baron van Brakell. Kist noemt 3 munten van Valentinianus, 3 van Constantijn, 2 van Honorius. Enkele jaren eerder had een Leidse archeoloog al een gouden munt van keizer Majorianus onder ogen gekregen. De locatie wordt niet genoemd, maar wel staat vermeld dat de munt in het bezit was van Baron van Brakell, eigenaar van hetzelfde perceel op ‘Den Eng’ waar in de negentiende eeuw en recentelijk de andere munten zijn ontdekt.

Datering

De munten zijn alle zogenoemde solidi, de Romeinse gouden standaardmunt uit de late vierde en vijfde eeuw. In totaal zijn nu 42 stuks bekend. Dit is echter een minimum aantal omdat de schatvondst zeker incompleet is. Onbekend blijft hoeveel munten in de jaren 1840 (en mogelijk al eerder?) gevonden zijn. De toen ontdekte munten zijn niet meer te traceren.

Deze verzameling van tenminste 41 solidi uit Lienden bestrijkt een lange tijdsperiode tussen 375 en 457. Van de munten zijn er 29 geslagen in de late vierde of vroege vijfde eeuw: 5 van Valentinianus II; 10 van Honorius; 13 van Constantijn III en 1 van Jovinus. Van enkele munten is niet exact bekend door welke keizer ze zijn geslagen. Verder zijn er munten uit het midden van de vijfde eeuw: één munt van Johannes, 8 stukken op naam van Valentinianus III en tenslotte de jongste munt of sluitmunt van Majorianus. De munten van de schat zijn dus gespreid over een lange periode geslagen door verschillende keizers. Een dergelijke gemengde samenstelling blijkt kenmerkend voor alle Laat-Romeinse solidusschatten.

Volgens de archeologen gaat het om de grootste solidusschat uit Nederland. Ook blijkt het om de allerlaatste Romeinse muntschat te gaan die we uit Nederland en aangrenzende regio’s kennen. De sluitmunt is van keizer Majorianus, die regeerde van 457 tot 461. Dit betekent dat de schat rond 460 of kort daarna zal zijn begraven. Het West-Romeinse rijk eindigde in 476 toen de laatste keizer werd afgezet.

Opgravingsfoto op de locatie van de goudschat te Lienden. (VU)
Opgravingsfoto op de locatie van de goudschat te Lienden. (VU)

Archeologische context

Naar aanleiding van de meldingen hebben archeologen van de Vrije Universiteit en de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed een kleine opgraving uitgevoerd, waarbij op de vondstplek van de munten een vlak van ongeveer 75 vierkante meter werd onderzocht. Men wilden ten eerste weten of er nog meer munten of eventueel sieraden in de bodem aanwezig waren. Een tweede vraag was of de vondsten in een pot, buidel of andere container hadden gezeten. Verder is het voor archeologen belangrijk om de aard van de vindplaats te kennen: was de schat begraven bij een huis in een nederzetting, bij een heiligdom, of wellicht bij een begraving meegegeven aan een persoon? Dit laatste was een serieuze optie, aangezien de vinder van 2016 ook onverbrand menselijk botmateriaal aantrof op de vondstplek van de munten.

Er werden geen nieuwe munten meer gevonden. Ook werden geen scherven gevonden van aarden of metalen vaatwerk, hetgeen wellicht betekent dat de schat destijds in een buidel van leer of textiel is verborgen.

Verspreidingskaart Laat-Romeinse goudschatten in Nederland en omgeving en hun datering. (VU)
Verspreidingskaart Laat-Romeinse goudschatten in Nederland en omgeving en hun datering. (VU)

Wel werden onverbrande botresten van drie menselijke individuen gevonden. In een geval kon nog worden vastgesteld dat de persoon met opgetrokken onderarmen iets op de zij was neergelegd. Daarnaast was er een crematiegraf in de vorm van verbrande botten in een urn van aardewerk. Een verrassing volgde, toen resultaten uit het laboratorium duidelijk maakten dat de onverbrande botten stammen uit het begin van de Midden Bronstijd, c. 1800 v.Chr. Veel vroeger dan men dacht en er is dan ook geen relatie tussen de muntschat en de skeletresten. Het crematiegraf is jonger: waarschijnlijk uit de IJzertijd. Uit de Romeinse tijd en met name de Vroege Middeleeuwen is tenslotte wat los vondstmateriaal geborgen, niet gekoppeld aan sporen uit die tijd. Dat suggereert dat het terrein in die tijd de periferie van een nederzetting vormde.

Waarom begraven?

De archeologen vermoeden dat de muntschat is begraven in een oude, toen nog zichtbare grafheuvel uit de Midden Bronstijd. De directe aanleiding blijft onzeker. Meest voor de hand liggend is volgens de onderzoekers een begraving uit veiligheidsoverwegingen in een crisissituatie, waarbij de keuze voor een oude grafheuvel als verstopplek mede kan zijn ingegeven door religieuze overwegingen.

Overzichtsfoto van de goudschat van Lienden. Foto Museum Het Valkhof.
Overzichtsfoto van de goudschat van Lienden. Foto Museum Het Valkhof.

Historische context

Volgens de onderzoekers moet de Liendense schat begrepen worden binnen de context van de geleidelijke desintegratie van het West-Romeinse rijk in de vijfde eeuw, uitmondend in zijn definitieve ondergang in 476.

“De toenemende afhankelijkheid van Germaanse groepen, waaronder in onze streken de Franken, speelde daarbij een belangrijke rol. Gouden munten ofwel solidi vormden het betaalmiddel bij uitstek waarmee Romeinse keizers vanaf de late vierde eeuw Frankische leiders beloonden in ruil voor militaire steun. Die leiders konden dan de munten weer distribueren onder hun eigen aanhang.”

De Liendense schat is – gezien de aanwezigheid van munten van Valentinianus III en vooral de sluitmunt van Majorianus – rond of kort na 460 zijn begraven. Ondanks het grote aandeel van oudere solidi uit de late vierde en het begin van de vijfde eeuw in de schat, is het waarschijnlijk dat deze in één keer is ontvangen van een Romeinse gezagsdrager.

Uit Nederland en aangrenzende gebieden zijn momenteel 27 Laat-Romeinse solidusschatten bekend. Daarin tekent zich een duidelijk patroon af. Verreweg de meeste schatten zijn begin vijfde eeuw begraven. Uit die fase is een hele serie goudschatten en losse solidi bekend, zowel ten noorden als ten zuiden van de Rijn.

“De spreiding van deze goudvondsten reflecteert ultieme pogingen van het Romeinse gezag om vooral de Maas- en Rijnvallei te controleren en greep te krijgen op de hier woonachtige Frankische groepen. Er is in deze fase sprake van een duidelijke schathorizont en uit de datering van de muntschatten blijkt dat een substantieel deel van dit goud hier ten tijde van Constantijn III is binnengekomen. Daarna kennen we een viertal solidusschatten met munten geslagen tussen 425 en 445 onder Valentinianus III. De Liendense schat is van nog wat latere datum: rond 460. De vraag is hoe we die extreem late instroom van Romeins goud moeten begrijpen.”

Zegelring uit het graf van de Frankische kleinkoning Childeric I, met portret van de vorst en de tekst Childirici regis. Wikimedia Commons.
Zegelring uit het graf van de Frankische kleinkoning Childeric I, met portret van de vorst en de tekst Childirici regis. Wikimedia Commons.
De instroom van een partij goud rond 460 hangt waarschijnlijk samen met activiteiten van de West-Romeinse keizer Majorianus en diens generaal Aegidius in Gallië. Het meest plausibele scenario is dat Aegidius militaire steun vroeg van Frankische koningen in ruil voor goudbetalingen. Aegidius was legerleider in Gallië onder Majorianus. Als antwoord op voortdurende pogingen van Germaanse groepen om hun macht in Gallië te vergroten, ondernam hij in de zomer van 457 een veldtocht tegen de Ripuarische Franken (Rijnfranken), waarbij Keulen ontruimd moest worden. In 458 heroverde hij in opdracht van Majorianus Lyon op de Bourgonden en verdedigde hij met succes Arles tegen de Visigoten. In augustus 461 werd Majorianus door de Germaanse generaal Ricimer ten val gebracht. Deze benoemde Libius Severus tot opvolger. Aegidius weigerde echter samen te werken met Ricimer en deed een poging met zijn leger tegen Ricimer op te trekken. Maar hij was weinig succesvol doordat de Bourgondische koning Gundioc hem de pas naar Italië afsneed.

Aegidius raakte verder in moeilijkheden toen de Visigoten in opdracht van Ricimer tegen hem optrokken. Hij werd hierdoor gedwongen zich terug te trekken naar het gebied rond Parijs, waar hij een zelfstandig Gallo-Romeinse Rijk stichtte met Soissons als zijn residentie. In 463 voorzag Aegidius zich van steun van Frankische bondgenoten onder aanvoering van Childerik. Met hulp van deze bondgenoten slaagde hij erin de Visigoten te verslaan in de slag bij Orléans, waarmee hij zijn machtsbasis in Gallië versterkte. In 464 werd Aegidius vergiftigd. Het door hem gestichte rijk bleef voortbestaan totdat het in 486 werd ingelijfd door de Franken onder Clovis.

De VU:

“Het is een interessante vaststelling dat de rond 460 begraven schat van Lienden ongeveer gelijktijdig is met het aan de macht komen van de reeds genoemde Frankische kleinkoning Childerik I (c. 436-481/482). Childerik verkreeg het leiderschap bij de dood van zijn vader omstreeks 458. Hij had zijn machtsbasis rondom de stad Doornik, waar zijn uitzonderlijk rijke graf is teruggevonden. Childeric wordt daarin gepresenteerd als een generaal in Romeinse dienst. Hij steunde Aegidius en zal daarvoor goud hebben ontvangen om zijn volgelingen te kunnen belonen. Zou de eigenaar van de schat van Lienden een volgeling van Childeric kunnen zijn geweest? In ieder geval mogen we denken aan een Frankische leider uit het Nederlandse rivierengebied die rond 460 in het Romeinse netwerk moet hebben gezeten.”

Tentoonstelling

Bijzonder is dat de vinders en de grondeigenaar de goudschat in langdurig bruikleen afstaan aan Museum Het Valkhof, zodat iedereen deze vondst kan bekijken. Museum Het Valkhof staat bekend om haar uitgebreide verzameling Romeinse bodemvondsten uit Nederland. Bij de opgraving waren onderzoekers van de Vrije Universiteit en Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed betrokken.

Bron: Vrije Universiteit

Overzicht van boeken over het Romeinse Rijk

×