De vraag wie nu precies de allereerste eigenaar van een automobiel was binnen de grenzen van Nederland is tot op heden een bron van veel discussie. Was het de hoffotograaf Adolphe Zimmermans in 1896 of lag de eer toch bij de Tilburgse textielfabrikant Jos Bogaers in 1895?
Als we onze blik wat verruimen en niet enkel spreken over het hedendaagse Nederland maar over al het Nederlands grondgebied, dan valt de kolonie Nederlands-Indië als deel van het Koninkrijk der Nederlanden daar ook onder en dan kennen we het antwoord. Al in 1894 liet de Soesoehoenan van Surakarta namelijk een Mercedes komen uit Duitsland, via bemiddeling van het warenhuis Pröttel en Co. uit Soerabaja.
Dit voertuig was een zespersoons Faëton, 300 cc, goed voor 5 pk met riemaandrijving, twee versnellingen vooruit maar zonder de mogelijkheid achteruit te rijden. F.F. Habnit, auteur van het boek Krèta Sètan, vermeldde dat door de Soesoehoenan een bedrag van 10.000 Hollandse guldens werd neergeteld voor de wagen, een som die destijds in Nederlands-Indië als astronomisch beschouwd kon worden. Men kon er meerdere huizen van aanschaffen. Of de Soesoehoenan zich er vaak in zal hebben laten rondrijden door zijn chauffeur/koetsier, A. Leibholz, een gewezen KNIL-wachtmeester, blijft de vraag.
In 1924, toen de wagen al geruime tijd niet meer in gebruik was, deed de Soesoehoenan de wagen over aan de heer A. Tresfon, procuratiehouder van de Rotterdamschen Lloyd. Tresfon stelde op zijn beurt de wagen ter beschikking aan zijn zoons,die een automobielbedrijf runden aan de Kruiskade in Rotterdam. De bedoeling was de Benz tentoon te stellen op de RAI van 1924. Het is echter onduidelijk of dit daadwerkelijk is gebeurd.
Pakoe Boewono X
In het jaar 1893 besteeg Pakoe Boewono X de troon als Soesoehoenan, ofwel sultan, van Surakarta. Een positie die hij bekleedde tot aan het jaar 1939. Op dit portret is hij te zien in het imposante officiersuniform van het Koninklijk Nederlands-Indisch Leger (KNIL), gedecoreerd met een overvloed aan eretekens – een verzameling waar hij bijzonder trots op leek.
Onder zijn onderscheidingen bevonden zich onder andere het Grootkruis van de Orde van de Nederlandse Leeuw en het Grootkruis met de zwaarden in de Orde van Oranje-Nassau.
Eigenlijk stond de Benz bij de firma Tresfon behoorlijk in de weg, dus werd in 1927 besloten hem te schenken aan de TH te Delft (nu TU-Delft). En in afwachting van een Nederlands techniekmuseum besloot de onderwijsinstelling hem voorlopig op te bergen bij de verzameling technische curiositeiten in het gebouw voor Werktuig- en Scheepsbouwkunde. Doordat de houten wielen inmiddels in zeer slechte staat verkeerden, vond het transport van Rotterdam naar Delft per pakschuit plaats over de Schie.
Maar een techniekmuseum kwam er voorlopig niet en de Benz stond ook in de opslag bij de TH behoorlijk in de weg. Niet kon worden nagegaan wanneer de TH de auto in bruikleen gaf (of verkocht?) aan de Koninklijke Nederlandsche Automobiel Club (KNAC), die hem naar verluidt eerst plaatste in het kantoor aan de Prinsessegracht in Den Haag, waar hij het bombardement op 3 maart 1945 doorstond.
Vervolgens zou de wagen zijn overgebracht naar de centrale hal van het KNAC-kantoor aan de Sophialaan, maar helaas heeft de club daarover in zijn archief geen gegevens bewaard. Zodoende is ook niet meer na te gaan wanneer de wagen in bruikleen werd afgestaan aan het Nationaal Museum voor de Automobiel, een particulier museum van de heer G. Riemer, te Driebergen. Het toelichtingsbordje bij de uitgestalde Benz vermeldde nadrukkelijk dat het “bruikleen van de KNAC” betrof.
Bij de liquidatie van het museum in Driebergen ging de collectie over naar het Louwman Museum in Leidschendam, het Nationaal Automobiel Museum. Van Leidschendam verhuisde het museum naar Raamsdonkveer en later naar Den Haag. Het museum vermeldde in eerste instantie ook “Bruikleen van de KNAC”, wat naderhand onvermeld bleef. Er is een gerucht dat de wagen in 1972 verkocht werd aan het museum. Helaas is het museum weinig toeschietelijk om aanvullende informatie te verschaffen. Wel is de restauratie zo compleet geweest dat de London-Brighton run er probleemloos mee werd gereden.
Roofkunst?
Het verhaal over de eerste automobiel op Nederlands grondgebied lijkt nog niet afgelopen; er komt wellicht nog een vervolg. Want de toenmalige Indonesische minister van Sport, de heer Roy Suryo, stelde bij zijn bezoek aan Nederland, eind 2013, dat de auto niet op wettige manier was verkregen. Hij meende dat de wagen na de tentoonstelling in de RAI voor reparatie naar Duitsland had moeten gaan, wat niet gebeurd is. Hij beschouwde de Benz dan ook als zogenoemde ”roofkunst”, die teruggegeven dient te worden aan Indonesië. Enig bewijs voor deze bewering kan hij echter niet geven.