Van 1963 tot 1966 zond de VARA een satirisch televisieprogramma uit met de bijzondere titel “Zo is het toevallig ook nog eens een keer”. De show was gebaseerd op het door de Britse journalist David Frost gepresenteerde BBC-programma That Was The Week That Was. In 1964 zorgde een sketch waarin de televisie als nieuwe religie werd gepresenteerd voor enorme ophef.
Het satirische programma kende een groot aantal prominente medewerkers, waaronder Gerard Reve, Mies Bouwman, Dimitri Frenkel Frank en Jan Blokker. Met name de deelname van Mies Bouwman was controversieel. Veel kijkers vonden het maar niks dat zij zich inliet met een dergelijk programma waarin vooral veel tegen heilige huisjes werd geschopt. Al na de eerste uitzending kreeg ze verschillende brieven waarin haar optreden fel werd bekritiseerd.
Ophef
Op 4 januari 1964 zorgde een uitzending van “Zo is het…” voor grote ophef. Aanleiding was een sketch van de dertigjarige rechtenstudent Peter Lohr, getiteld Beeldreligie. In dit fragment, gebaseerd op een Engelse versie waarin het commerciële Hilton-concern op de hak werd genomen, werd de ogenschijnlijke verering van de televisie op satirische wijze aan de orde gesteld. De manier waarop dat gebeurde stuitte miljoenen televisiekijkers tegen de borst. Flohr sprak een soort gebed uit en richtte zich daarbij tot de televisie, als ware dit de nieuwe God. Het gebed was overduidelijk gebaseerd op het christelijke Onze Vader. Na een algemene uiteenzetting over de nieuwe religie boog Flohr het hoofd en bad:
“Geef ons heden ons dagelijks programma.
Wees met ons, oh Beeld.
Want wij weten niet wat wij zonder U zouden moeten doen.”
In de cabaretzaaltjes in de hoofdstad was men al wel gewend aan dit soort nieuwe satire, maar in de rest van het land was het nog een vrij onbekend fenomeen. In een groot aantal dag- en weekbladen verschenen daags na de uitzending artikelen waarin de inhoud van de sketch in duidelijke bewoordingen werd afgekeurd. Dagblad Trouw zette de reacties in de pers op 7 januari 1964 op een rijtje. Ze geven een mooi beeld van hoe de Nederlandse kranten destijds aankeken tegen deze vorm van satire:
Zorgen om de geestelijke gezondheid van de klagers
De pagina’s met lezersbrieven stonden in de dagen na de uitzending ook vol met klachten over de sketch. Maar er was ook steun voor de televisiemakers en wel uit onverwachte hoek. Een aantal hoogleraren psychologie en andere geleerden op het gebied van de geestelijke gezondheidstoestand, maakte zich grote zorgen over massale stroom aan verontwaardiging. Gezamenlijk publiceerde men een verklaring. Het Limburgsch dagblad berichtte hier als volgt over:
“De bijzonder agressieve toon waarop kritiek is geleverd en de bedreigingen met geweld wijzen, volgens de hoogleraren, op een verontrustende hoeveelheid en intensiteit van opgekropte onlustgevoelens. Deze hebben zich naar aanleiding van de uitzending een ogenblik kunnen ontladen, maar de oorzaak ervan stoelt naar hun oordeel vrij zeker op een duidelijk onbehagen dat dieper wortelt. Deze uitbarsting van haat en rancune, aldus de verklaring, staat namelijk in generlei verhouding tot de aanleiding.”
De hoogleraren maakten zich ernstig zorgen over de “blijkbaar massale aanwezigheid van verdrongen haatgevoelens”. Ook de pers kreeg kritiek, want die had er mede toe bijgedragen dat een en ander zo was ontaard. Het Limburgsch dagblad:
“De toch al onmiskenbare terreur van de publieke opinie […] krijgt hiermee een steun in de rug, juist van die organen die hun lezers zouden moeten bijstaan in het vinden van een kritische houding tegenover de hen omgevende wereld.”
Die kritiek was wel enigszins te begrijpen. De Telegraaf had op de maandag na de gewraakte uitzending lezers bijvoorbeeld expliciet opgeroepen een brief over de schandalige uitzending in te zenden.
Politieke bemoeienis
Zelfs de politiek bemoeide zich met de kwestie. Minister Theo Bot van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen overwoog strafmaatregelen tegen de VARA. Hij volstond uiteindelijk met het sturen van een brief waarin hij liet weten het ernstig te betreuren…
“…dat de VARA als verantwoordelijk zendgemachtigde het gebeurde niet had kunnen voorkomen.”
‘Een lieve Mies’
De storm van verontwaardiging richtte zich vooral op televisiester Mies Bouwman. Veel televisiekijkers vonden het walgelijk dat de vrouw die twee jaar eerder nog het alom geprezen geldinzamelingsprogramma Open het Dorp had gepresenteerd, zich inliet met het “verwerpelijke” satirische programma. Royalty-verslaggever Henk van der Meyden volgde de kwestie voor de Telegraaf destijds op de voet en sprak ook geregeld met de fel bekritiseerde presentatrice. Nadat Bouwman begin februari 1964 bekend had gemaakt vanwege alle ophef haar medewerking aan “Zo is het toevallig ook nog eens een keer” neer te leggen, schreef hij:
“Mies Bouwman, de televisiester, die tot nu toe alleen succes gewend was, liep verslagen rond in de rommelige zaal van Frascati (“Zo is het”-studio, red.). Zij wist, dat het Nederlandse publiek haar in haar nieuwe rol niet geaccepteerd had. […] Zij leefde de afgelopen maanden in een roes van anonieme telefoontjes, scheldpartijen, -brieven en dreigementen. Eenmaal, toen ik ’s middags om vier uur bij haar huis kwam, was zij juist opgestaan. Ze moest de laatste maanden regelmatig rusten om op krachten te komen. Maar de telefoon bleef rinkelen en soms hoorden ook haar kinderen de meest vreemde bedreiging en scheldkanonnades. Zo leed haar gezinsleven onder deze uitzending.”
Velen vroegen zich af waarom de succesvolle televisiester – die er voor gekozen had haar vertrek niet uitgebreid toe te lichten – überhaupt haar medewerking aan het programma had verleend. Als presentatrice had ze furore gemaakt en vrijwel het hele land liep weg met de vriendelijke Mies. Volgens Van der Meyden zat hem daar juist de kneep. Mies was het zat om op het scherm alleen maar de lieve vrouw te spelen en wilde bewijzen dat ze meer in haar mars had.
“Dit streven werd haar noodlottig. Nederland wilde alleen een lieve Mies zien.”
Het einde, maar nog wel een Televizierring
Ondanks alle ophef en het vertrek van Mies Bouwman bleef de VARA “Zo is het toevallig ook nog eens een keer” uitzenden. In de jaren hierna schopten de televisiemakers nog tegen verschillende heilige huisjes. In 1966 kwam er een einde aan de reeks toen de VARA een sketch van Hugo Brandt Corstius over burgemeester Van Hall van Amsterdam wilde schrappen. De redactie van het programma was hier fel op tegen en besloot daarom op te stappen.
Later dat jaar won het controversiële programma nog wel de Gouden Televizier-ring, voor het beste televisieprogramma van dat jaar. Enige tijd later bleek echter dat er gefraudeerd was. Een medewerkster van omroepblad Televizier had honderden stemkaarten ingevuld met daarop de naam van “Zo is het…”. Niet omdat ze per se wilde dat het satirische programma de prestigieuze prijs won, maar vooral omdat ze wilde voorkomen dat presentator Willem Duys met de ring naar huis ging…
Ook interessant: Verzuiling en ontzuiling – Ideologische verdeling van Nederland
Boek: Gewoon Mies – Columns van Mies Bouwman
-https://resolver.kb.nl/resolve?urn=ABCDDD:010815258 (Trouw, 07-01-1964)
-https://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010525958 (Limburgsch Dagblad, 11-01-1964)
-Kroniek van Nederland – Aart Aarsbergen e.a. (p. 1004)
-https://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010678942:mpeg21:a0011 (Nieuwsblad van het Noorden, 31-01-1964)
-https://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:110589784:mpeg21:a0134 (De Telegraaf, 03-02-1964)