Wanneer een verhaal ongeloofwaardig is maar wel bekend is omdat het al tijden rond gaat, wordt wel eens gezegd dat het om een ‘apocrief’ verhaal gaat. Het woord wordt daarnaast in verschillende kerkstromingen gebruikt om boeken mee aan te duiden die vroeger onderdeel uitmaakten van de bijbel, maar tegenwoordig niet meer. Men spreekt dan van de apocriefe boeken.
Over wat die apocriefe bijbelboeken precies zijn verschillen de meningen. Binnen de rooms-katholieke Kerk worden boeken als Tobias, Judith, Wijsheid, Jezus Sirach, Baruch en 1 en 2 Makkabeeën beschouwd als deutero-canoniek, terwijl protestanten ze beschouwen als apocrief. Voor hen staat de authenticiteit onvoldoende vast, waardoor ze niet aangemerkt kunnen worden als door god ingegeven.
Het woord apocrief komt van het Griekse apokryphos (opgeborgen). Het begrip wordt tegenwoordig vooral vaak gebruikt als aanduiding voor teksten waarvan men het moeilijk vindt om de waarde ervan te bepalen, bijvoorbeeld omdat de auteur onbekend is of een datering ontbreekt.