In Toscane, aan de voet van de Apennijnen, ligt een dal dat getekend is door de conflicten die er eeuwenlang op het scherpst van de snede werden uitgevochten. Messen, maar nog veel meer de vervaardiging ervan, zijn er onlosmakelijk met het stadje Scarperia verbonden. De ambachtelijke messensmederijen belichamen er echter niet alleen het gewelddadige verleden, maar ook de bloeiende handel die er tot op de dag van vandaag bestaat.
De bijzondere band tussen handel en kunst vond zijn oorsprong in Florence. Reeds in de dertiende eeuw floreerde de Florentijnse Republiek dankzij de bedrijvigheid van ambachtslieden, kooplui en bankiers. Eerstgenoemden verenigden zich in gilden en konden op die manier invloed uitoefenen op het stadsbestuur. Hun bijeenkomsten vonden plaats in de graanbeurs, Orsanmichele geheten. Later werd deze tot een kerk omgebouwd en versierd met beelden van de patroonheiligen van de gilden.
De leden oefenden een strenge controle uit op de ambachtswerkplaatsen, maar waren tegelijkertijd ook zeer solidair, want als een handwerker gestorven was kon zijn weduwe rekenen op ondersteuning door de andere leden. Het smederijgilde had Sint-Zenobius (337-390) als patroonheilige, terwijl alle metaalbewerkers tezamen onder bescherming stonden van Sint-Eligius (590-660).
Omdat de smeden ook wapens vervaardigden vervulden ze een sleutelrol in de Toscaanse hoofdstad, die geplaagd werd door vetes tussen haar machtige families. Zo stonden lange tijd de Welfen en de Ghibellijnen tegenover elkaar en wisten eerstgenoemden uiteindelijk te overwinnen door de steun van de machtige gilden.
Imposante torens en vestingen gingen de politieke en militaire macht van de stadsstaat symboliseren, maar ook haar toenemende rijkdom. In de veertiende eeuw had Florence vrijwel alle omliggende gebieden veroverd en moest deze vanaf toen ook tegen aanvallen gaan beschermen. De Piazza della Signoria gold als centrum van de macht en binnen de muren van het Tribunale della Mercanzia – tegenover het Palazzo Vecchio gelegen – werden rechtszaken tussen de kooplieden beslecht, wat belangrijk was om het economische vertrouwen te handhaven.
Ook het oostelijk gelegen Mugello-dal viel binnen de heerschappij van Florence en daarmee eveneens enkele handelswegen waarover wol, leer en… messen de stad konden bereiken. Nadat de verovering ervan halverwege de veertiende eeuw was voltooid gingen de Florentijnen er de economische en militaire controle over uitoefenen.
Vooral door de smalle Passo del Giogo trokken pelgrims, handelslieden en seizoenarbeiders om via slingerende wegen aan één van beide zijden van de Apennijnen uit te komen voor het vereren van heiligdommen, bezoeken van markten en het verrichten van landarbeid. Daarnaast hadden veel adellijke families hun zomerresidentie in het Mugello-dal, zoals de Medici. Ze streken er neer met hun bedienden of hofhouding en er was dan een grote behoefte luxe etenswaren, maar ook aan messen om deze klaar te maken.
Messen met fraai bewerkte heften waren in de regio dan ook onmisbaar bij het bereiden en nuttigen van de maaltijden, het slachten van vee en in noodgevallen ter verdediging tegen indringers. Typisch voor deze messen waren hun heften uit koehoorn, een materiaal dat in de regio ruim voor handen was vanwege de omvangrijke veeteelt.
Een nieuwe stad
In dit strategisch gelegen dal stichtte de Florentijnse regering op 8 september 1306 daarom een nieuwe stad: Scarperia. Ze was bedoeld als bolwerk om het nieuwe grondgebied te verdedigen, in eerste instantie tegen de rivaliserende familie Ubaldini. Het is daarom geen toeval dat het stadje rondom een vesting gebouwd is die verdacht veel weg heeft van het Palazzo Vecchio en boven alle andere gebouwen uitrijst. Door Scarperia liep namelijk de enige weg die Florence met Noord-Italië verbond en waarover haar machthebbers de controle wilden houden.
Al snel ontstonden er tavernes, herbergen, hospitalen en uiteraard smederijen waar messen vervaardigd werden. In het jaar 1351 trokken milities van de Milanese familie Visconti over de Apennijnen, maar werden in Scarperia met succes tegengehouden. Uit dankbaarheid verleende Florence het stadje het recht om een eigen wapen te voeren: een rode lelie op een wit veld. Het betekende echter ook dat de moederstad er in toenemende mate haar invloed liet gelden.
Vanaf 1415 vestigden leden van enkele aanzienlijke Florentijnse families zich in Scarperia om er als rechter op te treden in geschillen tussen ambachtslieden. Deze zittingen vonden plaats binnen de vesting die vanaf toen Palazzo dei Vicari ging heten en versierd werd met tientallen wapenschilden tegen de buitenmuren.
Scarperia’s versierde messen
Ten tijde van de renaissance telde het stadje ruim vierhonderd meestersmeden, die daarmee zo ongeveer de helft van de volwassen bevolking uitmaakten. Om hun beroep te kunnen uitoefenen moesten deze lid zijn van het gilde en daarom zorgen dat hun producten aan de hoogste kwaliteitseisen voldeden. Deze werden in 1538 definitief in de gildevoorschriften vastgelegd. Na vele tientallen jaren van oorlog beleefde Toscane toen eindelijk een lange periode van vrede en dat weerspiegelde zich ook in het ambacht. De messensmederijen gingen zich vooral toeleggen op het versieren van hun producten.
Bijna vijf eeuwen later zien ze zich echter weer voor andere uitdagingen gesteld: industrialisering en globalisering. Messen zelf worden er nu amper nog gemaakt, maar de decoratie ervan is nog steeds hun handelsmerk. Dat geldt in het bijzonder voor de zakmessen, ofwel zuava, die er door vier ambachtsfamilies worden gemaakt, en daarmee eerder een prestigeobject dan een gebruiksvoorwerp zijn.
Daarnaast zijn de keukenmessen van de familie Cecchi zo geliefd bij de Italiaanse top-koks, dat ze op aanvraag worden vervaardigd. Ze komen daarvoor speciaal naar Scarperia om hun wensen kenbaar te maken. Het laat zien dat het snijgereedschap uit dit stadje nog altijd een hoge reputatie geniet, die gelukkig helemaal ontdaan is van haar gewelddadige verleden.
De scharensliep – Slijper van scharen en messen
Hoe de duivel de mensheid de zaag schonk
Bronnen ▼