Gisteren werd in het Rijksmuseum van Oudheden een nieuw boek van Tom Buijtendorp gepresenteerd: Caesar in de Lage Landen. Het is geen toeval dat ik daar vandaag aandacht aan besteed, want ik heb het voorrecht gehad het “Woord vooraf” te schrijven. Dat leest u wel als u het boek eenmaal hebt bemachtigd. Hier is waarom ik denk dat het een belangrijk boek kan zijn.
Wie meer wil weten over het verre verleden, beschikt grosso modo over twee soorten informatie: enerzijds geschreven bronnen, zoals Caesars Gallische Oorlog, en anderzijds archeologische vondsten, zoals de belegeringswallen die zijn opgegraven rond Alesia. Wie de nadruk legt op één van deze categorieën bewijsmateriaal, is als een pianist die vooral witte of vooral zwarte toetsen bespeelt. Door teksten en vondsten te combineren, doe je echter de boeiendste ontdekkingen. Dan ontstaat muziek. Terwijl je bijvoorbeeld aan de hand van vondsten kunt vaststellen dat rond het midden van de eerste eeuw v.Chr. de gouden munten uit noordelijk Gallië verdwijnen, suggereren teksten dat dit het moment was waarop Caesars legers het gebied aan het plunderen waren.
Maximalisme en minimalisme
Helaas zijn veel materiële resten verloren gegaan, terwijl de geschreven bronnen nooit álles hebben gedocumenteerd. Middeleeuwse kopiisten hebben bovendien niet alles overgeschreven. Om het nog ingewikkelder te maken spreken vondsten en teksten nooit voor zichzelf: ze moeten worden geïnterpreteerd. Omdat beide soorten bewijsmateriaal dus én onvolledig én ambigu zijn, is het begrijpelijk dat ze vaak lijken op stukjes van verschillende puzzels.
Oudheidkundigen weten zich hiermee niet goed raad. Er zijn er die als vuistregel nemen dat we de oude teksten mogen geloven, tenzij archeologen bewijzen dat het niet zo is. Dit heet maximalisme, maar het legt de lat wel erg laag. Wanneer weet je immers zeker dat iets er niet is geweest? Wanneer is het bestaan of niet-bestaan van iets bewezen? Omdat op zulke vragen geen eenduidige antwoorden bestaan, zijn er ook oudheidkundigen die het omkeren: we mogen de oude teksten niet geloven, tenzij archeologen bewijzen dat iets wél het geval is geweest. Dit minimalisme legt de lat onhaalbaar hoog, aangezien veel materiële resten verloren zijn gegaan.
De waarheid ligt ergens in het midden tussen de maximalistische goedgelovigheid en de minimalistische eis van honderd procent zekerheid. Het vinden van die tussenweg vormt de feitelijke intellectuele uitdaging. Dit is het gebied van de reconstructietheorie, van de statistiek en van de wetenschapsleer. Hier brengen we de wetenschap verder.
* * *
Had Caesar gelijk toen hij beweerde dat hij het noorden van Gallië had onderworpen? Terecht neemt Tom Buijtendorp in Caesar in de Lage Landen als uitgangspunt de stelling van de Vlaamse archeoloog Hugo Thoen dat het maar de vraag was of Caesar er überhaupt ooit is geweest. Thoen had bij Maldegem een klein militair kamp opgegraven en geconstateerd dat een archeoloog zulke forten vrij eenvoudig kon vinden. Waarom waren Caesars winterkampen, die vele malen groter waren, dan nooit gevonden, hoewel er al sinds de negentiende eeuw naar wordt gezocht, hoewel België een dichtbevolkt land is en hoewel er veel onderzoek is gedaan? U herkent de minimalist.
Dat was 2006. Sindsdien zijn er diverse ontdekkingen gedaan, zoals de militaire voorwerpen rond Thuin, het Romeinse kamp bij Hermeskeil en de menselijke resten bij Kessel. In het Overrijnse zijn twee Romeinse forten gevonden en in Engeland is een Romeinse landingsplaats geïdentificeerd. Weliswaar is nog nergens een inscriptie gevonden die duidt op de aanwezigheid van Caesars legioenen, bijvoorbeeld een slingersteen met een nummer, maar we beginnen nu de gegevens te krijgen om de discussie tussen maximalisme en minimalisme te gaan voeren.
Consistent
Buijtendorp presenteert in Caesar in de Lage Landen zijn maximalistische visie. Caesars verslag is de leidraad. Een minimalist zal tegenwerpen dat nogal wat puzzelstukjes ontbreken. Dat is echter in elke oudheidkundige situatie het geval, dus deze tegenwerping is in feite een soort nucleaire optie: je zegt immers dat oudheidkunde überhaupt onmogelijk is. Dat is een verdedigbaar standpunt, maar je spoelt zo het kind met het badwater weg.
Een maximalist kan de minimalist antwoorden dat Buijtendorps verhaal in elk geval consistent is. Dat zegt evenmin veel. Met te weinig informatie is er immers altijd wel een consistent verhaal te vertellen en los daarvan: oudheidkundigen zijn inventief bij het bedenken van verklaringen voor het ontbreken van bewijsmateriaal dat ze hadden verwacht, bij het wegredeneren van ongemakkelijke gegevens en bij het presenteren van evidente weerleggingen als de onverwachte bevestigingen van wat ze altijd al hadden vermoed. Zoveel creativiteit, het verdiende een betere toepassing. Bijvoorbeeld bij het zoeken naar manieren om het dilemma van maximalisme/minimalisme te overwinnen.
* * *
Er staan in feite twee visies op oudheidkundig bewijs tegenover elkaar. De minimalist accepteert een op teksten gebaseerde reconstructie pas als deze correspondeert met de vondsten, ook al is deze kwaliteitsnorm onhaalbaar. De maximalist neemt een andere norm, namelijk of de reconstructie voldoende samenhang vertoont. Dit onderscheid tussen de correspondentietheorie van de waarheid en de coherentietheorie van de waarheid is ongeveer het allereerste wat een student leert bij de colleges wetenschapsleer in zijn allereerste maand op de universiteit.
Onenigheden als deze zorgen voor een gezonde spanning binnen een vakgebied, mits erover wordt gediscussieerd. Dat is sinds de jaren tachtig eigenlijk niet meer gedaan. (Ik was geschokt toen ik in Jonathan Halls boek Artifact and Artifice, dat de discussie herneemt, geleerden geciteerd zag worden waarvan wij als studenten in de jaren tachtig begrepen waar ze de dingen verkeerd zagen). De situatie is momenteel dat de diverse specialisten elkaars conclusies overnemen zonder de kwaliteit daarvan werkelijk te kunnen beoordelen. Wat interdisciplinair wordt genoemd, is vaak slechts multidisciplinair.
De archeologische vondsten uit het afgelopen decennium bieden nu echter een handvat om de discussie over maximalisme en minimalisme te hernemen. Eindelijk hebben we de data. In die zin staat Caesar in de Lage Landen, dat op het eerste gezicht een afronding lijkt van tien jaar onderzoek, ook aan het begin van een nieuwe fase, waarin we een nieuwe poging kunnen doen de wetenschap op een hoger intellectueel plan te krijgen. Zo mogen we hopen op beter begrip van die vreemde, mooie, wrede, bijzondere en ontroerende oude wereld.
Boek: Caesar in de Lage Landen – Tom Buijtendorp
Lees ook: ‘Zo zag Julius Caesar eruit’