De Gratiën (Kharites) zijn charmante godinnen in de Griekse mythologie. Ze worden meestal gezien als dochters van de oppergod Zeus en de oceanide Eurynome. Met hun eigenschappen maakten ze de wereld een stukje mooier. De Romeinen kenden de godinnen als de Gratiae. Volgens hen waren zij de dochters van Bacchus en Venus.
Het aantal Gratiën, ook wel de trits der Bevalligheden genoemd, varieert in de klassieke verhalen. De meeste bronnen, onder meer die van de Griekse dichter Hesiodus, vermelden dat er drie godinnen zijn. Hun namen en karakters zijn ontleend aan een positieve eigenschap. Zo heten ze Aglaia (pracht), Euphrosyne (lieflijkheid) en Thaleia (opgewektheid). Naast dit drietal zijn er volgens andere verhalen nog een aantal jongere Gratiën, waaronder de vrouw van de god Hephaistos: Kharis (charmant) en Pasiphaë (ontspanning), die getrouwd was met de god van de slaap.
De beeldschone godinnen woonden op de berg Olympus. Volgens een vertelling weefden ze met behulp van de godin Athena de kleren van de Olympische goden.
Vruchtbaarheid
De Gratiën stonden onder meer symbool voor vruchtbaarheid, creativiteit en charme en zouden het levensgeluk van de oude Grieken kunnen vergroten. Daarnaast waren ze bekend als bedienden van Aphrodite, de godin van het vrouwelijk schoon en de vruchtbaarheid.
Kunst
In de kunst zijn de beeldschone godinnen altijd een geliefd onderwerp geweest. Soms worden ze met een lang gewaad en een kroon afgebeeld. Meestal dragen ze geen kleding. Verder houden ze elkaar vaak vast, hebben ze mirtetakjes in hun handen en dansen ze in een kring.
De voornaamste cultuscentra van de Gratiën waren Orchomenos (Boeotië), Athene en Sparta.
Bronnen ▼
-De Grote Mythologie Encyclopedie – Arthur Cotterell e.a (Veltman) – p.46-47
-https://www.theoi.com/Ouranios/Kharites.html
-Mythologie – C. Scott Littleton (Librero)