De benaming ‘Bloody Sunday’, ofwel ‘Bloederige Zondag’, wordt gebruikt voor een dramatische gebeurtenis in de Noord-Ierse geschiedenis, die plaatsvond op 30 januari 1972. Tijdens een demonstratie in de Noord-Ierse stad Londonderry, ook Derry genoemd, vonden veertien mensen de dood na ingrijpen van het Britse leger. Wat gebeurde er precies die dag? Wat waren de oorzaken van het bloedbad? En welke gevolgen heeft Bloody Sunday gehad?
‘The Troubles’ (1968-1998): burgeroorlog in Noord-Ierland
De gebeurtenis ‘Bloody Sunday’, treffend bezongen door de band U2 in het gelijknamige nummer, maakte onderdeel uit van The Troubles (1968-1998), een burgeroorlog in Noord-Ierland die dertig jaar duurde en ook wel het Northern Ireland Conflict wordt genoemd. De wortels van het conflict gingen terug tot de jaren 1919-1923, toen Ierland zich losmaakte van het Britse Rijk en een zelfstandige republiek werd, terwijl het noordelijke deel (Ulster) een Britse provincie werd.
Tijdens The Troubles, van 1968 tot 1998, laaiden de tegenstellingen in Noord-Ierland op tot geweld. Aan de ene kant stonden de Unionisten (ook loyalisten genoemd), die overwegend protestants waren en die wilden dat Noord-Ierland een Britse provincie bleef. De andere partij waren de Nationalisten (van wie een deel ook republikeinen genoemd werd). De Nationalisten waren vooral katholiek en wilden dat Noord-Ierland bij de overwegend katholieke Republiek Ierland zou behoren. Het Britse leger steunde de Unionisten, terwijl het Ierse Republikeinse leger, beter bekend als de IRA, de nationalistische zaak diende. Met name vanaf 1969 escaleerden de spanningen tussen het leger aan de ene kant en de IRA aan de andere kant. Dat jaar stuurde de Britse overheid legereenheden naar Noord-Ierland om nationalistische activiteiten van IRA-zijde te minimaliseren.
In een soort guerrillaoorlog bevochten beide kampen elkaar via straatgevechten, bomaanslagen, sluipschutters en wegblokkades. Het dertig jaar durende conflict kostte aan zo’n 3600 mensen het leven verwondde circa 30.000 mensen.
Onrust in de aanloop naar ‘Bloody Sunday’
Al voor januari 1972 waren er in Londonderry enkele protestmarsen geweest tegen de door katholieken ervaren discriminatie in Noord-Ierland. Deze twee marsen, in augustus en oktober 1968, waren georganiseerd door de in februari 1967 opgericht Northern Ireland Civil Rights Association (NICRA). Tijdens deze marsen waren er confrontaties en spanningen met de politie geweest. De tweede mars werd door de politie, de Royal Ulster Constabulary (RUC), al gestopt voordat deze echt begonnen was.
Ook in de aanloop naar de protestmars van 30 januari 1972 was het in en rond Londonderry onrustig geweest. Op 18 januari 1972 verbood Brian Faulkner, de premier van Noord-Ierland, alle soorten parades en protestmarsen tot het einde van het jaar. Bij het schiereiland Magilligan Strand, ten noorden van Londonderry, was het een week voor Bloody Sunday, op 22 januari, tot een confrontatie gekomen waarbij de politie rubberkogels en CG-gas afvuurde op demonstranten, die bij elkaar waren gekomen op het strand. Ook werden hier demonstranten in elkaar geslagen door de politie. De televisie deed er verslag van, wat tot internationale verontwaardiging leidde. En drie dagen voor Bloody Sunday schoten nationalisten twee RUC-politieagenten dood in Londonderry.
Wat gebeurde er op ‘Bloody Sunday’?
Op 30 januari 1972 vond er in de Noord-Ierse stad Londonderry een vreedzame demonstratie plaats. De demonstratie was georganiseerd door de protestantse politicus Ivan Cooper, tevens parlementslid, en bedoeld als een protestactie tegen de detentie van katholieke Ieren in Noord-Ierland. Aan de mars deden vrijwel uitsluitend katholieke demonstranten mee. Het Britse leger stuurde manschappen naar Londonderry om de mars in het vizier te houden.
De mars in Londonderry had als bestemming de Guildhall van Londonderry, waar zich het stadhuis bevond. Oorspronkelijk zou de optocht om 14.00 uur beginnen, maar omdat rond die tijd nog niet iedereen zich verzameld had bij Creggan Road aan de westzijde van de stad, begon de tocht zo’n 45 tot 50 minuten later, rond 14.45 uur. Aan de mars deden een geschatte 10.000 tot 15.000 Noord-Ieren mee, maar er zijn ook bronnen die reppen van maximaal 5000 demonstranten. Toen de groep rond 15.45 uur via de William Street het stadscentrum naderde, blokkeerde het Britse leger met barricades de weg. Hierop veranderde de groep van koers en sloeg een andere straat in, namelijk de Rossville Street. Er bleven echter mensen achter in Williams Street, die met stenen naar de militairen begonnen te gooien. De soldaten schoten terug met rubberen kogels, CG-gas en waterkanonnen.
Om 15.55 uur losten enkele militairen in William Street vanuit een gebouw de eerste schoten. Achteraf verklaarden ze dat ze dit deden omdat ze bekogeld werden met stenen en zich in het nauw gedreven voelden. Er raakten twee mannen gewond. Direct hierna zetten de militairen een waterkanon op de steenwerpers en vluchtte de groep weg, onder meer de Rossville Street in.
Hierop vroegen de militairen aan hun meerderen of ze tot arrestaties over mochten gaan. Om 16.07 uur kreeg een groep paratroepers het bevel om over te gaan tot het arresteren van demonstranten. Ze kregen de opdracht mee de demonstranten niet op te jagen. Kort hierop, om 16.10 uur, begonnen paratroepers te schieten richting mensen die gevlucht waren naar een terrein bij Rossville Street, dat omgeven was door drie flats. In totaal schoten eenentwintig soldaten tot 16.40 uur 108 rondes, waarbij dertien doden en veertien gewonden vielen. Vierenhalve maand na het schietincident overleed het veertiende slachtoffer, John Jonhston, aan zijn verwondingen.
Beelden van Bloody Sunday:
Gevolgen van ‘Bloody Sunday’: politieke reacties & onderzoeken
‘Bloody Sunday’ had diverse gevolgen voor Noord-Ierland. In de dagen na de aanslag vonden dagelijks massale protesten plaats. Op 3 februari 1972 bestookte een massa van zo’n 25.000 woedende Noord-Ieren de Britse ambassade in Dublin met brandbommen, waardoor deze grotendeels afbrandde. Ook in de Britse sector van West-Berlijn vond een aanslag plaats.
Waar de Noord-Ierse tegenstellingen tot 1972 zo’n 200 slachtoffers eisten, vonden in 1972 alleen al 479 mensen de dood door aanslagen en sektarisch geweld. De aanhang van de IRA groeide exponentieel. Tot 1977 kwam het jaarlijkse aantal doden door (bom)aanslagen en geweld niet onder de 200 uit.
De Britse regering trok kort na het bloedbad zijn handen van het drama af en weigerde schuld te erkennen voor Bloody Sunday. In het betreffende onderzoek, het Widgery-tribunaal, stelde de Britse politiek dat de soldaten wel ‘roekeloos’ waren opgetreden, maar in juridisch opzicht niet strafbaar waren. Pas in 1992 verklaarde de Britse minister-president John Major, maar in een persoonlijke brief aan een collega en niet publiekelijk:
“The Government made clear in 1974 that those who were killed on ‘Bloody Sunday’ should be regarded as innocent of any allegation that they were shot whilst handling firearms or explosives”.
Jaarlijks vinden sinds Bloody Sunday op 30 januari protestmarsen plaats om de bloederige gebeurtenis te herdenken. Op de vijfentwintigste ‘verjaardag’, in 1997, deden aan deze optocht maar liefst 40.000 mensen mee. Uiteindelijk beëindigde het op 10 april 1998 gesloten Good Friday Agreement (GFA), ook Belfast Agreement geheten of Goedevrijdagakkoord het meeste geweld tussen de Unionisten en Nationalisten.
Tussen 2000 en 2005 vond een groot onderzoek plaats naar ‘Bloody Sunday’, waarbij liefst 2500 getuigen mondeling werden gehoord. Dit onderzoek staat bekend als het Saville Inquiry. Dit onderzoek leidde tot een omvangrijk rapport, het Saville Report, dat in juni 2010 verscheen. De kosten van het totale onderzoek bedroegen ruim 190 miljoen Britse pond. De hoofdconclusie van het onderzoek was dat Britse militairen in 1972 ten onrechte op de demonstranten hadden geschoten. De Britse premier David Cameron bood in 2010 dan ook, namens de regering, zijn excuses aan voor het ingrijpen van het leger op Bloody Sunday. Hij typeerde de dramatische gebeurtenis als…
“Unjustified and unjustifiable.”
In 2012 werd opnieuw een strafrechtelijk onderzoek geopend naar de gebeurtenissen in Londonderry op 30 januari 1972. Dit onderzoek, als reactie op het Saville Report, werd uitgevoerd door zo’n dertig Noord-Ierse politieagenten. In maart en april 2019 volgde het nieuws dat er strafrechtelijke procedures geopend zouden worden tegen militairen die bij de schietpartij op 30 januari 1972 betrokken waren. Dit nieuws leidde tot grote publieke verontwaardiging in Engeland.
In februari 2013 besloot de Britse regering om de nabestaanden van het bloedbad 50.000 Britse pond (zo’n 60.000 euro) schadevergoeding uit te keren. De rechtszaken gingen hierna door en de claims liepen daarna op. Zo ontvingen in 2018 de nabestaanden van negen slachtoffers in totaal 900.000 Britse pond. En in 2019 kreeg de familie van Patrick Campbell, die tijdens Bloody Sunday in zijn rug was geschoten, een compensatie van 160.000 Britse pond uitgekeerd.
Eindelijk excuses voor ‘Bloody Sunday’
Boek: Het water van de Foyle. De Ierse strijd van dichtbij – B. Bakkenes
Bronnen ▼
Internet
-https://www.britannica.com/event/Bloody-Sunday-Northern-Ireland-1972
-https://www.britannica.com/event/The-Troubles-Northern-Ireland-history
-https://www.history.com/this-day-in-history/bloody-sunday-in-northern-ireland
-https://www.rte.ie/news/2010/0615/132189-bloodysundaytimeline/
-https://en.wikipedia.org/wiki/Northern_Ireland_Civil_Rights_Association#Derry_march
-http://www.nicivilrights.org/about-us/
-https://en.wikipedia.org/wiki/Bloody_Sunday_(1972)
-https://www.bbc.com/news/uk-northern-ireland-foyle-west-47433319
-https://www.historischnieuwsblad.nl/wat-gebeurde-er-op-bloody-sunday/
-https://mens-en-samenleving.infonu.nl/internationaal/110929-bloody-sunday-wat-gebeurde-er-op-deze-dag.html
-https://www.irishtimes.com/news/ireland/irish-news/the-bloody-sunday-victims-their-stories-and-what-the-2010-saville-report-said-about-them-1.3825842
-http://www.wsm.ie/c/bloody-sunday-derry-causes-consequences-massacre-1972
-https://www.theguardian.com/uk/2010/jun/15/legacy-bloody-sunday-killings