Afgelopen voorjaar werd in Dalfsen een compleet grafveld uit de Steentijd ontdekt. Een spectaculaire archeologische ontdekking en de gemeente Dalfsen staat de springen om verdiepend onderzoek te laten verrichten. Minister en provincie hebben echter aangegeven hier geen geld voor uit te trekken. De gemeente gaat daarom nu zelf op zoek naar fondsen.
NRC meldt deze week dat Dalfsen zelf de markt op gaat met de archeologische vondsten. De gemeente gaat zowel in Nederland als daarbuiten op zoek naar partners, die mogelijk ook een deel van het beoogde onderzoek kunnen bekostigen.
Er wordt onder meer gewerkt aan een reizende tentoonstelling, in samenwerking met het Drents Museum. Musea in bijvoorbeeld Polen, Rusland en Duitsland zouden dan een deel van de archeologische vondst kunnen exposeren. Dit in ruil voor een publicatie over de ontdekking, waarvoor verdiepend onderzoek moet worden gedaan.
Dat soort onderzoek is volgens de archeologen nodig omdat de vondst onze kennis over de hunebedbouwers “compleet op zijn kop zet”. Volgens de gemeente kan het nog wel enkele jaren duren voor de reizende tentoonstelling op poten is gezet.
Trechterbekercultuur
De ontdekking werpt volgens de archeologen nieuw zicht op de ‘oer-Nederlander’, de eerste mensen die zich hier permanent vestigden en niet langer als jager-verzamelaar rondtrokken. In Dalfsen zijn in totaal 120 graven met bijzondere grafgiften blootgelegd, evenals een aarden monument uit de tijd van de Hunebedbouwers.
Er zijn ook 120 zeldzame Trechterbekers aangetroffen, de naamgevers van de cultuur waartoe deze Steentijdmensen worden gerekend. Deze dateren uit een periode van 200 jaar (2900-2700 voor Chr.). Het grafveld is volgens de onderzoekers door een kleine gemeenschap van vier families, die zich aldaar permanent hebben gevestigd, intensief gebruikt. Andere grafgiften zijn stenen bijlen, vuurstenen pijlpunten en messen en twee barnstenen kettingen.
