Een afschuwwekkende erfenis van de Eerste Wereldoorlog waren de verminkte gezichten en lichamen van de veteranen die zwaar gewond terugkeerden van het front. Plastische chirurgie stond nog in de kinderschoenen en meestal konden afgerukte neuzen, verbrijzelde kaken en gruwelijke brandwonden alleen verborgen worden onder onnatuurlijke maskers. Mannen die ledematen misten of hun verstand leken te hebben verloren, waren geen uitzonderlijk verschijnsel in de straten van de landen die hadden deelgenomen aan de strijd. Het was de prijs van moderne oorlogsvoering.
Herien Wensink (1977), theaterredacteur bij de Volkskrant, specialiseerde zich tijdens haar studie in literatuur over de Eerste Wereldoorlog. Met haar debuutroman “Kleihuid” treedt ze in de voetsporen van de grote schrijvers aan wie ze schatplichtig is, zoals Siegfried Sassoon, Erich Maria Remarque en Ernst Jünger. Deze mannen maakten de loopgravenoorlog aan het westfront aan den lijve mee. Hun werk en dat van vele anderen maakte Wensink bekend met de gruwelen en ontberingen die zij en hun tijdgenoten meemaakten aan het front. Het geploeter door de modder op het slagveld, de kreten van achtergelaten gewonden vanuit het niemandsland tussen de linies en de ratten die knabbelden aan de lichamen van de gesneuvelden; dit alles vormt het decor van haar verhaal over twee Britse soldaten die na hun fronttijd een kamer delen in een militair revalidatiehospitaal in Krombeke in West-Vlaanderen.
Tussen de twee Britten gaapt een schijnbaar onoverbrugbaar klassenverschil. Luitenant Rupert Atkins is een gerenommeerde kunstenaar uit een vooraanstaande familie. Hij is bepaald niet bescheiden over zijn artistieke successen en voelt zich intellectueel verheven boven de mannen waarover hij het bevel voert. Zo’n man had Harvey Cole kunnen zijn, die met zijn gezicht in het verband het bed naast dat van hem bezet. Hij is van eenvoudige komaf en aanvankelijk lijkt het niet te klikken tussen de twee. Rupert is beledigd dat hij als officier een kamer moet delen met een gewone soldaat en wil daarover zijn beklag doen bij dokter Williams die de leiding heeft over het hospitaal dat gevestigd is in Villa Sonnehaert, de voormalige residentie van een vooraanstaande Vlaamse familie. Van overplaatsing naar een andere kamer zal geen sprake zijn en langzaamaan groeien de twee verschillende patiënten naar elkaar toe. Cole helpt Rupert en visa versa.
Shellshock
Terwijl Harvey’s gezicht verminkt is en hij pijnlijke brandwonden heeft, lijkt er met Rupert op het eerste gezicht niets aan de hand. Zijn beschadiging is geestelijk. Dokter Williams probeert tijdens gesprekken te achterhalen door welke herinnering de luitenant gekweld wordt. Door hem in een tuinhuisje gelegenheid te geven kunst te creëren, probeert de arts het genezingsproces van zijn patiënt te versnellen. Als voorbeeld voor het hospitaal waarin het tweetal verblijft, staat de psychiatrische inrichting Craiglockheart in Edinburgh. De Britse oorlogsdichters Siegfried Sassoon en Wilfred Owen werden hier allebei behandeld voor shellshock door psychiater William Rivers, die deels model stond voor dokter Williams. Rivers was een pionier op het gebied van de behandeling van oorlogsneuroses. In een tijd dat er weinig bekend was van posttraumatische stress en men zich geen raad wist met militairen met shellshock, stimuleerde hij zijn patiënten om te spreken over hun emoties, daartoe mede geïnspireerd door Sigmund Freud en zijn psychoanalyse.
Contrasten
Zowel de verschrikkingen aan het front als de huiveringwekkende gevolgen daarvan op lichaam en geest worden door Wensink tot leven gebracht in haar boek. Daarin gaat het ook om contrasten: tussen officieren en gewone soldaten, tussen de lelijkheid van het slagveld en de schoonheid van de natuur en tussen het rauwe frontleven en de geciviliseerde samenleving. Als lezer word je meegenomen naar de onwerkelijke wereld van de loopgraven en die van ziekenhuiszalen vol beschadigde mannen. Werelden waarin men elkaar op de been hield met platte en zwarte soldatenhumor. In hun loopgraaf groeten soldaten bij het passeren “Archie”, de hand van een gesneuvelde militair die boven de aarde uitsteekt.
Zonder ergens doekjes om te winden en duidelijk geïnspireerd door de verhalen van toen, schreef Wensink een ijzersterke, vlot leesbare roman die van begin tot eind fascineert. Een moderne oorlogsklassieker die, hoewel niet uit de eerste hand, niet verbleekt bij het werk van haar inspirators.
Boek: Kleihuid – Herien Wensink