Koningin Juliana kondigde op 31 januari 1980, de verjaardag van prinses Beatrix, aan dat ze afstand ging doen van de troon. Ze deed dat in een korte toespraak voor radio en televisie. De vorstin liet weten dat ze op 30 april van datzelfde jaar zou aftreden.
De toespraak kwam destijds vrij onverwacht. Zelfs de toenmalig premier, Dries van Agt, bleek er pas een paar uur van te voren van op de hoogte te zijn gebracht. Over de reden van haar aftreden zei de toen zeventigjarige vorstin onder meer het volgende:
“Bij iedereen die oud wordt doet vroeger of later het nuchtere feit zich voor dat de krachten gaan afnemen en dat zo iemand zijn taak niet meer kan volbrengen als voorheen. Dan komt er een moment dat het ook niet meer verantwoord is die langer uit te oefenen. Zo voel ik dat voor mij het ogenblik nadert mijn taak als uw Koningin neer te leggen.”
De ondertekening van de zogenaamde Akte van Abdicatie volgde op 30 april 1980 in het Paleis op de Dam in Amsterdam. Juliana werd op die dag 71 jaar oud en had het zichtbaar moeilijk met de troonsafstand. Ze lichtte haar besluit vanuit het paleis op die dag nog wat verder toe:
“Het is beter voor het Koninkrijk en voor ons allen Nederlanders, dat een frisse nieuwe kracht mijn plaats gaat innemen. Ik ben blij met mijn opvolgster. Ze zal het goed doen. Dat ze deze overdracht ook innerlijk aanvaardt stemt mij diep dankbaar jegens haar.”
Nadat de akte van abdicatie was ondertekend, toonden Juliana en Beatrix zich aan het Nederlandse volk op het balkon. Juliana, inmiddels prinses, hield hier nog een korte toespraak. Deze werd enigszins verstoord door rookbommen en protesterende krakers die leuzen scandeerden als “Geen woning, geen kroning!”.
Op het moment dat de abdicatie voltooid was, werd Beatrix direct koningin. ’s Middags werd ze in de Nieuwe Kerk, tijdens een plechtige zitting van de Staten-Generaal, officieel ingehuldigd als Koningin der Nederlanden.
Overzicht van Boeken over (leden van) het Nederlands koningshuis