Het Panchoy-dal ligt ingesloten tussen drie vulkanen en herbergt één van de mooiste steden van Midden-Amerika, die bovendien een voormalige hoofdstad is: Antigua. De poort van Santa Catalina is het symbool van de stad en de bontgekleurde muren van de huizen herinneren aan de vroegere pracht van het koninkrijk Guatemala. Het strekte zich eens uit van Mexico tot Panama en werd gedurende tweehonderddertig jaar vanuit Antigua geregeerd.
‘De Oude’, de letterlijke betekenis van Antigua, was de hoofdstad van het politieke, religieuze, culturele en sociale centrum van geheel Midden-Amerika. Aan de voet van drie onrustige vulkanen, en midden in een aardbevingszone gelegen, was de stichting van deze stad geen geringe inspanning voor de Spaanse veroveraars.

De veroveraars zagen aanvankelijk in de vulkanen weinig gevaar en stichtten er daarom in 1543 hun hoofdstad met de naam Santiago los Caballeros, de stad die later bekend kwam te staan als Antigua. Voor de Spaanse soldaten was de naam Santiago (Sint Jakobus) van grote betekenis, want Sint Jakobus was de schutspatroon die hen grote overwinningen moest bezorgen. Dat was al zo geweest tijdens de acht eeuwen durende Reconquista, de herovering van Spanje op de Moren. In Guatemala werden ze echter geconfronteerd met fenomenen die hen totaal onbekend waren, zoals tropische ziekten, wervelstormen en spoedig ook vulkaanuitbarstingen.
Voorlopig zagen ze het Panchoy-dal echter nog als een paradijs. Van oudsher vormde het een kruispunt van handelswegen tussen beide kusten en de inheemse nederzettingen in het binnenland van Midden-Amerika. Vanuit hun hoofdstad wilden de Spanjaarden hier de controle over uitoefenen.

Binnen korte tijd groeide Antigua uit tot de op twee na belangrijkste stad van de Nieuwe Wereld, na Mexico-stad en Lima. Er ontstond een schaakbordachtig patroon van straten waaraan huizen met bontgekleurde façaden lagen. Er heerste een atmosfeer die een mengeling vormde van de Spaanse koloniale cultuur en de Maya-identiteit, want de veroveraars slaagden er nooit in die helemaal uit te wissen. De veelkleurigheid is een uiting van de inheemse vaardigheid in het verwerken van pleisterkalk met pigmenten en kleurstoffen. Blauwe en groene kleurstof werd uit planten gewonnen, geel pigment uit kleiafzettingen en rood uit ijzerhoudende mineralen. Iedere familie had haar eigen kleurschakering om zich van de anderen te onderscheiden.
Herenhuizen en aquaducten
Dat de bodem er regelmatig trilde en de vulkanen as uitstootten leek de Spanjaarden niet te verontrusten. De inheemse arbeiders lieten zich dag in, dag uit op de bouwwerven afbeulen om een prachtige stad tot stand te brengen. Er verrezen scholen, hospitalen, kerken, kloosters en zelfs een universiteit die tot de meest toonaangevende opleidingsinstituten van Midden-Amerika ging behoren. Veel vertegenwoordigers van de Spaanse bovenlaag vestigden zich in de stad en namen bouwstijlen mee uit Andalusië, de regio waar de meeste kolonisten vandaan kwamen.
Een typisch herenhuis beschikte over een centrale tuin en meerdere patio’s die allemaal hun eigen functie hadden. De vertrekken waren ruim, met hoge plafonds voor de koelte en zelfs de bedienden hadden er hun eigen slaapzalen. Een voorbeeld daarvan is de Casa Popenoe, waar Andrés Guerra met zijn familie woonde. Deze voormalige soldaat had het in Guatemala gebracht tot koninklijk schrijver. Zijn huis was volledig zelfvoorzienend, met eigen paardenstallen, een voorraadschuur en groentetuinen, waar tientallen bedienden werkzaam waren. Water speelde een belangrijke rol en Antiqua werd daar rijkelijk van voorzien dankzij drie aquaducten die het vanuit de bergen aanvoerden.

De Spanjaarden stroomden in drommen toe, zonder dat dit overigens een einde betekende van de inheemse cultuur. De façaden van de mooiste koloniale bouwwerken dragen nog altijd de sporen van de Maya’s, zoals die van de rijkversierde kerk La Merced. Wie goed kijkt tussen de Europese stijlkenmerken ontdekt op sommige plaatsen decoraties in de vorm van maiskolven. Eigenlijk hadden dit druiventrossen moeten zijn, maar die waren onbekend bij de Maya’s. Dat gold ook voor dieren als paarden en leeuwen, waar de handwerkslieden hun eigen interpretatie aan gaven en die daardoor eerder op fabeldieren lijken.
Seismische barok
In het spoor van de missionering vestigden zich ook verschillende kloosterordes in de stad, zoals de Franciscanen, Dominicanen, Mercedarianen en Jezuïeten. Het klooster Nuestra Señora del Pilar Zaragossa herbergde de eerste nonnenorde in de regio. Het complex werd ontworpen door Diego de Porres (1677-1741), een architect van inheemse origine die een unieke barokstijl ontwikkelde. Hij was de schepper van vele private en publieke gebouwen in Antigua en hield daarbij rekening met de seismische gevoeligheid. Hij versterkte de bouwwerken met dikke muren en plompe zuilen in de hoop dat ze daarmee een aardbeving zouden kunnen doorstaan.

Twee eeuwen lang hield deze ‘seismische barok’ het vol onder het regelmatig schudden van de bodem. Tot 29 juli 1773, toen de koningin van Guatemala in slechts twee minuten door een aardbeving van 7,5 op de Schaal van Richter werd verwoest. Er volgden nog wekenlang naschokken. De grote kathedraal, symbool van de religieuze macht in de stad, lag in puin en alleen haar façade was overeind blijven staan. De nazaten van de Spaanse kolonisten wilden er nadien niet meer wonen en verplaatsten de hoofdstad naar een naburig dal waar ze Guatemala-stad ging heten.
Koffieteelt
Wat van de koloniale pracht was overgebleven viel daarna ten prooi aan plundering. De stad, die vanaf toen ‘Antigua’ ging heten, raakte volledig verwaarloosd. Het is echter te danken aan de vruchtbare vulkanische bodem dat Antiqua daarna een heropleving kon doormaken. Eind negentiende eeuw bloeide daardoor namelijk de koffieteelt op. De Jezuïeten hadden in het verleden hun tuinen versierd met koffieplanten, hoewel ze ook bekend waren met de smaakvolle en stimulerende drank die eruit bereid kon worden. Destijds was het een drank voor de rijken, maar toen het later een volksdrank werd en er behoefte ontstond aan grootschalige aanbouw, konden de planters van Antigua hierin voorzien.
Begin vorige eeuw begonnen er ook toeristen naar Antiqua te reizen en welgestelden uit Guatemala-Stad lieten er een tweede woning bouwen. Dit leidde ertoe dat in de vorige eeuw ook tal van oude gebouwen gerestaureerd werden, waardoor de oude koningin tegenwoordig weer veel van haar oude pracht herwonnen heeft.
Antoine de Saint-Exupéry

Eerst was hij verwonderd over de geïsoleerde en uitgestorven stad waar hij beland was. Er heerste een extreme rust in het indrukwekkende dal dat omgeven was door drie vulkanen. Het klimaat was er zeer aangenaam en een beetje vochtig, waardoor er tal van gewassen aangeplant konden worden. De Saint-Exupéry zoog de atmosfeer in zich op. Hij was destijds al een bekendheid, niet alleen vanwege zijn legendarische vluchten maar ook door zijn literaire oeuvre.
Hij verbleef in één van de vele herenhuizen in de stad, waarvan de tuin vol met rozen stond. Het zijn kwetsbare planten die niet tegen een overmaat aan zonlicht kunnen, maar juist last krijgen van schimmelvorming als ze in de schaduw staan. Zonder begieten zullen ze sterven, maar een teveel aan water belemmert juist hun groei. Daarmee is het een uitdaging om rozen goed te kweken en vervulde het de bewoners van Antigua met trots als ze er goed bijstonden, zo stelde Antoine de Saint-Exupéry vast.

Rozentuinen alsinspiratiebron
In eerste instantie beschouwde men het louter als fictie en dacht dat alles aan zijn fantasie ontsproten was. Toen echter verspreidde zich vanuit Argentinië een gerucht. Daar had hij na zijn oponthoud in Guatemala nog een tijd verbleven en een aantal vrienden over zijn verblijf in Antigua verteld. Deze vrienden stelden vast dat het verhaal van de Kleine Prins daarmee overeenstemde en de fantasie dus deels op de realiteit berustte. Voor de Guatemalteken waren het de rozentuinen van Antigua die de schrijver geïnspireerd zouden hebben.
In het verhaal komt de prins van de asteroïde B612, waarvan het landschap verdacht veel lijkt op het dal van Antigua. Ze was zeer klein en omgeven door drie vulkanen, waarvan er twee nog actief waren. Precies zoals in Antigua: de Volcán de Agua, die uitgedoofd is, de Fuego die actief is en af en toe spectaculair kan uitbarsten en de Acatenango waarvoor dat in mindere mate ook nog het geval is.
Met meer dan honderdvijfenveertig miljoen exemplaren is De Kleine Prins het meest verkochte boek ter wereld en op de bijbel na het meest vertaald. Naast Guatemala zouden ook Argentinië, Brazilië en Libië als inspiratiebron gediend hebben. Zoals de Kleine Prins zei:
Alleen met je hart kun je goed kijken, want het mooiste zal altijd onzichtbaar blijven voor de ogen.