Doodgewone mannen, zo noemde de Amerikaanse historicus Christopher Browning in zijn gelijknamige boek uit 1992 de leden van het Duitse Reserve-Polizei-Bataillon 101.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog was dit politiebataljon in de omgeving van Lublin in Polen belast met het executeren van Joden. Veel van de manschappen waren gezinsvaders van in de veertig die voor de oorlog hun geld verdienden als rechtgeaarde politieman. Ze waren onmisbare radertjes in het nationaalsocialistische vernietigingssysteem. Het was echter niet hun eigen keus om massa-executies uit te voeren en ze genoten zelden van hun bloedige werk, maar weigeraars waren een uitzondering.
De hoofdpersonages in de roman Een maaltijd in de winter (een vertaling van Un repas en hiver) van de Franse auteur Hubert Mingarelli (1956) lijken zo weggelopen uit de studie van Browning. Het betreft drie Duitse soldaten, Bauer, Emmerich en de anonieme verteller, die onderdeel uitmaken van een niet bij naam genoemde Duitse eenheid die in Polen Joden executeert. Bloeddorstige Jodenjagers zijn de drie Duitsers niet. Ze hebben zich kunnen onttrekken aan deelname aan de zoveelste executie en zijn er door hun commandant met tegenzin op uit gestuurd om in een besneeuwd Pools woud Joodse onderduikers op te sporen. In een ondergronds hol vinden ze er één, die ze meenemen naar een verlaten huisje waarin ze zich willen opwarmen en een hapje willen eten.
In het primitieve huisje is de belangrijkste zorg van de mannen om het fornuis aan te krijgen om hun soep van ontdooide sneeuw, worst en griesmeel te verhitten. Een deel van het meubilair moet eraan geloven om het vuur brandend te houden. Een Poolse boer met zijn hond stapt plotseling hun tijdelijke onderkomen binnen. De fles sterke drank die hij bij zich heeft is een welkom extra ingrediënt voor de soep. In ruil voor de alcohol mag de Pool mee-eten, ondanks dat de mannen hem door zijn onverzorgde uiterlijk afstotelijk vinden. Zo ontstaat het ongewone tafereel, waarin drie Duitse soldaten onder hetzelfde dak verblijven als een Pool en een Jood zonder omringd te worden door prikkeldraad of bewapende bewakers.
Het moorden beu
Knap is dat de schrijver van dit ongebruikelijke scenario toch iets alledaags weet te maken, waardoor tijdens dit tijdelijke respijt de afstand tussen de daders, het slachtoffer en de omstander vervaagt. De drie Duitsers zijn, in plaats van uitvoerders van de Holocaust, kameraden die tijdens de uitvoering van hun opdracht in het ijskoude bos snakken naar warmte en een gevulde maag. Ze zijn het moorden beu. Eén van hen maakt zich vooral druk om zijn zoon die aan het thuisfront zonder vaderlijk toezicht misschien stiekem sigaretten rookt. Antisemitisme is bij de Duitsers niet te bespeuren. Hun walging richt zich wel op de Pool met wie ze hun maaltijd delen, maar aan wie ze hun lepel niet willen uitlenen. Op zijn beurt verafschuwt de Pool de Joodse gevangene, een verwijzing naar het hardnekkige antisemitisme in het katholieke Polen.
Uiteindelijk draait het in het boek om het dilemma waar de Duitsers voor komen te staan: wat te doen met de Jood die voor hen niet langer een anoniem slachtoffers is? Dat is een kwestie waarmee Holocaustdaders ook daadwerkelijk geconfronteerd werden, want zoals Browning vaststelde waren zij lang niet allemaal gewillige daders (zoals zijn landgenoot Daniel Goldhagen in 1996 nog wel betoogd had). Het executeren van vrouwen en kinderen viel hen zwaar, waardoor velen zich ziek meldden of ze, zoals de karakters uit het boek, met andere werkzaamheden het daadwerkelijke moorden probeerden te ontlopen. Om een emotionele confrontatie met slachtoffers zoveel mogelijk te vermijden, werden uiteindelijk de vernietigingskampen met gaskamers ontwikkeld, waarmee het moorden meer geanonimiseerd werd en de psychische belasting voor de daders verminderde.
Een maaltijd in de winter is een verhaal zonder literaire opsmuk en diepere lagen. Die ingetogen schrijfstijl doet denken aan het eveneens subtiele boek De jongen in de gestreepte pyjama van John Boyne uit 2006, dat echter een andere thematiek belicht. Waar het in het laatstgenoemde boek gaat om het vervagen van het onderscheid tussen een Joods jongetje en het zoontje van de kampcommandant gaat het in dit nieuwere boek juist om het vermenselijken van de daders. Hoewel bijvoorbeeld ook Jonathan Littell dat met het bombastische De Welwillenden uit 2006 geprobeerd heeft, slaagt zijn landgenoot Mingarelli met zijn boek daar beter in, juist door de daadwerkelijke massamoord buiten het verhaal te houden en de daders zich bezig te laten houden met alledaagse dingen. Zonder bloedvergieten en drama brengt de schrijver een belangrijke waarschuwing over: hoe doodgewone mensen in staat zijn tot gruwelijke daden.