Spionage is in deze roerige tijd weer helemaal terug van weggeweest. Het is natuurlijik nooit weggeweest, maar er is weer aandacht voor. In het onlangs verschenen boek Uiterst vertrouwelijk. Achter de schermen van de Nederlandse geheime diensten belichten verschillende historici en andere deskundigen diverse aspecten van het werk van inlichtingen- en veiligheidsdiensten.
De geschiedenis van de eerste officiële Nederlandse inlichtingen- en veiligheidsdienst GS III is in nevelen gehuld. De belangrijkste reden daarvoor is dat het archief van de geheime dienst in mei 1940 is vernietigd. Dit om te voorkomen dat het in Duitse handen zou vallen. De Rotterdamse politieman Marinus de Meijer, die in deze tijd voor GS III werkte, bewaarde een deel. Later schreef Meijer, toen hij voor de BVD werkte, een historisch verslag over de begindagen van de Nederlandse geheime diensten. Maar dat was tot voor kort alleen voor interne consumptie.
De laatste jaren verschijnen er met enige regelmaat boeken over de geschiedenis van Nederlandse inlichtingen- en veiligheidsdiensten AIVD en MIVD en hun voorlopers, waaronder GS III en de BVD. De AIVD is van die twee wellicht de meest bekende, omdat ze zich bezighoudt met binnenlandse veiligheid en het in de gaten houden van spionnen, terroristen en politieke extremisten. De MIVD is de militaire variant. Maar beiden zijn voortgekomen uit de allereerste Nederlandse geheime dienst: GS III.
GS III, de derde sectie van de Generale Staf, werd officieel opgericht in juni 1914. De toestand in de wereld was toen dusdanig dat het leger behoefte had aan rapporten over de militaire stand van zaken in andere landen. In de laatste jaren van de Eerste Wereldoorlog ging de dienst zich ook bezighouden met het in de gaten houden van politieke radicalen en extremisten.
Centrale Inlichtingendienst
Dat leidde ertoe dat de dienst na deze oorlog werd gesplitst in twee afdelingen: GS IIIA voor militaire zaken en GS IIIB voor politieke. Die laatste afdeling stond ook bekend als de Centrale Inlichtingendienst (CI). En hoewel het budget van de CI was verstopt in dat van het ministerie van Defensie, stond ze onder verantwoordelijkheid van Binnenlandse Zaken.
Na de Tweede Wereldoorlog kreeg ieder krijgsmachtonderdeel zijn eigen inlichtingendienst: de LAMID voor de landmacht, de MARID voor de marine en de LUID voor de luchtmacht. De taken van de CI werden overgenomen door wat, na een paar naamsveranderingen, uiteindelijk de Binnenlandse Veiligheidsdienst of BVD is gaan heten. De kleinste dienst van het stel was de Inlichtingendienst Buitenland (IDB) voor het verzamelen van inlichtingen in het buitenland. Na eerdere reorganisaties werden uiteindelijk in 2002 alle burgerlijke diensten bij elkaar gevoegd tot AIVD en de militaire tot MIVD.
Eerst was het (islamitisch) terrorisme, dat de inlichtingenwereld een nieuw raison d’être gaf. Nu is daarbij de toestand in de wereld weer dusdanig dat er sterke behoefte bestaat aan diensten die overheid, politiek en bedrijfsleven behoeden voor kwaadaardige invloeden uit het binnen- en buitenland. De interesse in de wereld van veiligheids- en inlichtingendiensten zie je ook terug in de populariteit van de inlichtingenstudies die je kunt volgen aan de universiteit.
Uiterst vertrouwelijk is geen boek met spannende historische spionageverhalen. Verschillende bij inlichtingenstudies betrokken historici en andere experts laten hun licht schijnen over diverse aspecten van het inlichtingenwerk. Daarbij refereren ze aan het verslag van De Meijer en hoe het er in de begindagen aan toeging en voor welke uitdagingen men toen stond.
Zo was van 1929 tot 1934 generaal Hendrik Seyffardt chef van de Generale Staf, de hoogste militair in vredestijd, en daarmee de baas van GS III. Seyffardt was politiek gezien een fascist en sympathiseerde met de NSB, terwijl deze extremistische partij door de CI in de gaten werd gehouden. Een ongemakkelijke situatie, waarbij hij de chef van GS III probeerde te beïnvloeden ten gunste van de NSB. Zonder succes overigens.
Politisering
Maar ook politieke machthebbers kunnen proberen om de diensten voor hun karretje te spannen. Politisering ligt altijd op de loer. Niet alleen vanaf boven, maar ook vanuit het personeel. Zo waren de banden tussen GS III en de Britten altijd warmer dan van een internationaal neutrale dienst mag worden verwacht. En bij de BVD werkten in het begin vooral gereformeerde oud-verzetsmensen, iets dat hun wereldbeeld sterk beïnvloedde.
Tegenwoordig hebben inlichtingen- en veiligheidsdiensten te maken met allerlei vormen van toezicht en wetgeving. Vooral ook op het gebied van privacy. Soms zit die wetgeving hun taken in de weg. De CI had daar in het interbellum minder last van. De dienst was veel geheimer dan de huidige geheime diensten, bij wie dit etiket eigenlijk niet meer past, want zo geheim zijn ze niet. Zo werd het budget van de CI weggemoffeld in de begroting van Defensie. Omdat de betrokken ministers van Defensie en Binnenlandse Zaken maar matig waren geïnteresseerd in de dienst, kon ze ook inhoudelijk vaak haar eigen gang gaan.
Kortom, Uiterst Vertrouwelijk biedt de lezer aan de hand van De Meijers verslag in eenentwintig interessante, korte artikelen een beeld van de herkomst en de taken van Nederlandse inlichtingen- en veiligheidsdiensten in heden en verleden, maar vooral ook van de uitdagingen waarvoor medewerkers van die diensten staan.
Boek: Uiterst vertrouwelijk