In de Bartholomeüsnacht van 23 op 24 augustus 1572 rekende de Franse katholieke natie in Parijs op brutale wijze af met de protestantse elite. Het bloedbad breidde zich over het hele land uit, waarbij duizenden hugenoten werden afgeslacht.
In Parijs waren in de zomer van 1572 de voornaamste hugenoten bijeen voor het huwelijk van de Franse koningsdochter Margaretha met Hendrik van Navarra, van moederszijde een afstammeling van de familie d’Albret, die over het Pyreneeënvorstendommetje Navarra heerste, en van vaderszijde van het huis van Bourbon waardoor hij ook in aanmerking kwam voor de Franse troon. Het meest bijzondere aan deze Hendrik was dat hij met de d’Albrets in het protestantisme was terecht gekomen, en meer nog, aan het hoofd van menig hugenotenleger zowel tegen Franse koningstroepen als tegen legers van katholieke Franse edelen (de Guises bijvoorbeeld) had gevochten. Velen van zijn bevriende manschappen hadden zich dan ook in die augustusdagen in wapenuitrusting in de Franse hoofdstad verzameld nadat zijn aanstaande schoonmoeder, de Franse koningin-moeder Catharina de Medici, en zijn moeder, koningin Johanna van Navarra, zijn huwelijk hadden bedisseld.
De bloedige Bartholomeüsnacht was een episode in een lange strijd van het Franse koningshuis om de alleenheerschappij ten nadele van de volgens religieuze scheidslijnen verdeelde lokale adel.
Sinds de Reformatie Frankrijk was binnengedrongen, voornamelijk via Calvijn vanuit Genève, had het ‘nieuwe geloof’ er niet alleen gewone stervelingen en afvallige katholieke geestelijken voor zich gewonnen, het had zich tevens geworteld in een deel van de feodale adel die vanuit lokale posities in een machtsstrijd was gewikkeld met de centraliserende krachten rondom de Franse monarchie. Aanvankelijk, onder koning Frans I, bestond er aan het Franse hof een intellectueel klimaat (de Franse renaissance) dat een zekere opening liet voor religieuze diversiteit, maar onder diens opvolgers werd steeds harder opgetreden tegen wat als ketterij werd beschouwd. Zo raakte Frankrijk vanaf het midden van de zestiende eeuw meer en meer in een latente burgeroorlog, met aan de ene kant de hugenoten en aan de andere kant de katholieke ligasoldaten van de Guise en consorten, die als stoottroepen van de katholieke Contrareformatie optraden. De monarchie speelde vaak een machiavellistisch spel tussen die twee om haar eigen macht te vergroten.
In internationaal opzicht liet de Franse vorst veelal de staatsraison overheersen, zodat er afwisselend aan de zijde van katholieke en protestantse naties werd gevochten in de Europese oorlogen uit die periode. Toch koos Frankrijk, dat anders dan het Duitse Rijk niet zoiets als de godsdienstvrede van Augsburg (1555) kende, uiteindelijk binnenlands voor een afrekening met het protestantisme en voor een door de staat sterk gecontroleerde katholieke eenheidskerk, die paste bij de centralistische en absolutistische ambities van de monarchie.
De concrete aanleidingen tot de moordzuchtige Bartholomeüsnacht hielden verband met drie uitdagingen aan het adres van monarchie en katholieke adel.
In de eerste plaats de op dat ogenblik te machtig geworden protestantse adel. De talrijke opkomst van hugenoten in Parijs, in opzichtige militaire uniformen, voor het huwelijk van Hendrik van Navarra, stond symbool voor hun sterkte. Ze leken op weg een bestendige machtsfactor te worden in het Franse staatsbestel, meer zelfs, onder leiding van Gaspard de Coligny schenen ze een beslissende invloed op het koningshuis te hebben verworven, behalve op Catharina de Medici en haar medestanders. De Coligny, die een grote invloed had op Catharina’s zoon, de zwakke koning Karel IX, was dan ook één van de eerste dodelijke slachtoffers van de Bartholomeüsnacht, een samenzwering van de Medici en de katholieke adel om de hugenoten naar bescheidener posities terug te dringen.
In de tweede plaats een mogelijke Franse betrokkenheid bij de strijd tegen het katholieke Spanje in de Nederlanden ten gunste van de daar heersende calvinistische edelen, die er (vergelijkbaar met de positie van de Franse lokale edelen) de absolute koningsmacht in de persoon van Filips II aanvochten. Gaspard de Coligny en zijn omgeving onderhielden immers nauwe banden met de opstandelingen van Willem van Oranje in de Nederlanden, ze waren betrokken bij de piraterij van de watergeuzen en trokken samen op met de troepen van Lodewijk van Nassau, broer van Willem van Oranje, tegen het leger van Alva, de Spaanse landvoogd van de Nederlanden. Naarmate de invloed van de Coligny’s hugenoten op het Franse vorstenhuis toenam, verhoogde de kans dat Frankrijk rechtstreeks in oorlog kwam met Spanje aan de zijde van de Nederlandse calvinistische edelen.
Dat was een scenario dat Catharina de Medici en haar entourage kost wat kost wilde vermijden, niet zozeer omdat zij Spanje wilden ontzien maar vooral omdat zij de evolutie van de Nederlanden naar een model dat zich afkeerde van een monarchaal stelsel (een proces dat zich weldra zou voltrekken in de totstandkoming van de Nederlandse Republiek) allerminst wilden begunstigen. Dat botste nu eenmaal met de wil van de Franse monarchie om het koninklijk absolutisme te bewerkstellingen.
In de derde plaats was er het nakende en, in de optiek van de katholieken, dreigende koningschap van de hugenoot Hendrik van Navarra. De toenmalige koning Karel IX had geen wettelijk nageslacht en zijn opvolger en broer, de latere koning Hendrik III, was homoseksueel. De kans dat Hendrik van Navarra op de Franse troon zou komen was daarom allerminst denkbeeldig. Het zou trouwens ook gebeuren. In 1589 werd hij als Hendrik IV koning van Frankrijk en hij kon er met het Edict van Nantes een tijdelijke pacificatie tussen katholieken en protestanten verwezenlijken. In die zin was een van de voornaamste doelstellingen van de Bartholomeüsnacht, naderhand, mislukt.
Auteur van het boek: God in Frankrijk van Rudy Van Roy. Uitgave: Mens & Cultuur Uitgevers, Gent.