De televisieserie over de Joodse Raad in Nederland bracht recent het traumatische optreden tijdens de Duitse bezettingsjaren weer in het middelpunt van de publieke belangstelling. Afgezien van enkele kritische geluiden werd de vijfdelige serie over het algemeen positief en lovend besproken.1
Even opmerkelijk was de relatief milde beeldvorming over het optreden van de leiders van de Joodse Raad: David Cohen en Abraham Asscher. In het licht van de bittere veroordelingen door historici én tijdgenoten als Jacques Presser en Loe de Jong lijkt hier toch sprake van een keerpunt in de beeldvorming over de Joodse Raad. Ongetwijfeld heeft de historische afstand en het relatief milde oordeel door de historicus Bart van der Boom in zijn studie uit 2022 bijgedragen aan de veranderde herinneringscultuur over de Jodenvervolging.2
Onlangs verscheen ook de Nederlandse vertaling van het proefschrift van Laurien Vastenhout over het optreden van de Joodse Raden in bezet West-Europa.3 Met de verschijning van deze studie is het nu ook mogelijk om het optreden van de Nederlandse Joodse Raad in een vergelijkende Europese context te plaatsen. Gezien de onmogelijke omstandigheden waaronder de Joodse raden onder Duitse bezetting moesten optreden lijkt mij – zoals ook Vastenhoud benadrukt – een evenwichtige beeldvorming pas tegen de achtergrond van die transnationale context mogelijk. Welk beeld schetst deze nieuwe studie en werpt het een ander licht op het optreden van de Joodse Raad en zijn leiders?
Tussen coöperatie en verzet: Nederland, België en Frankrijk
In alle gebieden van Europa zou de Duitse bezetter gebruik maken van Joodse raden bij de uitvoering van de anti-Joodse maatregelen. In alle gebieden werden de raden ook onder Duitse dwang gevormd en stonden voor het afschuwelijke dilemma dat alleen in samenwerking maatschappelijke bijstand kon worden verleend en de maatregelen verzacht. Hoewel de al in 1939 gevormde Judenräte in Oost-Europa verschilden in vorm en functie, fungeerden deze wel als voorbeeld voor de West-Europese.
De relatieve vroege oprichting van de Nederlandse Joodse Raad was bijvoorbeeld gemodelleerd naar deze Judenräte. Vastenhoud richt zich bij haar onderzoek naast de Joodse Raad in Nederland op de Vereeniging der Joden in België (VJB), de Union Générale des Israélites de France-Nord (UGIF-Nord) in bezet Frankrijk en de Union Générales des Israélites de France-Sud (UGIF-Sud) in Vichy Frankrijk.
Vastenhoud laat heel goed zien dat de verschillen tussen het latere optreden van de vier raden vooral samenhing met de ontstaansgeschiedenis. België en Frankrijk kregen een militair bewind opgelegd waardoor de raden verankerd werden in het juridische systeem en een relatief grotere speelruimte hadden om de geleidelijk ingevoerde anti-Joodse maatregelen te verzachten en in incidentele gevallen te saboteren. Nederland kreeg als “Germaans broedervolk” echter een civiel bestuur opgelegd waarbij de SS een veel grotere operationele vrijheid had om de anti-Joodse maatregelen snel en doelmatig in te voeren. De handelingsruimte van de Nederlandse raad was daardoor van meet af aan kleiner dan in België en Frankrijk.
Ongunstig voor het verdere verloop was tevens dat de ervaren bestuurders Asscher en Cohen door zichzelf én door de Joodse gemeenschap als gezaghebbende leiders werden gezien. In België en Frankrijk werden leiders als Ullmann en Lambert geconfronteerd met een bijzonder heterogene Joodse gemeenschap – bestaande uit grote verschillende groepen uit Midden- en Oost-Europese vluchtelingen en immigranten – en wisten nimmer een vergelijkbaar gezag en invloed op te bouwen. Paradoxaal genoeg maakte het ontbreken van een gezaghebbend Joods kader in die landen de uitvoering van de anti-Joodse maatregelen weerbarstiger, sterker gekenmerkt door een vaak geïmproviseerde en chaotische uitvoeringspraktijk. Dat neemt niet weg dat stapsgewijze radicaliseringsdynamiek van de bezetter steeds de handelingsruimte bepaalde van de Joodse raden. De sombere conclusie van Vastenhoud is…
…dat het functioneren van de ‘Joodse raden’ grotendeels werd bepaald door de Duitsers en in mindere mate door de besluiten die de Joodse leiders zelf namen.
De Joodse Raad voor Amsterdam in transnationaal perspectief
Vastenhouds vergelijkende studie noopt tot een correctie van het historische beeld van de Joodse raden. Terecht stelt zij dat in de geschiedschrijving…
…disproportioneel veel aandacht [is] geweest voor de impact die de keuzes van de Joodse leiders hebben gehad op de Joodse gemeenschap.
Tegelijkertijd lijkt mij het optreden van de Nederlandse Joodse Raad en zijn leiders vanuit een internationaal perspectief op bepaalde punten uniek of afwijkend. Asscher en Cohen bleven evenals de Joodse leiders elders natuurlijk speelbal van de perfide bezettingspolitiek. Dat neemt niet weg dat het grotere gezag en hun optreden de relatief snelle en soepelere afwikkeling van de isolatie en deportatie mede mogelijk heeft gemaakt. Achteraf beschouwd kan men beiden wellicht typeren als legalistisch denkende ‘appeasers’. Gevormd ook door een diaspora traditie waarin meegaandheid het belangrijkste middel werd waarmee men zich in een anders of vijandig gezinde samenleving kon handhaven. “En zij waren van huis uit”, zo schreef de Joodse publicist Abel Herzberg al in 1950 in zijn onvolprezen Kroniek der jodenvervolging…
…geen mannen voor een principiële politiek. Ze geloofden aan het opportunisme als politieke methode, zij zochten hun heil in pogingen om het onvermijdelijke uit te stellen, zij meenden compromissen te kunnen bereiken, concessies te verkrijgen en het mindere kwaad te kunnen bewerken.4
Een politiek die Grunberg meer hedendaags ironisch omschreef als “Polderen tot de dood erop volgt.”5 In een notendop is dat misschien de kern van de tragische geschiedenis van de Joodse raden.
Het dilemma van de Joodse Raad
Nipkowschijf voor dramaserie over de Joodse Raad
Bronnen ▼
2 – Bart van der Boom, De politiek van het kleinste kwaad. Een geschiedenis van de Joodse Raad voor Amsterdam, 1941-1943 (Amsterdam : Boom, 2022). Cf. Frank van Vree, Nederland en de herinnering aan de Jodenvervolging 1945-2024 (Almere : Uitgeverij Verbum, 2024)
3 – Laurien Vastenhout, ‘Joodse raden’ in West-Europa tijdens de Duitse bezetting (Almere : Uitgeverij Verbum, 2024)
4 – Abel J. Herzberg, Kroniek der Jodenvervolging 1940-1945 (Amsterdam : Querido, 1985)(5e. herz. dr.)
5 – Arnon Grunberg, Eén winterjas, twee paar sokken en een shawl. De Joodse Raad en de hoop als handlanger van de dood, In: Hollands Maandblad, editie 12 (2022)