Dreggen in de beerput van een nationaalsocialistische familie

7 minuten leestijd
Muur van Mussert in Lunteren
Muur van Mussert in Lunteren (CC0 - Roger Veringmeier - wiki)

Sinds de jaren tachtig is een aantal publicaties verschenen van nazaten van foute Nederlanders. Wat in veel van die boeken opvalt, is dat de (klein)kinderen zoeken naar het goede in hun (groot)vaders en moeders. Een enkeling gaat daarin zover dat de keuze voor de NSB en/of de Germaansche SS zelfs in zekere zin wordt goedgepraat. Die schrijvers relativeren het kwaad van de Nederlandse nationaalsocialisten. Hoe anders pakt Rob Pijpers (1955) dat aan in zijn boek Hou-Zee! Dreggen in de beerput van een nationaalsocialistische familie. In zijn persoonlijke relaas spaart Pijpers zijn voorouders niet.

De tekst van Hou-Zee! laat zich onderverdelen in drie verschillende onderdelen. De eerste is de beschrijving van de handel en wandel van een aantal voorouders. De tweede betreft een behoorlijk aantal zijpaden waarin Pijpers aspecten van het nationaalsocialisme en de psychologie van de aanhangers van die overtuiging beschrijft. Het derde onderdeel komt slechts impliciet aan de orde, maar is naar mijn idee wellicht het meest actuele: de toegankelijkheid van archieven.

De schrijver legt acht voorouders onder de loep: zijn ouders, vier grootouders en twee oud-tantes. Zoals veel onderzoekers begon Pijpers zijn onderzoek bij het Centraal Archief van de Bijzondere Rechtspleging (CABR) in het Nationaal Archief; ‘gelegen aan dat gruwelijke plein achter station Den Haag Centraal’, één van de persoonlijke observaties in de tekst waarmee ik het hartgrondig eens ben. Van vijf van de acht familieleden bleken er dossiers aanwezig. Dat is een aanwijzing dat er tegen die vijf na de bevrijding op zijn minst verdenkingen van nationaalsocialistische sympathieën of hulp aan de vijand zijn geweest. Zijn vader en de grootouders van die zijde waren zonder verdenking, want over hen zijn geen strafdossiers in het archief opgenomen. Voor de schrijver reden om die opa en oma buiten het boek te houden. Pijpers bespreekt zijn vader Herman wel.

Voordat de bespreking van de familieleden begint, staat een aantal citaten van Mussert in het hoofdstuk ‘De Leider’. Onduidelijk blijft waarom die citaten uit Musserts naoorlogse ‘bekentenissen’ zijn opgenomen. Daarover was meer duiding op zijn plaats geweest, mede omdat er geen directe relatie lijkt te bestaan tussen de volgende hoofdstukken over de familieleden en de inhoud van de citaten.

Laat ik beginnen met het tweede aspect van het boek: de zijpaden. Misschien vond ik vanuit historisch oogpunt de uitvoerige beschrijvingen van de leefomgevingen van de familieleden nog wel het meest interessant. Het boek leidt de lezer onder andere langs het Wilhelminagasthuis, psychiatrische kliniek het Apeldoornsche Bosch, de Joodsche Raad, de bekende criminoloog Van Bemmelen met opmerkelijke publicaties in 1942 en 1948 en een nationaalsocialistische ‘natuurgeneeskundige rheumatiekbestrijder’. In het hoofdstuk over zijn vader voert de schrijver een aantal psychiaters op die de overtuiging van de nationaalsocialisten proberen te verklaren. Veel van de informatie die hij verwerkt is weliswaar al elders beschreven, maar geeft een extra dimensie aan de verhalen over de familieleden.

Familie-onderzoek

Pijpers bespreekt zijn vader en de vijf familieleden waarvan CABR-dossiers bestaan. Opa Lambertus, de vader van zijn moeder Meta, bekleedde van alle familieleden de hoogste functie in de NSB. Als Hoofd Gebouwendienst van het NSB-Hoofdkwartier en Administrateur van het Nationaal Tehuis (het Landdagterrein in Lunteren) was hij belast met het onroerend goed van Musserts beweging. Hij droeg een uniform met, gelet op zijn functie, hoofdkwartier distinctieven. Daarmee dwong hij zonder meer respect af bij veel leden van de NSB. Volgens Musserts particulier secretaresse Christina van Bilderbeek was Lambertus “een harde werker, meer het type van een streber”.

Vlag van de NSB
Vlag van de NSB
Uit het dossier blijkt ook dat Lambertus van Joden gedwongen onteigend onroerend goed heeft gekocht. Samen met zijn Utrechtse buurman (en NSB-blokhoofd) wist hij ver onder de prijs een vijftal woningen in Hilversum te bemachtigen, voormalig bezit van de bekende Gooise huisarts Catz, die na onderduik en verraad samen met zijn echtgenote zelfmoord zou plegen. Interessant is de beschreven ontwikkeling dat hij in 1942 uit de NSB is gestapt of is ontslagen omdat hij lid was van de door de Duitsers ontbonden vrijmetselarij. Zijn lidmaatschap werd omgezet in het ‘sympathiserend lidmaatschap’ met de verwachting dat hij contributie bleef betalen.

De vrouw van Lambertus, Geertje, bleef in 1942 wel lid van de NSB. Tegen de verhoorders van de politieke opsporingsdienst werd het verhaal verteld dat zij lid bleef om haar man te beschermen. Hij zou risico lopen als oud-vrijmetselaar. Geertje was niet alleen lid van de NSB, maar ook van de NSB-vrouwenorganisatie NSVO en collecteerde voor Winterhulp Nederland.

Verdraaide waarheid

Ook de twee oud-tantes, zussen van oma Geertje, en als onderwijzeres en verpleegster lid van respectievelijk het Opvoedersgilde en het Medisch Front, waren overtuigd nationaalsocialist. Opmerkelijk dat drie dochters en schoonzoon Lambertus voor de NSB kozen, want hun vader, gepensioneerd schoolhoofd, was faliekant tegen Mussert en zijn opvattingen gekant. Hij heeft het allemaal niet lang mee hoeven maken, want overleed al voor de oorlog. Uit de strafdossiers van de familiedossiers komt duidelijk naar voren dat zij niet schroomden de waarheid te verdraaien door zich tijdens het zuiveringsproces beter voor te doen dan zij in werkelijkheid waren geweest. Wat dat betreft vormt deze familie echter geen uitzondering. Draaien, liegen en bedriegen is in heel veel dossiers terug te vinden.

Wellicht was dat ook wel de belangrijke reden dat het niet boterde tussen Pijpers en zijn ouders Meta en Herman. Dat blijkt uit korte opmerkingen als…

‘Curieus detail: Meta’s academische besognes speelden zich af (…) op Rapenburg 61. Enkele deuren verderop, pal aan de andere kant van het aloude Academiegebouw was ik in de jaren zeventig woonachtig. Niet dat ik op haar bezoek zat te wachten, maar Meta heeft wijselijk het pand Rapenburg 81 gemeden als de pest.’

Meisjes van de Nationale Jeugdstorm in Nederlands-Indië brengen een Houzee-groet, 1937
Meisjes van de Nationale Jeugdstorm in Nederlands-Indië brengen een Houzee-groet, 1937 (CC BY-SA 3.0 – Tropenmuseum – wiki)
Zijn moeder was in de oorlogsjaren werkzaam als ‘sportleidster bij de Nationale Jeugdstorm’. En over zijn vader:

‘Vermoedelijk heeft Herman, geheel in lijn met zijn kwalijke karakterstructuur (…) een eventueel lidmaatschap van de NSB of nevenorganisaties zoals de Nationale Jeugdstorm, het Studentenfront en de Landwacht simpelweg verzwegen bij zijn sollicitatie.’

Of vader Herman koos voor een foute organisatie blijft in het boek onduidelijk omdat niet alle informatie openbaar is. Zijn vader tekende in 1943, evenals Meta, de loyaliteitsverklaring en bleef studeren. Dat vijfentachtig procent van de studenten dat om principiële reden niet deed, vormde voor hem blijkbaar geen beletsel. Hiermee stokt de informatie over de oorlogstijd van vader Herman. In december 1945 kreeg Herman de maximale uitsluiting van dertig maanden van het universitair onderwijs opgelegd. Pijpers ontdekte dat de kans aanwezig is, dat zijn vader heeft gerommeld met het strafdossier van opa Lambertus:

“Voorts blijkt uit een in het dossier ingevoegde ambtelijke notitie gedateerd 25 oktober 1958 dat Herman, mijn vader, destijds werkzaam bij de Afdeling Staats- & Strafrecht van het Ministerie van Justitie, in diezelfde maand met zijn tengels in dit dossier heeft gezeten.”

Gesloten deuren

De schrijver verwacht dat er nog meer gegevens zijn te vinden, maar loopt tegen gesloten deuren aan. Zo is de openbaarmaking van de Utrechtse NSB-archieven in het Nationaal Archief in 2020 uitgesteld tot 2025. Die archieven bevatten onder meer ledenlijsten van NSB-leden in Utrecht, ledenlijsten van de Landwacht, ledenlijsten van de Nationale Jeugdstorm, lijsten van kaderleden, enzovoort, enzovoort. Hij benoemt dat slechts in een enkele zin, maar een goed verstaander begrijpt dat het boek zeker ook een pleidooi vormt voor de openbaarheid van archieven. Over de dossiers die hij wel kon inzien was de schrijver duidelijk:

‘Ook wanneer dat verleden, zoals in dit geval, weinig bevorderlijk is voor het dagelijks humeur en het vertrouwen in de mens. Anderzijds raak je des te sterker doordrongen van het belang van het behouden van tastbare herinneringen aan het verleden, ook waar het om het jongste verleden gaat.’

Iedereen die CABR-dossiers heeft ingezien, weet dat daar een schat aan informatie over Nederland tijdens de bezettingstijd ligt.

De dossiers van de Bijzondere Rechtspleging zijn dan ook het ‘onontbeerlijk fundament’ van zijn boek.

Ook in dit boek komt nadrukkelijk naar voren dat, zoals in al te veel NSB-families, na de oorlog stevige deksels op doofpotten werden geplaatst en tegenover nazaten angstvallig over foute (oorlogs)verledens werd gezwegen. Ook leveren de archieven interessante ‘bijvangsten’ op. Zo wist Pijpers bijvoorbeeld ook niet dat zijn grootvader Lambertus als ‘Indischman’ in de jaren 1926-1930 twee arakfabrieken bestierde in Semarang op Java en dat ook zijn moeder deze jaren doorbracht in Nederlands-Indië.

De lastige afweging tussen openbaarheid en privacy is zeer actueel. Momenteel is toestemming noodzakelijk om de CABR-dossiers in te zien. Het plan is echter alle dossiers online te zetten. Nabestaanden van politiek delinquenten, onder andere verenigd in de Werkgroep Herkenning, hebben daar problemen mee. Feit is dat een groot aantal (klein)kinderen van foute ouders maatschappelijk zijn getroffen door de politieke keuzes die hun (groot)ouders destijds maakten.

Waarom (klein)kinderen worden aangekeken op het handelen van voorvaders en -moeders is voor mij onbegrijpelijk. Hoe kun je kinderen verantwoordelijk houden voor een familiegeschiedenis waar ze geen invloed op hadden? Wellicht dat de overheid met de openbaarmaking daar aandacht aan kan besteden. Hoe dan ook: ik deel de mening van de schrijver dat de archieven onderhand openbaar moeten zijn.

Hou-Zee! - Rob Pijpers
Hou-Zee! – Rob Pijpers
Iedereen die CABR-dossiers heeft ingezien, weet dat daar een schat aan informatie over Nederland tijdens de bezettingstijd ligt. De dossiers bevatten niet alleen de verhoren van de verdachten, maar ook tal van getuigenissen voor en tegen de politiek delinquenten en, minstens zo belangrijk en interessant, veel documenten die in beslag zijn genomen. Dat geldt waarschijnlijk ook voor de nog gesloten archieven.

De openbaarheid is van belang omdat veel is te leren van de inhoud. Dat is in het algemeen belang en daar konden de in de dossiers genoemde en ondertussen zo goed als allemaal overleden politieke delinquenten moeilijk problemen mee hebben, want veel van hen geloofden destijds heilig in het Leidend Beginsel van de NSB waarin stond dat het algemeen belang boven het groepsbelang en het groepsbelang voor het individueel belang moet gaan.

Boek: Hou-Zee! Dreggen in de beerput van een nationaalsocialistische familie

Harold Makaske verzamelt al zo'n vijftig jaar Nederlands politiek drukwerk. De nadruk ligt op fascistische en nationaalsocialistische politieke boeken en brochures en boeken en brochures van Nederlandse liberale partijen. In 1998 stelde hij 'de bibliografie van de NSB' samen. In de jaren negentig begon hij te schrijven aan een boek over de geschiedenis van uitgeverij NENASU. Dertig jaar later verscheen Zwarte propaganda, de politieke geschiedenis van Anton Musserts uitgeverij NENASU, in 2024 gevolgd door Het antisemitisme van de NSB. Makaske studeerde rechten en politicologie en werkte jarenlang in politiek Den Haag.

Recent gepubliceerd

Reageer

Abonneer
Stuur mij een e-mail bij
guest
0 Reacties
Oudste
Nieuwste Meest gestemd
Inline feedbacks
Bekijk alle reacties

Gratis geschiedenismagazine

Ontvang, net als ruim 54.000 anderen, iedere week de gratis nieuwsbrief van Historiek:
0
Reageren?x
×