Dark
Light

Doorvechten tot Zero Hour op 11 november 1918

Recensie van ‘Het elfde uur’ van Pieter Serrien
7 minuten leestijd
Het elfde uur - Detail boekcover
Het elfde uur - Detail boekcover

Op maandag 11 november 1918 om 11:00 zwegen de meeste kanonnen aan het Westfront. De soldaten in de loopgraven in België en Frankrijk konden opgelucht ademhalen, want na ruim vier jaar was aan de Eerste Wereldoorlog een einde gekomen. Gedurende de voorgaande dagen had het al gegonsd van geruchten over een wapenstilstand, waarvoor op vrijdag 8 november de onderhandelingen waren begonnen. Vanaf dat moment zou de oorlog naar schatting echter nog 6.750 levens en 15.000 gewonden eisen. Zelfs tijdens de laatste 24 uur tot het aanbreken van Zero Hour ging het bloedvergieten onverbiddelijk door.

In ‘Het elfde uur’ beschrijft de Belgische historicus en schrijver Pieter Serrien (1985) deze laatste dag van de oorlog. Het is zijn zesde boek, na ‘Tranen over Mortsel’ (2008), ‘Oorlogsdagen’ (2013), ‘Zo was onze oorlog’ (2014), ‘Van onze jongens geen nieuws’ (2015) en ‘Elke dag angst’ (2016). Aan de hand van getuigenissen van gewone mensen reconstrueert hij relatief onbekende gebeurtenissen en onderwerpen uit beide wereldoorlogen. In zijn nieuwste boek volgt hij deze opzet. Voordat hij de laatste dag van de oorlog van uur tot uur behandelt, beschrijft Serrien eerst het geallieerde eindoffensief en de gebeurtenissen gedurende de laatste oorlogsweek, die uitmondden in de uiteindelijke Duitse nederlaag. In een apart hoofdstuk besteedt hij ook aandacht aan de Spaanse Griep, de griepepidemie die in de slotfase van de oorlog voor het eerst toesloeg en tot 1920 wereldwijd volgens de hoogste schattingen 40 tot zelfs 50 miljoen dodelijke slachtoffers maakte.

Ondertekening van de wapenstilstand door Pillard, 1918
Ondertekening van de wapenstilstand door Pillard, 1918

Modderbende

Gedurende de laatste oorlogsmaand was het front in België van Nieuwpoort-Ieper opgeschoven tot de Vlaamse Ardennen en Bergen. De Duitsers trokken zich weliswaar terug, maar hadden het grootste deel van België nog steeds in handen. Aanhoudende regen had het front deze herfst doen veranderen in een grote modderbende. Om de omstandigheden te omschrijven aan een deel van het front waar niet meer gevochten werd, citeert Serrien een verslaggever van De Telegraaf die te voet had geprobeerd Nieuwpoort te bereiken maar ’s avonds gestrand was op de kapotgeschoten IJzervlakte. ‘Hoe kunt gij u daar bij avond nog wagen!’ riep een landbouwer hem daar toe.

‘Er is alleen modder en water en daartussen liggen de graven. Met één misstap ligt ge in een obusput en geraakt ge er niet meer uit!’

De begraafplaats en het Ossuarium van Douaumont, in de Franse plaats Verdun - Foto: Cc/Jean-Pol GRANDMONT
De begraafplaats en het Ossuarium van Douaumont, in de Franse plaats Verdun – Foto: Cc/Jean-Pol GRANDMONT

Aan het Franse front was de situatie al niet anders. ‘Bomen die ooit een mooi bos waren, zijn nu stompen met naakte uitgestrekte takken’, zo citeert Serrien uit een brief van Harry Truman aan zijn vrouw. De latere Amerikaanse president bevond zich in de Woëvrestreek in het noordoosten van Frankrijk. ‘Dit verwoeste land moet ooit even mooi zijn geweest als de rest van Frankrijk’, zo vervolgde hij zijn brief.

‘Als de maan achter die bomen opgaat, kun je je voorstellen hoe de geesten van het half miljoen Fransen die hier afgeslacht werden, een treurige parade tussen de ruïnes houden.’

Tijdens de Slag om Verdun twee jaar eerder waren in de omgeving vele dodelijke slachtoffers gevallen die ter plaatse begraven waren. ‘Telkens wanneer een Duitse granaat in een veld ten westen van hier inslaat, legt die weer een ledemaat van iemand bloot’, aldus Truman. ‘Maar goed dat ik niet in spoken geloof.’

Muiterij en revolutie

Philipp Scheidemann, staand in een raam van de Rijkskanselarij, roept de Duitse republiek uit op 9 november 1918 (CC BY-SA 3.0 de - Bundesarchiv)
Philipp Scheidemann, staand in een raam van de Rijkskanselarij, roept de Duitse republiek uit op 9 november 1918 (CC BY-SA 3.0 de – Bundesarchiv)
Behalve op de situatie aan het front richt de auteur zich ook op de muiterij van matrozen in Kiel en Wilhelmshaven en op de Duitse revolutie, die op 9 november door de sociaaldemocraat Philipp Scheideman uitgeroepen werd vanaf het balkon van de Rijksdag in Berlijn. Soldaten hadden er genoeg van hun levens op te offeren voor de Duitse keizer en de revolutionaire sfeer sloeg over naar locaties buiten Duitsland. Op 11 november bijvoorbeeld gingen duizenden ongewapende Duitse soldaten in bezet Brussel massaal de straat op met Belgische, Franse en vooral rode vlaggetjes. Ze riepen ‘Vive la Belgique!’ en ‘Vive la France!’ en werden toegewuifd door de Brusselaars, ook al hadden deze soldaten eerder nog op hun landgenoten geschoten.

Serrien haalt de woorden aan van een jonge Duitse soldaat in Antwerpen, die in een toespraak het lijden van zijn kameraden aan het front in herinnering bracht. Hij veroordeelde de ‘Lügen, Lügen und Falschheit und Betrügerei’ van de Feldwebel tot de keizer. Er waren volgens de Duitser geen officieren en regimenten meer, maar…

‘…slechts nog soldaten die naar huis willen, die vrede willen, die willen werken in plaats van moorden, die behandeld willen worden als mensen in plaats van als dieren, die de slavendienst moe zijn en niet meer tot de slachtbank willen gedwongen worden.’

Doorvechten

Het moreel aan de geallieerde zijde vertoonde ook barsten, uit onbegrip over de vraag waarom er doorgevochten moest worden terwijl de wapenstilstand nabij was. Bergen was één van de plaatsen die in de laatste oorlogsweek veroverd moesten worden, nadat de Waalse stad sinds augustus 1914 in Duitse handen was geweest. De Canadese korporaal Will Bird bevond zich op 10 november 1918 in Jemappes vlakbij Bergen. Serrien beschrijft hoe de Canadees en zijn maten die ochtend in het winterzonnetje al plannen maakten voor het naoorlogse leven. Hun rugzakken stonden klaar om naar huis te gaan en er waren meisjes om feest mee te vieren. De feestelijke stemming hield plotseling op, toen de sergeant-majoor zijn manschappen opriep om zich klaar te maken voor de inname van Bergen. Orders zijn orders, zo waarschuwde hij. ‘Enkele mannen schreeuwden dat we moesten omkeren en onze eigen hoofdkwartieren aanvallen’, aldus Bird.

‘Niemand probeerde hun het zwijgen op te leggen en we marcheerden langs de weg een veld in. Onze officieren waren ergere vijanden dan de Duitsers.’

Bergen werd op 11 november ingenomen, op de valreep van de wapenstilstand. Serrien beschrijft hoe een Britse luitenant in de stad drie lichamen aantrof van landgenoten. Elk van hen droeg de ‘1914 Mons Star’, een bewijs dat ze vier jaren geleden in deze omgeving ook gevochten hadden. ‘Deze mannen hadden vier jaar eerder de heroïsche strijd om Bergen overleefd en die laatste oorlogsochtend sneuvelden ze alsnog’, aldus de auteur, die de inname van de stad op de laatste dag ‘geslaagde propaganda’ noemt. ‘Waar de Britten in 1914 hadden moeten afdruipen tegen een Duitse overmacht, hadden ze ditmaal immers een overwinning behaald’, zo constateert hij. Het doorvechten tot de laatste minuut resulteerde op de laatste oorlogsdag in totaal volgens de schrijver in minstens 10.944 oorlogsslachtoffers aan beide kanten, waarvan er zeker 2.738 zouden sterven. Serrien:

‘Het daggemiddelde van 2.250 doden en 5.000 gewonden tijdens de hele oorlog toont aan dat de laatste halve oorlogsdag veel dodelijker was dan gebruikelijk. De meeste troepen waren al op de hoogte van het ingaan van de wapenstilstand, dus de meeste dodelijke slachtoffers van die dag wisten maar al te goed dat het oorlogseinde voorbij was.’

Het onverbiddelijke doorvechten was meer dan een prestigekwestie. Volgens Serrien konden de geallieerden zo ook de Duitse onderhandelaars onder druk zetten. Bovendien was er het feit dat er slechts sprake was van een wapenstilstand van 36 dagen. Zouden de Duitsers daarna de wapenen weer opnemen, dan konden de geallieerden maar beter zo ver mogelijk opgerukt zijn. De Duitsers op hun beurt hielden vol om hun terugtrekkende troepen dekking te geven.

Serrien haalt een Amerikaanse luitenant aan die beschrijft hoe sommige soldaten dachten dat het een grap was, toen ze nog om 10:35 uur op 11 november ‘over the top’ moesten, synoniem voor een aanval vanuit de loopgraven door het niemandsland richting de vijandelijke linies. ‘Wat zich voor hen afspeelde was absurd’, aldus de schrijver die een correspondent van The New York Times aanhaalt die het volgende schreef:

‘Toen ik het front bereikte, had ik gedacht de stille verwachting te voelen van het einde van de vijandelijkheden, maar in plaats daarvan kwam ik terecht midden in de actie van een aanval.’

Tientallen gewonden en doden, 22 minuten voordat de vrede inging. Dat overkwam de Amerikaanse 33e divisie toen Duitse granaten op 11 november 1918 om 10:37 en 10:38 insloegen in Woëvre in Frankrijk. Een oude zagerij, waarin vele Amerikaanse militairen ondergebracht waren, en een veldkeuken werden geraakt. Verschillende slachtoffers waren onderweg geweest naar de veldkeuken voor hun ontbijt. ‘Nu is het enige wat we nog hoeven te doen, onszelf in leven houden tot 11:00’, zo had een adjudant van de eenheid eerder die ochtend nog gegrapt, wetende dat de wapenstilstand eraan kwam. Om wraak te nemen op de Duitsers werd het artillerievuur op de vijand fanatiek heropend. De Amerikanen wisten van geen ophouden; hun kanonnen werden zo warm dat de verf eraf bladerde. ‘Het was niet vóór klokslag 11:00 uur dat het vuren compleet ophield’, aldus het rapport van de divisiecommandant. Nog één van de vele voorbeelden die Serrien geeft van hoe de oorlog tot het bittere einde levens eiste.

Onderhandelingen

Het elfde uur - Pieter Serrien
Het elfde uur – Pieter Serrien
In zijn boek behandelt de auteur ook het verloop van de onderhandelingen in de treinwagon in het Bos van Compiègne, de plek waar in 1940 de Franse overgave aan de Duitsers zou worden getekend. Verder bespreekt hij de mislukte revolutie van de Nederlandse socialistische leider Pieter Jelles Troelstra en het lot van keizer Wilhelm II die asiel vond in het neutrale Nederland. Zijn aankomst in de ochtend van 10 november met de trein op een klein stationnetje in slaperig Eijsden vormde het armzalige einde van een grootse monarchistische geschiedenis. Hoewel het boek aanvankelijk wat onoverzichtelijk overkomt, weet de schrijver al deze verschillende verhalen uiteindelijk met elkaar te doen versmelten tot een vlot geschreven verslag dat van begin tot einde boeit, met name vanwege de gevarieerdheid in onderwerpen en de vele levendige getuigenissen van betrokkenen. Daarmee is ‘Het elfde uur’ een fascinerend portret van een moment in de oorlogsgeschiedenis dat niet eerder zo minutieus en vanuit verschillende perspectieven is beschreven.

Boek: Het elfde uur – Pieter Serrien
Lees ook: De gewelddadige laatste dag van de Eerste Wereldoorlog
Overzicht van boeken van Pieter Serrien

Bekijk dit boek bij:

Kevin Prenger (1980) is hoofdredacteur artikelen van TracesOfWar.nl. Zijn aandacht gaat vooral uit naar de geschiedenis van de Holocaust en nazi-Duitsland. In 2015 verscheen zijn boek Oorlogszone Zoo, over de geschiedenis van de Berlijnse dierentuin tijdens de naziperiode. Verschillende boeken over minder bekende verhalen uit de Tweede Wereldoorlog volgden: De boodschapper uit de hel, Een rechter in Auschwitz, Het masker van de massamoordenaar, Kerstmis onder vuur en Kolberg, Meer dan alleen Auschwitz en In de schaduw van Schindler. Momenteel werkt hij aan een boek over onderwijs en indoctrinatie van de jeugd in nazi-Duitsland. Zie ook zijn website of X-account.

Gratis geschiedenismagazine

Ontvang, net als ruim 53.000 anderen, iedere week de gratis nieuwsbrief van Historiek:
×