In Birkenau, het vernietingskamp van Auschwitz, zijn tijdens de Tweede Wereldoorlog 1,1 miljoen mensen omgekomen. Onder hen bevonden zich maar liefst 900.000 Joden. De Hongaarse Jodin Olga Lengyel verloor er haar ouders, man en kinderen. Zelf overleefde ze het kamp. Haar memoires, Leven met de dood, vormen een van de meest schokkende eerstehands getuigenissen van het bijna ondraaglijke leven in Auschwitz.
Olga Lengyel publiceerde haar herinneringen al in 1947. Het boek werd goed ontvangen en al snel volgden diverse vertalingen. Haar memoires kregen internationaal veel publiciteit, met name in de Verenigde Staten en Frankrijk. Op Franse middelbare scholen gold het boek zelfs jarenlang als verplichte literatuur voor alle leerlingen.
Opmerkelijk is dat Lengyels Holocaustklassieker pas in 2005 in het Nederlands vertaald is. Nu, in 2013, is er een tweede druk verschenen. Het is een boek dat je haast niet in één keer kunt uitlezen. Verschillende keren moest ik – hoewel ik een vrij opgeruimd karakter heb – het boek aan de kant leggen om niet té somber te worden. Het tragische kampleven en het gruwelijke nazisadisme die de gevangenen moesten doorstaan, raken je als lezer. Het boek is een waarschuwing voor vandaag en doet tegelijk beseffen hoe goed we het, in historisch perspectief, in het eenentwintigste-eeuwse Nederland hebben.
De treinreis: hel op wielen
Olga Bernat, zoals Olga van haar meisjesnaam heette, kwam uit een welgesteld Hongaars milieu en studeerde kunstgeschiedenis en literatuurwetenschappen aan de Universiteit van Cluj. Al op 16-jarige leeftijd trouwde ze met dr. Miklos Lengyel, die in 1937 in Cluj een ziekenhuis stichtte en bestuurde. Olga ging hier aan het werk als verpleegkundige.
In de zomer van 1944 maakte Olga deel uit van een massa van 450.000 Hongaarse Joden, die in een recordtijd van 7 weken – in 147 treinritten – naar de vernietingskampen getransporteerd werden. Samen met 66 volwassen en 30 kinderen stopten de nazi’s Olga en haar familie in een wagon die normaliter bedoeld was voor acht paarden. Op de vijfde reisdag was de wagon inmiddels een abattoir geworden:
De SS stond niet toe dat we de doden weg lieten halen. We moesten leven met de doden. De doden, mensen met besmettelijke of andere ziekten, de dorstigen, de hongerigen en de krankzinnigen moesten allemaal samen verder in deze hel op wielen (…) De Duitse soldaten waren tijdens de reis heel luidruchtig en deden neerbuigend tegen ons. We kregen voortdurend allerlei onbeschofte en wrede opmerkingen naar ons hoofd geslingerd. (34,35)
Mea culpa
Olga’s kinderen en ouders – die door Olga waren overgehaald om mee te gaan -, werden gelijk na aankomst in Birkenau vergast. Een van haar kinderen was aanvankelijk geselecteerd om te werken, maar om haar zoon voor zwaar werk te behoeden liet Olga, in haar onwetendheid, de jongen bij de andere rij aansluiten en stuurde hem dus feitelijk naar de gaskamers. Olga’s heeft hier haar leven lang van wakker gelegen. Haar memoires beginnen ook met een mea culpa richting haar ouders en haar kinderen. Natuurlijk is het zo dat Olga handelde vanuit onwetendheid, maar met de beste bedoelingen en dat zij en haar medegevangenen voor duivelse dilemma’s stonden.
Na een kappersbeurt, een mensonterende lichaamscontrole – waarbij ook een vaginale inspectie plaatsvond – en het aantrekken van veel te krappe of ruime kampkleding, vertrok Olga naar haar bestemming: Barak 26.
Knopen en muizen in de soep
Het leven in Barak 26 en in het kamp als geheel was dramatisch. Alles was erop gericht om de psyche van de gevangenen te kraken en volledig kapot te maken. Illustratief is de zeer beperkte hoeveelheid voedsel en drinken. De kampbewoners moesten het doen met 180 gram brood per dag (waar ook nog eens veel zaagsel doorheen zat), één deciliter water per dag (=circa 2 slokken), een kleine klodder suikerbieten en een lepeltje margarine. Soms kregen ze iets extra’s te drinken, maar veel stelde dat niet voor: ‘een kop slappe, bruine vloeistof dat moest doorgaan voor koffie’. Soms bestond de traktatie uit wat thee of een ranzige soepsoort die Olga als volgt beschrijft:
De ingrediënten van de soep varieerden afhankelijk van het seizoen, maar de smaak veranderde nooit. Dat wil niet zeggen dat de soep niet verrassend was. We visten er knopen, plukjes haar, vodden, blikjes, sleutels en zelfs muizen uit. Eenmaal vond iemand een klein naaisetje in de soep, compleet met garen en diverse naalden! (49)
In kokend hete pannen van minstens 75 kilo moesten twee kampbewoners deze wonderlijke gastronomische creatie zelf naar hun barak dragen. Hierbij liepen velen verschrikkelijke brandwonden aan hun benen en voeten op.
De hele dag trauma’s
De dagelijkse routine was eentonig en bestond voor de meeste gevangenen voornamelijk uit twee urenlange appèls per dag, in de vroege ochtend en rond 15.00 uur. Van deze gelegenheid werd gebruikt gemaakt door van de 1500 appellanten per barak dagelijks 20 tot 40 personen te selecteren voor de gaskamer. Voor degenen die de dag overleefden, bestond er gelegenheid om af en toe een klein beetje te eten of in de barak zitten, of men moest dwangarbeid verrichten.
Sociaal-emotioneel en psychisch kregen de kampbewoners de hele dag trauma’s te verwerken: executies en mishandelingen door kapo’s waren aan de orde van de dag, en voorts diefstallen, sterfgevallen, ruzies, constant gehuil van kinderen, de hele dag door de ondraaglijke stank van diarree (bijna iedereen had diarree) en rottende lijken. Dag in, dag uit zag men de wandelende geraamtes (muzelmannen) voorbijtrekken; net gearriveerde kampbewoners wisten dat hen hetzelfde lot beschoren was.
Sinistere nevenfunctie
Vooral de nachten waren een drama. De barakken waren zo gammel en slap, dat er soms wel acht keer per nacht een koia (een bed van drieënhalf bij anderhalf meter met daarop 20 personen) instortte, waarbij de stakkers eronder half verpletterd werden, breuken opliepen of de dood vonden. Geslapen werd er nauwelijks, want de instorting van een koia leidde elke keer weer tot veel commotie, gehuil, geschreeuw en ruzies. Voorts waren de daken van de barakken lek, waardoor elke regenbui binnen voelbaar was. En een vloer ontbrak ook: wie moest lopen, moest door de modder. En natuurlijk stonk het dag en nacht naar diarree.
De gevangenen mochten brieven schrijven naar bekenden. Dit lijkt een opmerkelijk vrijgevige permissie van de nazi’s, maar er waren strikte voorwaarden aan het schrijven verbonden. De voorwaarden om te mogen schrijven waren dat je vermeldde dat je in goede gezondheid verkeerde, én schreef dat je brief afkomstig was uit Waldsee en niet uit Birkenau. Naast het geruststellen van de achterblijvers konden de nazi’s de geadresseerden – vaak ook Joden – makkelijk opsporen, om ze ook op te pakken en naar Auschwitz te brengen. Het toestaan van brieven schrijven had dus een sinistere nevenfunctie
As als kunstmest
Uiteindelijk wist Olga een baantje te bemachtigen in het kamphospitaal, waar ze relatief veilig was voor de gaskamers en ook meer slaapruimte en voedsel had. Toch was ook hier het leven enorm zwaar. Olga maakte werkdagen van 4 uur ’s ochtends tot 8 uur ’s avonds en behandelde dan met enkele collega’s honderden patiënten per dag, met volstrekt ontoereikende instrumenten, nauwelijks medicijnen en onder zeer onhygiënische omstandigheden.
Olga zag hier ook wat er met de doden gebeurde, vóór ze verbrand werden. Ze schreef:
Het Herrenvolk wist hoe ze winst konden maken. In gigantische vaten werd het menselijk vet opgevangen dat bij de hoge temperaturen in de ovens was gesmolten. Het was niet zo vreemd dat de zeep in het kamp zo’n vreemde geur had! En het was evenmin verwonderlijk dat de gevangenen sommige stukjes worst met argusogen bekeken! Zelf de as werd gebruikt, als kunstmest op de boerderijen en tuinen in de omgeving. Wat overbleef werd in de [rivier de] Weichsel gegooid. (92)
Verplicht stellen
Na de bevrijding van Auschwitz-Birkenau, zette Olga zich in om haar eigen levensverhaal op papier te zetten, maar vooral ook om – overal waar mogelijk – voorlichting te geven en lezingen te houden over de dramatische geschiedenis van de Holocaust.
Deze memoires vormen in elk geval een ontroerend getuigenis tegen rassenideologie en dictatuur. Het zou een verstandige beslissing zijn de herinneringen van Olga Lengyel verplicht stellen op de boekenlijst van Nederlandse middelbare scholen. Opdat wij niet vergeten.