Het zeer leesbare boek De twaalf caesars (Kosmos Uitgevers, 2014) is het eerste werk van de Britse journalist Matthew Dennison dat in het Nederlands verschijnt, twee jaar na de Engelse uitgave.
Dennisons boek is met name gebaseerd op de twaalf keizerlijke biografieën die de Romeinse historicus Suetonius (69-140) in 121 na Chr. onder de titel De vitae caesarum (Over het leven van de keizers) uitbracht. Dennison heeft dit werk aangevuld met inzichten van vooral hedendaagse historici.
Suetonius
Suetonius – wiens werk vooral populair was in de Middeleeuwen – was een Romeins historicus die ernaar streefde op anekdotische én gedetailleerde wijze het leven van belangrijke politici te beschrijven, in plaats van chronologische beschrijvingen of kronieken met alleen maar politieke feitjes af te leveren. Suetonius probeerde in zekere zin objectief te zijn: hij koos voor een ruimhartige benaderingswijze en was terughoudend in het be- of veroordelen van zijn subjecten.
Dit betekent natuurlijk niet dat Suetonius met De vitae caesarum de ‘complete’ waarheid in pacht had, want zijn werk kent de nodige omissies. Dennison schrijft hier in zijn inleiding over:
“De twaalf caesars grijpt terug op aspecten van dat magnum opus uit het verleden en vult ze aan met andere primaire bronnen en bijbehorend secundair materiaal, om voor de lezer portretten te schetsen die veelzeggende facetten van twaalf opmerkelijke mannen aan het licht brengen.” (17)
Waar Dennison het werk van Suetonius aanvult en actualiseert, streeft hij zelf overigens evenmin naar encyclopedische volledigheid. En dat is niet erg: Dennison blinkt juist uit door zijn beknoptheid en zijn zeer pakkende schrijfstijl, die de vertaler Roelof Posthuma uitstekend heeft weten over te brengen in de Nederlandse vertaling.
Alea iacta est!
Dennison is kritisch op zijn bronnen en vergelijkt ze met elkaar. Toen Caesar op in januari 49 v.Chr. de Rubicon overstak, een smal stroompje dat Gallia Cisalpina scheidde van Italië, pleegde hij feitelijk landverraad. Dennison schrijft hierover:
“De oude bronnen wedijveren met elkaar in hun schildering van Caesars historische grensoverschrijving. ‘De teerling is geworpen!’ (Alea iacta est!) roept de held van Suetonius uit, waarmee hij de mogelijkheid erkent van een fatale afloop. Daarna smeekt hij zijn troepen onder tranen hem trouw te zijn en scheurt de kleren van zijn borst. Plutarchus geeft een citaat van de Griekse toneelschrijver Menander: ‘Laat de teerling geworpen worden!’ Het was een uitdaging, een pact met het noodlot, stof voor legendes – onmogelijk om als lezer onaangedaan te blijven. Maar Caesar was geen slachtoffer dat onrechtvaardig gestraft werd. De enige rechtvaardiging die hij aanvoerde voor een oorlog waarin zijn eigen landgenoten zouden lijden en sterven, was de verdediging van zijn dignitas – en die zelfzuchtige drijfveer overwon, uiteraard. Het gevolg was een wereldbrand die niet uit ideologie, principes of hoop voortkwam. Het enige waar het om draaide, zoals zo vaak in dit verhaal, was macht.” (42,43)
Shakespeare
In maart 44 v.Chr. ging het helemaal verkeerd met Julius Caesar. Kort daarvoor, in februari, was hij benoemd tot dictator voor het leven. Caesar was onbegrensd machtig, maar ook overwerkt, oververmoeid en had steeds meer last van zijn epilepsie, toen hij in een slachtpartij in Rome stierf door toedoen van samenzweerders die hij stuk voor stuk kende:
“Onder de regen van dolkstoten kwam er slechts een enkele kreun over Caesars lippen – en, volgens sommige verslagen, de verzuchting ‘Jij ook, mijn zoon?’ die hij in het Grieks tot Brutus richtte. Dankzij Shakespeare, die het Latijnse equivalent ‘Et tu, Brute?’ gebruikte, werd de vermoorde tiran een tragische held. Ons verhaal is rijk aan zulke kennelijke tegenspraken en dubbelzinnigheden.” (45)
Vreemdgaan tijdens banketten
Dennison boek staat vol met prachtige verhalen en anekdotes over de eerste twaalf keizers. De keizers haalden de meest bizarre capriolen uit. Een keizer die in dit opzicht iedereen naar de kroon stak, was de gestoorde Gaius Caligula (12-41 na Chr.). Ik citeer opnieuw Dennison:
“Hoewel hij de beruchtste schandknapen uit Rome verdreef, had hijzelf geslachtsgemeenschap met Valerius Catullus tot de laatste bekende uitgeput te zijn. De simpele waarheid is dat Gaius in een amorele tijd ongebreideld seks bedreef. Anders dan Tiberius had hij zelfs het fatsoen niet om het onfatsoen voor nieuwsgierige ogen te verbergen in een schuilplaats op Capri. En anders dan bij Augustus behoorde huichelarij niet tot zijn zwakheden. Hij ging tijdens banketten vreemd met de vrouwen van echtparen die hij had uitgenodigd, en nadat hij in een aanpalende kamer van haar diensten gebruik had gemaakt, gaf hij in de tafelgesprekken met zijn gasten frank en vrij een beoordeling van haar charmes en prestaties, waarbij haar man gedwongen was zich stilzwijgend te schikken, op straffe van de dood.” (108,109)