Nederland was helemaal geen bloemenland, totdat de Vlaamse arts en botanicus Carolus Clusius de tulp rond 1600 introduceerde.
De Vlaamse arts en plantkundige Charles de l’Écluse, ofwel Carolus Clusius, studeerde rechten en medicijnen. Maar omdat hij zoveel van bloemen en planten hield, werd hij uiteindelijk plantenkundige.
Clusius plantenpassie was zo groot dat hij jarenlang door de Spaanse en Portugese natuur zwierf op zoek naar onbekende planten- en bloemensoorten. Ook woonde hij een tijd in Engeland, waar hij van zeemannen exotische planten uit andere werelddelen kreeg om te bestuderen.
Hortus Botanicus
In 1594 belandde hij als professor in Leiden. Daar legde Clusius de eerste Nederlandse botanische tuin aan met de meest uiteenlopende planten- en bloemensoorten: de Hortus Botanicus.
Na enkele jaren kreeg hij via een bevriende diplomaat een onbekende bloemsoort uit Turkije. Het was een tulp. Clusius plantte de bloem in de Leidse Hortus en kweekte tulpen in allerlei kleuren, die hij vervolgens weer bestudeerde.
Tulpenhandel
Het verhaal gaat dat op een nacht een onbekende man over de tuinhekken van de Hortus is geklommen en een aantal tulpenbollen heeft gestolen. Deze onbekende verkocht de tulpenbollen aan boeren in de regio boven Leiden, nu nog altijd de Bollenstreek genoemd.
Onbedoeld maakte Clusius de tulpenhandel groot in Nederland, zonder zelf ooit een cent eraan te hebben verdiend. Hij had een steenrijke handelaar kunnen worden, want behalve de tulp bracht hij ook de aardappel, tabak, tomaten, bonen en maïs naar Nederland. Producten die allemaal succesvol werden in de eeuwen die volgden.
Maar professor Clusius was wetenschapper, geen handelaar. Hij liet slechts planten groeien, tekende ze na, beschreef hun eigenschappen en was gelukkig.
Boek: Tulpengekte