De Boston Tea Party is een bekende opstand tegen het Britse gezag door Amerikaanse kolonisten. Voltrok zich 1773, kort voor het uitbreken van de Amerikaanse Onafhankelijkheidsoorlog.
Nadat de Frans-Engelse Oorlog (1756-1763) tot een eind was gekomen, liepen de spanningen tussen Amerikaanse kolonisten en de Britse regering langzaam maar zeker op. Omdat de kolonisten van de Fransen niet veel meer te vrezen hadden, waren ze niet meer afhankelijk van het Britse leger. Bovendien had een groot aantal van de kolonisten na deze Zevenjarige Oorlog zelf ook de beschikking over wapens, waar ze prima mee overweg konden.
Belastingwetten
De relatie tussen de Britse regering en de kolonisten kwam vooral onder druk te staan doordat de Britten verschillende belastingen invoerden. De oorlog met de Fransen had veel geld gekost en de Britten vonden dat de kolonisten ook een duit in het zakje moesten doen. In 1764 werd de zogenaamde Sugar Act ingevoerd waardoor de kolonisten invoerrechten moesten gaan betalen op suiker. Korte tijd (1765) later werd deze suikerwet opgevolgd door een nieuwe belastingwet: de Stamp Act. Door deze zogenaamde zegelwet gingen de Britten ook belasting heffen op gedrukt papier.
Deze maatregelen, die eenzijdig door de Britse regering werden opgelegd, zorgden voor veel onrust. Toen in 1765 nog een reeks belastingen – op onder meer lood, verf, papier en thee – werden ingevoerd, nam de onvrede nog verder toe.
Verschillende kolonisten verzetten zich tegen de maatregelen. Zij vonden het onredelijk dat er belastingen werden opgelegd terwijl de kolonisten niet waren vertegenwoordigd in het Britse parlement. Steeds vaker was in deze periode de volgende strijdvaardige leus te horen:
“No taxation without representation!”
De belastingen zorgden dus voor veel onvrede en als gevolg daarvan richtten de kolonisten verschillende politieke organisaties op. Deze zogenaamde sons of liberty waren van mening dat het Engelse parlement hen geen belasting kon opleggen, zolang de Amerikaanse koloniën niet vertegenwoordigd waren in dat parlement. Toen de kolonisten overgingen tot een boycot van Engelse producten trok Engeland de ingevoerde belastingen in. In 1767 werden echter, met de zogenaamde Townshend Acts, toch een hele reeks nieuwe belastingwetten ingevoerd.
Bloedbad van Boston
Maart 1770 sloeg in Boston de vlam in de pan. Bij een aanvankelijk klein opstootje in deze stad, schoten Engelse soldaten in paniek vijf mensen dood. In de hierop volgende rechtszaak was John Adams (1735-1826) een van de advocaten. Later zou deze Adams de tweede president van de Verenigde Staten worden. Uiteindelijk werden twee van de zes soldaten die het vuur op de menigte hadden geopend, veroordeeld voor doodslag.
In Amerika wordt dit Bloedbad van Boston Boston Massacre over het algemeen gezien als hét begin van de Amerikaanse Revolutie. De kolonisten waren woedend over de slachting. Engeland besloot toen, om de zaak enigszins te sussen, alle zo gehate belastingwetten in te trekken. Om niet al te veel gezichtsverlies te lijden bleef de belasting op thee echter wel gehandhaafd.
Thee en de Boston Tea Party
Over geïmporteerde thee moest hierdoor dus nog steeds, uiteraard tot onvrede van de kolonisten, belasting betaald worden. Om die belasting te omzeilen gingen steeds meer handelaren zich bezighouden met smokkel. In 1773 verleende de Engelse regering de Britse Oost-Indische Compagnie het monopolie op het importeren van thee uit Azië. Dit tot woede van de kolonisten die onder leiding van onder meer koopman John Hancock (1737-1793) besloten de thee van de Oost-Indische Compagnie te gaan boycotten. Deze boycot bleek erg succesvol. Na enige tijd zaten de pakhuizen van de Oost-Indische Compagnie overvol met niet verkochte thee.
Engeland gaf de compagnie toen toestemming thee te gaan verkopen zónder invoerrechten te vragen. Hierdoor kon de compagnie thee gaan verkopen voor een lager bedrag dan de smokkelaars. De schepen van de Oost-Indische Compagnie werden echter in veel steden niet toegelaten. Alleen in Boston bereikten drie theeschepen eind 1773 de haven. In de nacht van 16 december 1773, enkele uren voordat de thee aan land zou worden gebracht, werden de schepen echter bestormd door tientallen als Mohawk-indianen verklede kolonisten. Eenmaal aan boord gooiden ze de kisten thee in het water.
Deze gebeurtenis, die zich zonder bloedvergieten voltrok, is de geschiedenisboeken ingegaan onder de naam Boston Tea Party en wordt gezien als een van de belangrijkste gebeurtenissen die leidde tot de Amerikaanse Onafhankelijkheidsoorlog (1775-1783).
Gevolgen
De Boston Tea Party had grote gevolgen. Voor de Engelse koning George III was de gebeurtenis bijzonder pijnlijk. Een reactie liet dan ook niet lang op zich wachten. Met de Coercive Acts liet het parlement de haven van Boston sluiten en verder werden er in Massachusetts Britse soldaten ingekwartierd. De beroemde wetenschapper Benjamin Franklin, die de kolonisten steunde in hun onafhankelijkheidsstrijd, was overigens van mening dat de kolonisten een vergoeding moesten betalen aan de Oost-Indische Compagnie voor de verwoeste thee.
Tea Party-beweging
In Amerika werd in 2006 door een groep libertariërs een politieke partij vernoemd naar de historische gebeurtenis. Deze Boston Tea Party was in de jaren hierna veelvuldig in het nieuws. Aanhangers van de beweging kenmerkten zich door hun wantrouwen tegen de Amerikaanse federale overheid. De, veelal zeer conservatieve, Tea Party-aanhangers streden onder meer voor lagere belastingen en een zo klein mogelijke overheid. De partij was echter weinig succesvol en werd in 2012 opgeheven.
Boek: The Boston Tea Party