Speelgoedpoppen van dertig centimeter met helderblauwe ogen gehuld in nonnenhabijt. Zij zijn een merkwaardige genomineerde van de tweede Belgische Erfgoed Challenge. Het is een initiatief van het Koninklijk Instituut voor het Kunstpatrimonium (KIK, Brussel), dat een ferme reputatie voor toprestauraties heeft. Bedoeling van deze āuitdagingā is via een publieke stemming meer aandacht te lokken voor het patrimonium, dat zorg en aandacht verdient.
De zes genomineerden voor deze tweede editie zijn:
- het schilderij āDe Kindermoord te Bethlehemā van Louis Finson (voor 1580-1617) in de Sint-Beggakerk in het Waalse Andenne
- de balletkostuums van James Ensor (1860-1949) in Mu.ZEE Oostende
- de preekstoel van Hendrik Frans Verbrugghen (1654-1724) in de Brusselse Sint Michiels- en Sint-Goedelekathedraal
- het beeld van de Onze-Lieve-Vrouw-van-de-Zieken in de kathedraal van Doornik
- de gipsen voor het Monument voor de Arbeid in het Meuniermuseum in Elsene.
- en dan is er nog die collectie habijtpoppen, die zich bevinden in de Sint-Gertrudiskerk in Wetteren.
De winnaar van deze Erfgoed Challenge krijgt een gedegen restauratie, een aangepastere bewaaromgeving, een betere presentatie en natuurlijk publieksaandacht.
Modernisering
Die habijtpoppen van Wetteren zijn dus wel een verbazende verzameling: 138 poppen, elk in het traditionele habijt van vrouwelijke kloosterorden uit (vooral) BelgiĆ« en Frankrijk. Ook het achtergrondverhaal over het ontstaan van die bijzondere collectie, isā¦ apart. Want wie legt nu een link tussen een habijt en een korset? Hoewel. Het idee om poppen te hullen in verschillende drachten van vrouwenkloosters bedacht een zekere Firmin De Waele (1920-2017), bedrijfsleider van de familiale onderneming Koninklijke Korsetfabriek DĆ©WĆ© International in Schellebelle. Als diepgelovige katholiek stond hij er bijvoorbeeld op dat op Goede Vrijdag om 15.00 uur drie minuten stilte in het bedrijf werden in acht genomen. Zijn project om een staalkaart van traditionele habijten aan te leggen groeide na het Tweede Vaticaans concilie (1962-1965). Na de oorlog had paus Pius XII al aangedrongen op een modernisering van kloosterordes en hun leefwijze. In de jaren zestig werd een aangepaste hedendaagse manier van kleding per pauselijk decreet vastgelegd. De nonnen dienden dus letterlijk hun kap over de haag te gooien: de pij en de stijve kap met sluier waarmee kloosterzusters zelfs naar de tropen op missionariswerk trokken, werden verruild voor praktischere, sobere maar comfortabele kledij.
De korsettenfabrikant zag de teloorgang van die traditionele klederdracht met lede ogen aan en dus stuurde hij speelgoedpoppen naar congregaties wereldwijd. De opdracht was om de pop aan te kleden met het traditionele habijt met toebehoren, met dezelfde materialen en naaitechnieken maar ook met paternosters, sleutelbossen, versieringenā¦ net zoals de menselijke versie in het convent.
Zo groeide die verzameling van ruim 130 habijtpoppen die intussen bestoft is, vlekken en ouderdomstekenen vertoont. Spelden oxideren. Wimpers vallen uit. Geen hoofdhaar want er is geen lok vrouwenhaar te zien. Alle haar zit weggemoffeld onder die stijve kap.
De verdoeming van vrouwenhaar
Wat bezielt godsdiensten om vrouwenhaar als des duivels te zien? Boeddhistische monniken scheren hun hoofd kaal. Joods-orthodoxe gehuwde vrouwen dragen een pruik. Moslima worden in sommige landen veroordeeld tot een hoofddoek of erger. Maar ook christelijke religies hebben een aversie van wapperende lokken, tenzij op sommige schilderijen. In levende lijve dienen vrouwen (nu nog) hun hoofd te bedekken als ze een kerk of een tempel betreden.
Dat is een oud gebruik uit de Griekse oudheid: een fatsoenlijke vrouw droeg toen een voile op het hoofd, zoals een bruid bij haar huwelijksgelegenheid nog (vaak) een sluier draagt.
Die verplichting om een vrouwenhoofd te bedekken, wordt nog benadrukt door de Bijbel. In de eerste brief aan de Korinthiƫrs schrijft de apostel Paulus:
“Christus is het hoofd van iedere man, en de man het hoofd van de vrouw, en God het hoofd van Christus. Iedere man die bidt of profeteert met iets op zijn hoofd, onteert zijn hoofd. Iedere vrouw die bidt of profeteert met ongedekt hoofd, onteert haar hoofd. Want het is een en hetzelfde alsof zij (kaal)geschoren was. Want alsĀ een vrouw niet gedektĀ is, laat zij ook maar het haar afknippen. Maar als het voor een vrouw een schande is om het haar te laten afknippen of zich te laten scheren,Ā laat zij zich dan bedekken. Want de man behoortĀ zijn hoofd niet te dekken, daar hij het beeld en de heerlijkheid van God is. Maar de vrouw is de heerlijkheid van de man. Want de man komt niet uit de vrouw, maar de vrouw uit de man. Want de man is ook niet geschapen voor de vrouw, maar de vrouw om de man. Daarom behoort de vrouwĀ een macht op haar hoofdĀ te hebben ter wille van de engelen.
Blootshoofds gingen vrouwen dus niet naar de kerk. Altijd bedekte een sjaal of een hoedje hun kapsel. De Belgische auteur Jean-Claude Bologne geeft als verklaring:
āDe geur van vrouwenhaar zou immers de (gebeeldhouwde) engelen in het kerkgebouw bedwelmen!ā
Nog altijd dragen deftige dames bij grote gelegenheden een hoofddeksel(tje). Want zoals in het Frans luidt: een dame wil geen femme en cheveux (een vrouw met losse, onbedekte haren) zijn. Dat is namelijk een eufemisme voor eenā¦ hoer.
~ Eliane van den ende
Historicus en cultuurjournalist
Bronnen ā¼
Lloyd Llewellyn-Jones: āAphroditeās Toirtoise; The veiled Woman of Ancient Greeceā, The Classical Press of Wales, 2010.