In 2014 was in het Rijksmuseum van Oudheden (RMO) in Leiden een tentoonstelling te zien over de Vroege Middeleeuwen. De expositie Gouden Middeleeuwen behandelde de tijd van de Merovingische koningen (400-700 na Chr.) en wilde onder meer laten zien dat deze periode niet een pestilente, gewelddadige, duistere periode is geweest zoals vaak gedacht wordt, maar juist een welvarende en vreedzame tijd waarin de Nederlandse bevolking gezonder was dan voordien.
In de nacht van 5 op 6 november 1831 werd er 80 kilo goud gestolen uit het oudhedenkabinet van de Nationale Bibliotheek van Parijs. Het bleek geen gewone inbraak, maar een omvangrijke cultuur-historische ramp. Onder het gestolen goud bevond zich namelijk de schat van koning Childeric, de vader van de eerste Koning der Franken: Clovis. De politie kreeg de daders vrij snel te pakken, maar niet vlug genoeg bleek later. Van de 80 kilo goud bleek namelijk al 77 kilo te zijn omgesmolten. Een van de daders met de bijnaam ‘Le Horlogier’, had zich immers – na de arrestatie van zijn handlangers – ontdaan van de schat (2 zakken goud) omdat de politie hem op het spoor was gekomen. Daarom gooide Le Horlogier één zak met goud in de Seine terwijl hij de rest van de schat omsmolt tot goudstaven. De zak die in de Seine lag, werd later door de politie opgevist. Daarin bevond zich verbazend genoeg het zwaard van koning Childeric, de vader van Clovis.
Merovingers
Clovis maakte deel uit van het geslacht der Merovingers. De hoofdstad van het Merovingische rijk was de Belgische stad Doornik (Tournai). Daar werd in 1653 ook de schat van Childeric gevonden door de doofstomme arbeider Adrien Quinquin. Bij de afbraak van een kununnikenhuis bij de Doornikse kerk van Saint-Brice stuitte hij, in een put, op stukjes leer, een gouden gesp en diverse gouden munten. Later bleek dat Childeric hier begraven lag. Zijn zoon Clovis had er een grote grafheuvel opgericht. De schat van Childeric bestond onder andere uit 100 gouden en 200 zilveren munten, een ijzeren zwaard, twee menselijke schedels, een met goud en inlegwerk versierd zwaard (van Childeric ), een sieraad in de vorm van een stierenkop, een werpbijl, 300 met granaat versierde gouden bijen, diverse gouden gespen en spelden, een bol van bergkristal en een zegelring met de inscriptie CHILDERICI REGIS (‘van koning Childeric’).
Graal
De dynastie der Merovingen speelt een belangrijke rol in het bestseller-boek Het heilige bloed en de Graal van Michael Baigent, Richard Leigh en Henry Lincoln. In dit boek wordt beweerd dat de Merovingers afstammelingen zouden zijn van Christus en Maria Magdalena. De dynastie stierf in 751 na Christus uit nadat Childeric III was afgezet door de Karolingen, maar ging volgens het Heilige Bloed en de Graal ondergronds verder. Dankzij de priorij van Sion zouden de nakomelingen van Christus zo beschermd verder kunnen leven. Dan Brown schrijft hier ook over in zijn fictieve werk De Da Vinci Code.
Napoleon
Jaren later greep de grote Napoleon Bonaparte ook terug op de dynastie der Merovingen. Hij liet het symbool van de ‘bij’ uit Childeric’s graf opnemen in zijn familiewapen en zorgde er voor dat de bijen ook in zijn keizerlijke mantel verwerkt werden. Op deze manier wekte Napoleon de indruk dat zijn titel en gezag voortborduurden op het oude Merovingische koningsgeslacht wat hem grote statuur en legitimiteit moest opleveren.
Hoge Middeleeuwen
De Merovingische tijd was niet een tijd van kastelen en ridders. Die kwamen pas later, in de hoge Middeleeuwen, ten tonele. In de meeste schoolboeken wordt de minder aansprekende Merovingische periode daarom vaak niet eens vermeld. Deze tijd, die zich situeert tussen de Romeinen en Karel de Grote kreeg lange tijd niet de aandacht die het weldegelijk verdient. Als de Merovingische tijd toch besproken en behandeld werd, dacht men vaak dat het een tijd van onrust, duisternis en achteruitgang was. Recent wetenschappelijk onderzoek van vroeg-Middeleeuwse dorpen en graven zorgde echter voor een nieuw beeld. Uit studie naar Nederlandse skeletten bleek bijvoorbeeld dat de mensen in deze periode aanzienlijk gezonder waren dan in de periodes ervoor en erna, wat niemand eigenlijk verwacht had.
Uit vondsten bleek ook dat Nederland zo’n 1500 tot 1700 jaar geleden onderdeel was van een fijnmazig wereldwijd handelsnetwerk. Wetenschappelijk hightech onderzoek bracht onder andere aan het licht dat de edelstenen (waaronder granaten) uit de opgegraven sieraden niet zelden uit India, Pakistan en andere verre landen kwamen. Ze werden niet opgegraven in de mijnen van Bohemen, wat veel logischer zou zijn geweest, maar kwamen via handelsroutes uit gebieden tot meer dan 8000 kilometer ver weg naar Nederland toe. Blijkbaar was dit toch makkelijker en goedkoper dan de stenen zelf dichtbij op te graven. In het Rijksmuseum van Oudheden waren verschillende sieraden te zien waar dergelijke exotische stenen in verwerkt zitten. Het ging daarbij vaak om gespen, fibula’s en andere sieraden.
Hoewel er dus een grote mate van mobiliteit van goederen was, gold dit in wat mindere mate voor het vrije verkeer van mensen. Hoewel de Middeleeuwen bekend staan om de volksverhuizingen, blijkt dit toch langzamer te zijn gegaan dan men vermoedde. Het was een langdurig proces met veel ups en downs. Ook de introductie van het christendom in de lage landen ging traag en mensen hadden bij dat Kersteningproces behoorlijk veel vrijheid om hun eigen religieuze gedachten te behouden.
Topstuk
Het absolute topstuk van de expositie is het al eerder genoemde zwaard van koning Childeric. Het was een mooie prestatie dat dit in 2014 in Leiden te zien was. In een vitrine zag het, met rode stenen versierde, gouden handvat er indrukwekkend en koninklijk uit.
Daarnaast zijn de gouden koningshelm uit Krefeld (Duitsland), de goudschat van Olst en de gesp van Rijnsburg (van goud en filigraan) ook spectaculair te noemen. De gouden koningshelm uit Krefeld moet rond 500 na Christus van een belangrijke graaf of vorst uit het Rijnland zijn geweest. De goudschat van Olst (ca. 400 na Chr.), die bestaat uit enkele gouden kettingen, was mogelijk van een stamhoofd of koning, die hem kreeg voor geleverde militaire diensten ten tijde van oorlog. De in Engeland gemaakte bronzen gesp van Rijnsburg dateert uit de zevende eeuw na Christus en werd aan een dode meegegeven in diens graf.
De collectie zwaarden van de expositie is ook impossant te noemen. Hoewel de Merovingische periode behoorlijk vreedzaam was, blijven deze wapens er toch erg dodelijk en levensbedreigend uitzien. Men was duidelijk wel op geweld voorbereid. Zoveel is zeker.
Interessant zijn verder de Middeleeuwse amuletten (o.a. berentanden), leren schoenen en het aardewerk dat in de vitrines uitgestald ligt. Ook de centraal opgestelde houten waterput is fascinerend. Het gaf de bezoeker van dichtbij een indruk hoe een vroeg-Middeleeuws dorp er uit gezien moet hebben.
Tadema
Bijzonder is ook het schilderij van de Romeinse dichter Venantius die verzen voordraagt aan Radagonda VI (koningin der Franken) door de Nederlandse schilder Lourens Alma Tadema. Venantius was naar verluidt de eerste middeleeuwse poëet en tegelijkertijd de laatste Laat-Romeinse dichter.
De enigszins vergeten, maar wereldberoemde, Nederlandse schilder van historiestukken Alma Tadema is tegenwoordig beroemder in Engeland dan in Nederland. Hij ligt begraven in de Saint Paul’s Cathedral wat maar zeer weinig mensen, en zelden buitenlanders, gegeven is. Daar liggen immers alleen de allergrootste Britten zoals Nelson, Wellington en zeer beroemde buitenlanders als de Belgische schilder Anthony van Dyck.
Glas
In het Rijksmuseum van Oudheden was ook een speciale afdeling ingericht voor zeldzaam Merovingisch glas. De eigenaardig gevormde slurfbekers en buidelbekers van de Merovingers zijn zeer typisch voor deze tijd. Doordat de glazen dikwijls uit graven afkomstig waren, zijn ze behoorlijk goed bewaard gebleven. Al de gewelddadigheden en natuurrampen die in de eeuwen erna zouden volgen, hebben er daardoor weinig vat op gekregen. In de film die in deze zaal gedraaid werd, zag men hoe eigentijdse glasblazers de Merovingische bekers namaken. In al die tijd blijkt er wat betreft de productietechniek weinig tot niets te zijn veranderd. De glasblazers uit de documentaire bevestigden aan conservator Annemarieke Willemsen dat de Merovingische glasblaas-werktuigen uit de expositie ook nu nog gebruikt kunnen worden om glas te blazen. Het zijn bijna exact dezelfde instrumenten als die men tegenwoordig gebruikt bij de vervaardiging van glas. Wat dat betreft is de tijd volledig blijven stilstaan. Wellicht is dat maar goed ook want het Merovingisch glas is werkelijk prachtig om te zien. Verbeteringen hoeven daar niet meer op aangebracht te worden.