Over het weer raken we vaak niet uitgepraat. Niet verwonderlijk dus dat onze taal ook veel spreuken en uitdrukkingen bevat met verwijzingen naar het weer. Zo kennen we bijvoorbeeld de weerspreuk: April doet wat hij wil. Waar komt deze spreuk vandaan en wat betekent hij?
Een van de bekendste weerspreuken leert dat vrijwel niets zo veranderlijk is als het weer. En dat gaat zeker op voor de maand april. Hoewel de natuur dan al in de lentestand staat en veel mensen ook beginnen aan een grote lenteschoonmaak of besluiten weer eens in de tuin te gaan werken, is het niet zo dat we het koudere weer al helemaal achter ons kunnen laten. April doet namelijk wat hij wil. Het weer kan deze maand namelijk nog erg veranderlijk zijn. De ene dag kan het zomer lijken terwijl tijdens andere dagen een gure wind opsteekt en men liever binnen blijft of een winterjas aantrekt.
Die wisselvalligheid heeft veel te maken met de windrichting. Die komt in april (en ook in maart) vaak vanuit het noorden, vanuit Scandinavië of vanaf de Noordzee, en voert dan geregeld dus ook koude lucht mee. Die wind kan soms ook stevig zijn, met flinke windstoten. En zelfs nachtvorst is nog niet uitgesloten, wat met name problematisch kan zijn voor fruitbomen die al in knop staan.
Andere april-spreuken
De maand april is terug te vinden in meer (bekende en minder bekende) spreuken. Enkele voorbeelden:
- Aprilletje zoet, geeft nog wel eens een witte hoed
- Op den eersten april stuurt men gekken waar men wil (verwijzing naar 1 april als grappendag)
- Op de eerste april verloor Alva zijn bril
- April koud en nat, vult zak en vat. Geeft veel koren en veel boter. (verwijzing naar de boerenwijsheid dat een warme maand april een voorbode is voor een koele zomer)