De anatomische atlas van Eduard Pernkopf

Een verschrikkelijk meesterwerk
6 minuten leestijd
Dwarsdoorsnede borst (zelfgemaakte scan uit driedelige editie Boehringer Ingelheim)
Dwarsdoorsnede borst (zelfgemaakte scan uit driedelige editie Boehringer Ingelheim)

De anatomische atlas van Eduard Pernkopf (zeven boekdelen, 1937-1960) werd en wordt wereldwijd geprezen om zijn precisie, het detail en de schoonheid van de circa achthonderd waterverftekeningen van ongekende kleurkwaliteit. De accuraatheid van de verwerkte gegevens en tekeningen werd nooit in vraag gesteld, integendeel.

De anatomische atlas van Eduard PernkopfMidden jaren 1990 kwam de atlas in opspraak. Pernkopf bleek een gedreven Oostenrijks nazi geweest te zijn en had voor de atlas lijken van nazislachtoffers gebruikt. Er waren al langer geruchten maar die waren omwille van de vermaardheid en bruikbaarheid van het werk onder de mat geveegd.

Naziprofessor

De Oostenrijker Eduard Pernkopf (1888-1955) was als student geneeskunde al lid van een nationalistische politieke studentenbeweging. In 1933 trad hij toe tot de Oostenrijkse nazipartij en in 1934 tot de ondertussen in Oostenrijk verboden SA (Sturmabteilung).

Pernkopf stond als professor anatomie sinds 1933 aan het hoofd van het tweede departement anatomie van de Weense universiteit. Staf en studenten van het departement hadden sinds eind negentiende eeuw een ononderbroken geschiedenis van rechtspolitiek extremisme. In de jaren 1920-30 blonken ze uit in pangermanisme en antisemitisme. Na de aanhechting van Oostenrijk bij Duitsland (de Anschluss, maart 1938) werd Pernkopf decaan van de medische faculteit. Hij hief het liberaal-democratisch departement-I op, eiste dat elk personeelslid aantoonde van Arische afstamming te zijn en iedereen moest trouw zweren aan de Führer. Tegen eind september 1938 waren de meeste leden van de faculteit aan de deur gezet en velen waren geëmigreerd.

Eduard Pernkopf met zijn academische regalia (wiki)
Eduard Pernkopf met zijn academische regalia (wiki)
Op 6 april 1938, vier dagen na Pernkopfs benoeming tot decaan, zette hij in SA-uniform zijn medische en politieke visie uiteen in een toespraak voor professoren, studenten en personeel van de faculteit. Na een lofrede op Adolf Hitler en de Anschluss – ‘het in vervulling gaan van mijn jeugddroom’ – had Pernkopf het over ‘elementen die niet tot ons volk behoren’, geestelijke krachten die ‘des te verderfelijker zijn naarmate ze wezensvreemd zijn aan eigen volkse krachten’, zoals de atonale melodieën die de ‘schone Duitse muziek dreigen te vernietigen’. Diezelfde verderfelijke invloed bedreigt, aldus Pernkopf, ook de wetenschap en de geneeskunde. Geen l’art pour l’art, geen liberale vrijheid in de wetenschap, maar orde! Als arts moet je niet alleen de enkeling helpen maar ‘het ganse Volkskörper in zijn grootste lichamelijke nood’. In een tijdperk van rassenvergiftiging, vergrijzing en geboortedaling moeten enkelingen verzorgd worden in functie van het behoud van het geheel, het volk. Artsen moeten het Volkskörper begunstigen, in positieve zin door het bevorderen van erfelijk hoogwaardigen, in negatieve zin door uitroeiing van erfelijk minderwaardigen en gehandicapten. De mythe van het bloed, besloot Pernkopf, is dankzij ‘de grootste zoon van onze Heimat’ – Hitler was een Oostenrijker – weer levendig, de heroïsche geest is terug ontwaakt: ‘Adolf Hitler, Sieg Heil, Sieg Heil, Sieg Heil!’, terwijl hij en alle aanwezigen de Hitlergroet brachten.

In augustus 1945 werd Pernkopf – sinds maart ’43 rector van de universiteit – als leidinggevend nazi gearresteerd door de Amerikanen en gedurende anderhalf jaar opgesloten in een Amerikaans gevangenkamp in de omgeving van Salzburg. Pernkopf werd uit al zijn functies ontheven maar nooit concreet van iets beschuldigd. Dankzij zijn goede connecties kwam hij vrij als ‘kleine meeloper’. Begin 1949 mocht hij als professor emeritus zijn werk aan de anatomische atlas in alle stilte hervatten. Het Anatomie Instituut was weliswaar vernietigd door een geallieerd bombardement maar er bleef genoeg menselijk ‘materiaal’ over om de atlas te vervolledigen.

Onderzoek

In de jaren 1980 begonnen enkele Duitse wetenschappers kritische vragen te stellen over de herkomst van anatomische preparaten in het Kaiser-Wilhelm-Instituut voor Antropologie, Menselijke erfelijkheidsleer en Eugenetica in Berlijn (nu de Charité). In 1988 onthulden enkele media dat er in de pathologische collecties van verscheidene Duitse instellingen nog specimens van nazislachtoffers zaten en dat daar bij onderzoek en onderwijs nog steeds gebruik van werd gemaakt.

de aan de oppervlakte liggende aders en zenuwen van de hals (scan Universiteitsbibliotheek Gent)
De aan de oppervlakte liggende aders en zenuwen van de hals (scan Universiteitsbibliotheek Gent)
Op verzoek van de Israëlische minister voor religie vroeg de Duitse bondskanselier Helmut Kohl aan alle staatsministeries om hun collecties na te kijken en alle stoffelijke overschotten over te dragen aan de joodse gemeenschap. In 1994 was het overzicht van alle ministeries klaar. Bleek dat in twee deelstaten specimens van nazislachtoffers zaten en in zeven andere deelstaten specimens die niet afdoend geïdentificeerd konden worden.

De aandacht voor joodse slachtoffers van het naziregime was sinds begin jaren 1980 zienderogen toegenomen. De Holocaust genoemde jodenuitroeiing verdrong langzaam maar zeker de kijk op andere dan joodse slachtoffers. Ook in het geval van de Pernkopf atlas ging men er zomaar van uit dat ook of alleen lijken van joodse slachtoffers waren gebruikt.

In 1995 – de vijftigste verjaardag van het einde van de Tweede Wereldoorlog – vroeg Yad Vashem (Israel Holocaust and Martyrs Remembrance Authority) aan de universiteiten van Wenen en Innsbruck om een officieel onderzoek in te stellen. Begin 1997 kondigde de universiteit van Wenen een grondige expertise aan. Het onderzoek spitste zich aanvankelijk toe op joodse slachtoffers, maar al snel bleek dat het voornamelijk of zelfs uitsluitend om lijken van niet-joden ging.

Eindrapport

In haar in 1998 afgerond eindrapport stelt de universiteitscommissie dat aan verscheidene Weense instellingen preparaten teruggevonden werden die van nationaalsocialistische of twijfelachtige herkomst waren. Het precieze aantal terechtgestelden dat aan het Anatomisch Instituut van de Weense universiteit was toegewezen, viel niet meer te achterhalen omdat het lijkenboek in februari 1945 door een bomtreffer was vernield. Vast staat dat minstens 1.377 lichamen van terechtgestelde burgers in het Weense anatomiedepartement zijn beland. Bijna vierduizend andere lijken die in de periode 1938-1945 aan dat departement werden geleverd, kwamen uit traditionele en legale bron: mensen die een natuurlijke dood waren gestorven in hospitalen, rust- en verzorgingstehuizen, psychiatrische instellingen of door zelfdoding, en wier het lichamelijk overschot niet was opgevraagd door verwanten. Anders dan sommigen suggereerden kwamen er geen lijken uit concentratiekamp Mauthausen of bijkamp Gusen.

Dwarsdoorsnede borstkas (scan Universiteitsbibliotheek Gent)
Dwarsdoorsnede borstkas (scan Universiteitsbibliotheek Gent)

De Duitse uitgever van de Pernkopf atlas stelde in het kader van het universitair senaatsonderzoek alle bewaard gebleven originele aquarellen ter beschikking. Bleek dat van de in totaal 791 tekeningen ongeveer de helft was gemaakt voor de Anschluss, voor 1937, het jaar waarin het eerste deel van de atlas werd gepubliceerd.

Over lijken gaan

Het Weense instituut voor anatomie was een van de veelgebruikers, maar alle Duitse anatomiedepartementen en zo goed als alle in nazi-Duitsland actieve anatomen hebben lijken van terechtgestelde gevangenen gebruikt.

Bij vergelijking met de vele artsen die misdadige medische experimenten uitvoerden op gevangenen, is Pernkopf klein grut. Hoe verachtelijk de man en zijn ideologie ook geweest mogen zijn, hij was een gedegen academicus en een vooraanstaand anatoom. De wereldvermaardheid van de Pernkopf-atlas en het feit dat de man een virulent nationaalsocialist was, hebben ervoor gezorgd dat de Pernkopf-affaire uitgroeide tot hét voorbeeld van Oostenrijkse Vergangenheitsbewältigung en meteen het gedrag van andere anatomen toedekte.

Blijft de ethische vraag of de Pernkopf-atlas verder gebruikt mag worden of, algemener, men hier en nu gebruik mag of moet maken van relevante resultaten en inzichten van onethisch onderzoek en misdadige experimenten.

Nogal wat medische technieken en geneesmiddelen danken hun bestaan aan ‘onmenselijke’ daden en experimenten. Mag je resultaten van onethisch onderzoek naast je neerleggen als je er mensen mee kan helpen of redden? Is er dan geen sprake van schuldig verzuim? Kun je niet beter iets positiefs puren uit al die hoe dan ook onherstelbare ellende?

De Pernkopf atlas is trouwens een probleem van een andere orde. De man experimenteerde niet op mensen, heeft niemand gedood en maakte samen met zijn illustrators een meesterwerk van anatomische kunst. Zijn werk leert anatomie aan en doet dat zeer goed. Als de geschiedenis van de atlas niet verzwegen wordt, dan is zijn gebruik een vorm van eerbetoon aan de slachtoffers, een blijvend gedenkteken én waarschuwing (Mahnmal in het Duits) dat we ook hier en nu ethisch bewust moeten blijven.

Howard Israel, een Amerikaans oor- en kaakchirurg die de Pernkopf atlas al decennialang bij operaties gebruikt, zegt dat er zaken in staan die niet te vinden zijn in andere anatomische atlassen. Die gegevens mogen niet verspild worden. Voorzie ze van een streng editoriaal commentaar over de gruwel waar ‘objectieve’ wetenschap zich schuldig aan maken kan. Verzwijg of vervals de geschiedenis niet maar geef er les over, niet in een speciale cursus (ethiek, deontologie) maar in lessen anatomie, fysiologie, pathologie, microbiologie en farmacologie. Zo wordt erkend dat het gebeurd is, vrijwel gelijktijdig met de ontwikkeling van penicilline, en dat het opnieuw gebeuren kan.

Meer informatie en context, alsook bronverwijzingen, noten, bibliografie en meer illustraties zijn te vinden in mijn wetenschappelijk artikel

Vlaams historicus, ethicus en publicist. Vrijwillig medewerker Universiteit Gent. Deed onder meer uitvoerig onderzoek naar historische foto's en publiceerde daarover het boek Kijken zonder zien (2011) en meer recent Sieg Heil! Van mythische groet tot verderfelijke ideologie. Zie ook zijn website www.serendib.be

Recent gepubliceerd

Reageer

Abonneer
Stuur mij een e-mail bij
guest
0 Reacties
Oudste
Nieuwste Meest gestemd
Inline feedbacks
Bekijk alle reacties

Gratis geschiedenismagazine

Ontvang, net als ruim 53.000 anderen, iedere week de gratis nieuwsbrief van Historiek:
0
Reageren?x
×