Dark
Light

De slavernij onder de VOC: kleurrijke tragiek

Auteur:
4 minuten leestijd

Hoewel de VOC in Indië lange tijd meer slaven hield dan de WIC in Amerika, is het Nederlandse slavernijverleden in ‘de Oost’ een onderbelicht thema in de historiografie. Het messcherpe boekje Kleurrijke tragiek (uitgeverij Verloren, 2015) van maritiem historicus Matthias van Rossum laat zien dat de Aziatische slavenhandel veel overeenkomsten vertoonde met de Atlantische variant.

Relevantie en historiografie

Kleurrijke tragiek - Matthias van Rossum
Kleurrijke tragiek – Matthias van Rossum
Kleurrijke tragiek, deel 35 in de Zeven Provinciën Reeks, is een prima behapbaar boek. Van Rossum – werkzaam bij het IISG – zet de zaken in de inleiding gelijk op scherp. Hij geeft de relevantie van zijn onderzoek als volgt aan:

“Tot ver in de achttiende eeuw was de slavernij en slavenhandel in Nederlandse gebieden in Azië omvangrijker dan het Nederlandse aandeel in de slavenhandel en het slavenbezit in het Atlantische gebied. Rond 1750 waren in Nederlandse Oost-Indische vestigingen naar schatting 75.500 slaven – tegen 64.000 in West-Indië. Het slavernijverleden onder de VOC reikt ook verder terug: direct na de vestiging van haar rijk in Azië vond onder de VOC grootschalig slavenbezit en slavenhandel plaats. Dit was eerder dan in de West. Tocht wordt het Nederlandse slavernijverleden overwegend vanuit Atlantisch perspectief bekeken.” (7)

Van Rossum vs. Baay

Van Rossum plaatst zijn eigen onderzoek vervolgens in binnen de kaders van het historiografisch debat. Dit laatste is temeer noodzakelijk omdat, vlak voor de publicatie van zijn boek, van de hand van Reggie Baay Daar werd wat gruwelijks verricht (Singel Uitgeverijen, 2015) verscheen, dat dezelfde thematiek behandelt.

Op drie punten legt het boek van Baay de accenten verkeerd, zo stelt Van Rossum. Baay gaat in de eerste plaats nog te veel mee in het beeld dat de slavernij in de Oost ‘wezenlijk verschilde’ van de slavernij in het Atlantische gebied. Verder wekt het boek van Baay de indruk dat al het VOC-werk door slaven werd gedaan, terwijl er ook veel Aziaten en Europeanen op contractbasis bij de VOC in dienst waren. En ten slotte schept Baay volgens Van Rossum verwarring doordat hij stelt dat de VOC lange tijd een van de grootste slavenhandelaars was in de Oost. Het VOC-personeel zélf speelde hierin echter een nog belangrijker rol dan het formele bedrijf de VOC, zo beklemtoont Van Rossum.

Van Rossum heeft in Gekleurde tragiek voor een narratieve aanpak gekozen, wat zijn betoog niet alleen goed leesbaar maakt maar het Nederlands-Aziatische slavernijverleden ook een menselijk gezicht geeft. Hij heeft daarbij gebruikgemaakt van een keur aan bronnen uit de belangrijkste archieven op dit gebied: het Nationaal Archief in Den Haag, de Sri Lanka National Archives in Colombo, de Tamil Nandu Archives in Chennai en het Arsip Nasional in Jakarta.

Activiteiten van slaven

Advertentie over een weggelopen slaaf in Nederlands-Indië, circa 1900. Ver ná de afschaffing van de slavernij dus! Bron: doorbraak.eu
Advertentie over een weggelopen slaaf in Nederlands-Indië, circa 1900. Ver ná de afschaffing van de slavernij dus! Bron: doorbraak.eu
In een van de hoofdstukken gaat Van Rossum uitgebreid in op de diversiteit aan slavenwerk in Nederlands-Indië. Het bestaande beeld is dat in Azië vooral ‘huishoudslavernij’ dominant was, terwijl in de Amerika’s de meeste slaven op de plantages werkten. Dit beeld klopt niet met de rijkgeschakeerde werkelijkheid van het slavenbestaan in de Oost.

In Batavia werden slaven bijvoorbeeld ingezet op de scheepswerf van het eiland Onrust, maar ook op de equipagewerf, in de pakhuizen, het ambachtskwartier en zelfs de artillerie. Compagniedienaren, vrijburgers, Javanen, Chinezen en andere inwoners van de stad hadden slaven in huishoudens, maar nadrukkelijk ook in werkplaatsen, zoals arakdistilleerderijen, kleermakerijen of op het land. Ook in andere vestigingen, zoals Cochin, Colombo, Malakka of aan de Kaap de Goede Hoop, werden slaven door de Compagnie en door dienaren gebruikt. De slaven in de Oost werden dus niet alleen als huishoudslaven gebruikt, sterker nog: het was niet eens hun voornaamste activiteit. Tegen de VOC-regels in werden slaven ook vaak gebruikt om water, hout en ander materieel te versjouwen:

“Compagnieslaven werkten ook op andere zware klussen, zoals voor het sjouwen van water, gereedschap, wapentuig en andere goederen in het kasteel [in Batavia]. Andere keren werden ze meegestuurd op werk- of zelfs oorlogsmissies. In 1659 werden vijftig slaven meegegeven op en aantal kleine vaartuigen omet de opdracht ‘om acht a thienduysent sparren te hacken’ – de slaven waren mee ‘soo om te hacken als te dragen’. In hetzelfde jaar werden voor het opwerpen van een verdedigingswal ‘eenige slaven’ gestuurd ‘om te graven’. Later dat jaar werden dertig slaven van Batavia met enkele vaartuigen ‘naer de rivier Bacassy’ verzonden ‘omme aldaer bast te schellen voor de leerbereyders.’ ” (52)

Enkele conclusies

Van Rossum trekt een aantal interessante conclusies. Zo zijn historici het zicht kwijtgeraakt op het feit dat ‘de ervaring met slavernij en de ontwikkeling van de praktijk van slavernij zich eerder bewogen heeft van Azië naar het Atlantisch gebied dan dan andersom’. Boeiend is verder – het is in de vorige paragraaf al even aangehaald – dat de auteur de traditionele beeldvorming over een zogenaamd ‘Aziatische huishoudslavernij’ tegenover een ‘Atlantische plantageslavernij’ flink nuanceert. In gebieden van de VOC en andere delen van Azië waren daarentegen vormen van marktslavernij gebruikelijk die ‘zeer vergelijkbaar waren met slavernij in het Atlantische gebied en elders in de wereld’.

Het onderzoek naar de slavernijgeschiedenis is met de boeken van Baay en Van Rossum een nieuwe richting ingestuurd. En in die richting valt er nog veel te ontdekken, zo besluit zijn boek:

“Verder historisch onderzoek zal nieuwe inzichten opleveren naar de manieren waarop slavernij in huishoudens en in verschillende werkomgevingen dan precies werkte, naar de uitgebreide mechanismen van controle,de verschillen in straffen, de reacties van slaven, de tradities van verzet en de andere manieren waarop aan het onvrije bestaan vorm werd gegeven. Voor het begrijpen van de werking van slavernij is het nodig om de alledaags dynamiek van slavernij weer te geven – en de betrokkenen bij dit verleden weer zichtbaar te maken.” (83)

Slaaf met pajoeng (zonnescherm), kind en hond. Door Jan Brandes, ca. 1782. Bron: Rijksmuseum
Slaaf met pajoeng (zonnescherm), kind en hond. Door Jan Brandes, ca. 1782. Bron: Rijksmuseum

Van Rossum heeft hier met Kleurrijke tragiek in elk geval een mooie aanzet toe gegeven.

Boek: Kleurrijke tragiek – Matthias van Rossum

Bekijk dit boek bij:

Bestel dit boek bij de Historiek Geschiedeniswinkel

Enne Koops (1978-2023) was historicus en docent geschiedenis en maatschappijleer aan het Rietschans College in Ermelo. Zijn interesse ging uit naar onderwerpen als religie- en cultuurgeschiedenis, oorlogen, migratie, en de geschiedenis van Noord-Amerika, Nederland en Duitsland. Publiceerde vele artikelen op Historiek. Zie ook: In memoriam

Gratis geschiedenismagazine

Ontvang, net als ruim 50.000 anderen, iedere week de gratis nieuwsbrief van Historiek:

Gratis nieuwsbrief

Meld u aan voor onze wekelijkse nieuwsbrief (51.015 actieve abonnees)


Ruim 50.000 geschiedenisliefhebbers ontvangen wekelijks onze gratis nieuwsbrief.

Meld u ook aan

×