Baarle-Hertog ’14-’18 – Boodschapper van bezet België naar de buitenwereld

10 minuten leestijd
Voormalig gemeentehuis van Baarle-Hertog
Voormalig gemeentehuis van Baarle-Hertog, 2006

Enclaves zijn geregeld een bron van conflict, zoals voorbeelden elders op de wereld laten zien. In eigen land kunnen we ons gelukkig prijzen dat de meeste enclaves door grenscorrecties zijn verdwenen, zoals de Kleefse Enclaves in Gelderland. De enige enclaves die tot op de dag van vandaag zijn blijven bestaan zijn die van het Belgische Baarle-Hertog in de provincie Noord-Brabant, omdat ze door hun complexiteit niet ‘opgelost’ konden worden. Gewapende strijd heeft hier echter nooit om gewoed, zelfs niet toen ‘Noord’ en ‘Zuid’ in 1568-1648, en opnieuw in 1830-1839 van elkaar gescheiden raakten.

Toch liep de spanning er ooit hoog op, maar dan door toedoen van een derde partij: Duitsland. Nadat de keizerlijke troepen in de eerste oorlogsmaanden van 1914 België grotendeels hadden bezet, ontpopte het vrije Baarle-Hertog zich tot communicatiekanaal met de Belgen achter het IJzerfront en die in de geallieerde en neutrale landen. Nederland zag dat met zorg aan en hield er rekening mee dat het door deze activiteiten mogelijk zelf in de oorlog verzeild zou raken. Zover kwam het gelukkig niet en na 1918 keerde in en rond de enclaves dezelfde rust terug als er al eeuwen geheerst had.

De ingewikkelde enclave-situatie van Baarle-Nassau/Hertog.
De ingewikkelde enclave-situatie van Baarle-Nassau/Hertog. (Marc Busio)

Baarle-Nassau & Baarle-Hertog

De oorsprong van deze abnormale grenssituatie gaat terug tot eind twaalfde eeuw, toen de Graaf van Holland vanuit ’s-Gravenhage en de Hertog van Brabant vanuit Leuven hun territorium probeerden uit te breiden in wat nu Noord-Brabant is. Dirk VII van Holland (11??-1203) had zijn oog op de Baronie van Breda laten vallen, maar Henrik I van Brabant (1165-1235) wist Godfried II van Schoten (1155-1216), heer van Breda, aan zich te binden door hem gronden rondom het twintig kilometer zuidelijker gelegen dorp Baarle in leen te geven, die daarna als ‘Baarle onder Breda’ vermeld werden.

Er waren echter ook landerijen die hij al aan anderen had uitgeleend en deze bleven daarom ‘onder den Hertog’, net zoals het buurtschap Loveren, de allereerste kern van Baarle, onder de Abdij van Thorn viel en daarom ‘Baarle onder Thorn’ ging heten.

Nadat graaf Engelbrecht I van Nassau (1370-1442) in 1404 door huwelijk heer van Breda was geworden (al zijn Oranje-Nassau-nazaten zijn dit tot heden toe gebleven), kwam ‘Baarle onder Breda’ bekend te staan als Baarle-Nassau. De huidige situatie ontstond toen na afloop van de Tachtigjarige Oorlog bij de Vrede van Münster (1648) de scheiding tussen de Republiek der Zeven Provinciën en de (Spaanse) Zuidelijke Nederlanden bekrachtigd werd. De titel van Hertog van Brabant was ondertussen overgegaan op de Spaanse koningen (en wordt nog steeds door hen gevoerd, net als sinds 1840 door de kroonprinsen en -prinsessen van België) en daardoor ging ‘Baarle onder den Hertog’, kortweg Baarle-Hertog, tot de Zuidelijke Nederlanden behoren.

Na de totstandkoming van het Verenigde Koninkrijk der Nederlanden in 1815 leken de enclaves te zijn ‘verdwenen’, maar de afscheiding van België in 1830 en de bevestiging daarvan in het Verdrag van Londen (1839) deed de oude toestand weer terugkeren. Vier jaar later moest het verdrag van Maastricht de definitieve grens tussen beide landen vaststellen, maar de kwestie Baarle-Nassau/Hertog werd hier van uitgezonderd vanwege haar complexiteit en ook latere pogingen tot grenscorrectie liepen op niets uit. Die complexiteit is er in gelegen dat Baarle-Hertog uit tweeëntwintig grote en kleine enclaves bestaat, waarvan er acht op hun beurt een Nederlandse enclave, behorende tot Baarle Nassau, insluiten (zogenaamde ‘contra-enclaves’).

Zicht op station Baarle-Nassau Grens
Zicht op station Baarle-Nassau Grens

Grensstation

Nadat het al eeuwenlang een knooppunt van handelswegen was, die op de ‘plaatse’ van Loveren samenkwamen, ging vanaf 1867 ook de spoorlijn Turnhout-Tilburg door Baarle-Nassau/Hertog lopen. Deze werd door een Belgische maatschappij aangelegd om onder andere de industrie van Tilburg te voorzien van steenkool uit de Borinage, net zoals Eindhoven om dezelfde reden een spoorverbinding met Luik kreeg. Dankzij de passagierstreinen die er gingen rijden en een eigen station kon Baarle-Nassau/Hertog echter ook van de lijn profiteren. Na nationalisatie van de lijn in 1898 kwam er zelfs een tweede station bij, maar toen op de rijksgrens tussen beide landen, vijf kilometer ten zuiden van het enclavedorp. Het ging Baarle-Nassau Grens heten en kreeg alle voorzieningen voor grootschalige douaneafwikkeling van goederen en passagiers, omdat het de bedoeling was dat de spoorlijn – naast die over Roosendaal – een extra doorgaande verbinding tussen Nederland en België zou worden. Met een stationsgebouw, locomotievenloods, douanekantoor, seinhuis, dienstwoningen en tientallen rangeersporen was het een enorm complex dat te midden van de velden kwam te liggen en in 1906 in gebruik werd genomen.

Het project getuigde van het grote optimisme uit die jaren waarin cultuur, techniek en economie een opmerkelijke bloei doormaakten. Nog geen tien jaar later maakte de Eerste Wereldoorlog aan dit perspectief een eind en Baarle-Nassau Grens zou de verwachtingen nooit meer waarmaken.

Ironisch genoeg beleefde het grensstation haar grootste drukte toen in oktober 1914 honderdduizenden Belgen hun land ontvluchtten voor de oprukkende Duitsers en duizenden van hen dit via de spoorlijn door Baarle-Nassau/Hertog deden. Met de trein, maar velen ook te voet en zij zochten vaak onderdak bij de bewoners van het dorp, zowel bij landgenoten in Baarle-Hertog als bij Nederlandse gezinnen in Baarle-Nassau. Toen daar geen ruimte meer was werd de grote douaneloods van het grensstation ingericht als opvanglocatie. Wekenlang verbleven ze daar totdat er verder landinwaarts vluchtelingenkampen waren opgezet, zoals in het Noord-Brabantse Uden. De meeste van hen keerden echter na enkele maanden weer terug naar het bezette België.

Station Baarle-Nassau Grens
Station Baarle-Nassau Grens

Draadversperringen

Aan beide zijden van de grens was de militaire aanwezigheid ondertussen sterk opgevoerd. Enerzijds door het Nederlandse leger dat de neutraliteit moest bewaken en anderzijds door Duitse grenstroepen die spionnen, smokkelaars, ontsnapte krijgsgevangen, deserteurs en Belgische strijders voor het IJzerfront moesten tegenhouden. Om deze afgrendeling effectiever te maken trokken de Duitsers in 1915 over de volledige lengte van de grens tussen Cadzand en Vaals een versperring op die bestond uit stroomdraden onder een elektrische spanning van tweeduizend volt. Dat weerhield velen er overigens niet van om toch een poging te ondernemen het neutrale Nederland te bereiken, bijvoorbeeld door met hulpstukken of isolerende handschoenen tussen of onder de draden door te kruipen. Als dat mis ging had dat fatale gevolgen, want de elektrische schok was dodelijk.

Grenswacht bij de Dodendraad
Grenswacht bij de Dodendraad (CC BY-SA 3.0 – Nationaal Archief – wiki)
Gedurende de eerste maanden dat de versperring in gebruik was zijn er ook veel slachtoffers onder de plaatselijke bevolking gevallen omdat ze eenvoudig weg niet bekend waren met de gevaren van hoogspanning en hier ook niet voor gewaarschuwd werden. In totaal hebben vele honderden mensen op die manier het leven gelaten, waardoor men ging spreken van de ‘Dodendraad’.

Een volledige afsluiting is het nooit geweest. Via een aantal streng bewaakte doorgangen was het nog altijd mogelijk om de grens te passeren, mits in bezit van de juiste papieren. Bovendien volgde de draadversperring niet overal de grens, waardoor Belgische gebiedsdelen (onder andere de dorpen Essen, Meer en Poppel) aan Nederlandse zijde kwamen te liggen en een soort niemandsland werden. Ook hier waren doorgangen voor de bewoners gemaakt om bezet België te bereiken. Tenslotte reed er af en toe nog een trein over de spoorlijn Turnhout-Tilburg, zoals op 6 en 8 december 1915 toen er op het grensstation enkele tientallen invalide Britse en Duitse krijgsgevangenen tegen elkaar werden uitgewisseld.

Om smokkel van Baarle-Hertog naar Nederlands grondgebied te verhinderen, plaatste het Nederlandse leger op haar beurt een draadversperring rondom de enclaves, onvermijdelijk met het gevolg dat daar ook delen van Baarle-Nassau achter kwamen te liggen. Hier bleven stroomdraden achterwege en werd volstaan met een drie meter hoge omheining van prikkeldraad en kippengaas. Er kwamen tweeduizend Nederlandse grenswachten naar Baarle-Nassau, waar niets meer kon gebeuren zonder toestemming van de militaire overste. Deze stelde een avondklok in en kon indien nodig de staat van beleg afkondigen. Deze maatregelen konden echter niet voorkomen dat Baarle-Hertog een cruciale schakel werd in het berichtenverkeer met het andere vrije België in de Westhoek achter het IJzerfront, de Belgische regering in het Franse Le Havre en de geallieerde hoofdkwartieren.

Zendstation

In één van hun enclaves waren de Belgen in 1915 namelijk begonnen met de bouw van een zendstation onder de codenaam ‘MN7’. De complete zendinstallatie werd clandestien vanuit Nederland binnen gesmokkeld. Kleine onderdelen arriveerden verborgen onder groenten en fruit in een hondenkar. Grotere componenten in de auto van burgemeester Henri van Gilse van Baarle-Hertog. Zijn dochters moesten bij het vervoer vriendelijk lachend naar de Nederlandse militairen en douaniers zwaaien om hun aandacht af te leiden.

Bericht over de exclave 'Baerle Hertog' in de Bredasche courant van 17 september 1918
Bericht over de exclave ‘Baerle Hertog’ in de Bredasche courant van 17 september 1918 (Delpher)
De tien masten van achttien meter lengte die door houthandelaar in de Zaanstreek geleverd werden dienden zogenaamd voor de bouw van een noodonderkomen voor vluchtelingen en werden daarom tot de enclave toegelaten. Niemand dacht eraan dat er misschien wel een zendstation werd gebouwd, tot er in één dag tijd met vereende krachten een veertig meter hoge zendmast werd opgericht die zelfs voor de Duitsers vanuit hun uitkijkpost bij het grensstation in het Belgische Weelde zichtbaar was. Ter provocatie liet burgemeester Van Gilse de Belgische driekleur in top hijsen en er gedurende de nachtelijke uren lampen in branden, die in de duisternis tot in de wijde omtrek zichtbaar waren.

Onder de militaire autoriteiten aan Nederlandse zijde ontstond grote nervositeit omdat ze er serieus rekening mee hielden dat de Duitsers dit als een schending van de neutraliteit zouden beschouwen. Een bombardement op, of gewapende inval in de enclave, bijvoorbeeld met een gepantserde trein over Nederlands grondgebied, kon niet worden uitgesloten. Daarom sliepen vanaf die tijd tachtig soldaten van het garnizoen op Loveren elke nacht ‘gelaarsd en gespoord’, direct klaar om uit te rukken bij alarm.

Op 17 oktober 1915 konden de eerste van honderden berichten van de Duitsers worden opgevangen en vervolgens worden doorgegeven aan de Belgische regering in Le Havre en het geallieerde hoofdkwartier in Calais. Het meetstation van MN7 berekende de koersrichting van zeppelins en onderzeeërs, waarna bondgenoot Groot-Brittannië gewaarschuwd kon worden voor op handen zijnde luchtbombardementen op steden en torpedering van schepen. In de laatste oorlogsmaanden werden Duitse berichten onderschept over de matrozenopstand in Kiel en onderhandelingen over de wapenstilstand in Compiègne.

Postkantoor

Om het moreel van de Belgische soldaten te breken weigerde de Duitse censuur brieven van en naar het front door te laten. Al vlug werden er daarom netwerken voor smokkelpost opgericht. Brieven werden in elke provinciehoofdstad verzameld en via Brussel naar Baarle-Hertog gebracht. Hier was het enige Belgische postkantoor aan de grens met Nederland, dat niet door de Duitsers werd gecontroleerd.

Vanuit Baarle-Hertog gingen de brieven via Baarle-Nassau, Den Haag, Vlissingen, Folkstone en Calais naar het front of naar de regering in Le Havre, en omgekeerd. In 1916 kreeg het postkantoor honderdduizend brieven per maand te verwerken. Deze deden er twee tot drie weken over, maar gemiddeld een kwart kwam nooit aan. Daar kwamen de pakketjes voor frontsoldaten nog eens bij. Eens per twee weken mocht er gratis een pakketje naar een soldaat worden gestuurd en ook veel Nederlanders deden dat.

Briefkaart van Jacques Gevers met oorlogszegels voor Nederlandse verzamelaars die via het postkantoor van Baarle-Hertog verstuurd werd.
Briefkaart van Jacques Gevers met oorlogszegels voor Nederlandse verzamelaars die via het postkantoor van Baarle-Hertog verstuurd werd. (Heemkundekring Amalia van Solms)

De uit België gesmokkelde brieven gingen in eerste instantie naar ‘briefbemiddelaars’ zoals ‘Werk Soldatengroet’, ‘Union Belge’ en ‘Post der Geallieerden’. Laatstgenoemde werd in Folkstone opgericht in samenwerking met de Belgische militaire censuur. Deze organisaties hadden allemaal hun hoofdkwartier gevestigd in Baarle-Hertog, en wel in een gehuurde kamer aan de Molenstraat. Brieven van het ‘Werk Soldatengroet’ bestonden uit drie gelijk gecodeerde stroken, bijvoorbeeld ‘NYH12/3 strook 2’. De Duitsers konden de afzender van de smokkelbrieven op deze manier niet achterhalen. Strook één met de naam van de soldaat bleef in Baarle-Hertog, twee en drie werden naar bezet België gesmokkeld. Op twee kwam het antwoord en drie was de eigenlijke brief. Terug in Baarle-Hertog werd strook twee samen met strook één naar het front gestuurd.

Jacques Gevers, een vluchteling uit Antwerpen, vond in Baarle-Hertog een gat in de markt. Hij verzond tegen vergoeding briefkaarten uit Vrij België naar Nederlandse verzamelaars. Deze zegels waren in Londen gedrukt ten bate van het Belgische Rode Kruis. Ze werden aangemaakt ter vervanging van de postzegels die door het Duitse leger waren buitgemaakt.

Vrede en heden

Na de oorlog werd het zendstation MN7 al vrij snel ontmanteld. De barakken werden in het openbaar verkocht, de installatie naar Brussel afgevoerd, waar ze werd opgenomen in de collectie van het militair museum. Het ‘geheim’ van het zendstation bleef zelfs nog tot lang na de volgende wereldoorlog bewaard en werd toen door lokale geschiedschrijvers aan de hand van enkele vage foto’s en mondelinge overleveringen ontrafeld.

Symbolische grenspaal op het Kerkplein in Baarle.
Symbolische grenspaal op het Kerkplein in Baarle.
Dat de verhoudingen tussen de bewoners van Baarle-Nassau en Baarle-Hertog na 1918 verstoord waren was hoofdzakelijk een afspiegeling van de relatie tussen beide landen. Na de wapenstilstand had Nederland vrije doortocht verleend aan Duitse militairen die beladen met buit naar huis terugkeerden. Tijdens de oorlog was het handel blijven drijven met Duitsland en daarmee een doorvoerkanaal geweest voor levensmiddelen en grondstoffen, waarmee naar schatting tweeënhalf miljard gulden oorlogswinst was gemaakt, aldus het Engelse blad The Economist. Toch voorkwamen de geallieerde grootmachten dat Nederland als genoegdoening hiervoor grondgebied moest afstaan aan België. Dat land had niet alleen een claim gelegd op Zeeuws-Vlaanderen en Limburg maar ook op een aantal Noord-Brabantse gemeenten, waaronder Baarle-Nassau. Daar liepen de gemoederen op enige moment dusdanig hoog op dat de burgemeester van Baarle-Nassau die van Baarle-Hertog openlijk op straat uitschold. Dat luchtte blijkbaar op, want in de twintiger jaren normaliseerde de situatie tussen beide gemeenschappen zich weer en dat is in de eeuw nadien zo gebleven.

Huis aan de Chaamseweg dat zowel in België als Nederland staat
Huis aan de Chaamseweg dat zowel in België als Nederland staat
Wie vandaag de dag de dorpsharten van Baarle-Nassau/Hertog bezoekt, die min of meer naast elkaar liggen, treft daar alleen nog de kerk en het raadhuisje van ‘Hertog’ en het station van ‘Nassau’ aan als historische gebouwen. Loveren, de vroegste kern van Baarle, heeft wel iets van zijn karakter behouden omdat de oorspronkelijke plaatse hier nog deels zichtbaar is. De uitgestrekte lintbebouwing, de onoverzichtelijke verkeerssituatie en de weinig smaakvolle architectuur mogen dan op het eerste gezicht weinig uitnodigend zijn, toch trekt Baarle-Nassau/Hertog jaarlijks veel bezoekers die de bijzondere enclavesituatie in ogenschouw willen nemen. Die is her en der zichtbaar gemaakt met markeringen op het wegdek en driekleuren op de huisnummerbordjes.

Wie er meer tijd voor uit wil trekken kan ook een enclavewandeling maken. Naar aanleiding van de herdenking 100 jaar Eerste Wereldoorlog is er in 2015 ook een replica gemaakt van de zendmast, die overigens niet op dezelfde plaats staat als waar het zendstation zich destijds bevond. Toen is ook een fietsroute uitgezet die de loop van de voormalige dodendraad door het buitengebied van Baarle-Nassau/Hertog volgt, eveneens met replica’s, en waarin ook de restanten van het kolossale grensstation zijn opgenomen.

Marc Busio (1970) is chemisch technoloog en amateurhistoricus, gespecialiseerd in industrieel verleden. Naast Historiek publiceert hij regelmatig artikelen op zijn eigen website www.fabriekofiel.com en in het tijdschrift 'Erfgoed van Industrie en Techniek'.

Recent gepubliceerd

Reageer

Abonneer
Stuur mij een e-mail bij
guest
0 Reacties
Oudste
Nieuwste Meest gestemd
Inline feedbacks
Bekijk alle reacties

Gratis geschiedenismagazine

Ontvang, net als ruim 53.000 anderen, iedere week de gratis nieuwsbrief van Historiek:
0
Reageren?x
×