Dit najaar presenteren het Frans Hals Museum, het Teylers Museum en het Stedelijk Museum in Alkmaar gezamenlijk een tentoonstelling over de zestiende-eeuwse kunstenaar Maarten van Heemskerck (1498-1574). In drie afzonderlijke delen wordt het veelzijdige oeuvre van de kunstenaar belicht, waarmee bezoekers een inkijk krijgen in het werk van een minder bekende voorganger van de grote meesters uit de Gouden Eeuw.
Vanuit alle windstreken zijn vijftig schilderijen, vijftien tekeningen en zeventig prenten ingevlogen van de man die de beeldtaal van de Hoog-Renaissance en het Maniërisme in Nederland introduceerde. Een verbazingwekkend groot oeuvre wanneer je bedenkt dat deze werken ruim voor de bloeiende zeventiende eeuw en deels ook nog ver van huis zijn ontstaan.
Op de vraag wie kent Maarten van Heemskerck zal het merendeel van de museumbezoekers het antwoord waarschijnlijk schuldig blijven, maar bij dit portret van een ijverige scholier gaat wellicht toch een belletje rinkelen.
Dit voorheen aan Jan van Scorel toegeschreven portret van een studieuze jongeman stelt mogelijk de twaalfjarige wijsneus Bartholomeus van Teijlingen uit Alkmaar voor. Terwijl hij de beschouwer veelbetekenend aankijkt leert hij deze een lesje. Op het met fotografische precisie weergegeven briefje staat in spiegelschrift genoteerd:
Omnia dat Dominus non habet ergo minus’: de Heer geeft alles en heeft daarom niets minder’. De woorden op de lijst verduidelijken de boodschap:
Quis dives? Quil nil cupit. Quis pauper? Avar[us]. Wie is rijk? Hij die niets begeert. Wie is Arm? De Gierigaard!
Deze spreuk is ontleend aan een leerboek dat Desiderius Erasmus in 1514 samenstelde voor leerlingen van de Latijnse School. Hiermee is in enkele woorden alles gezegd over het belang van Maarten van Heemskerck. Met zijn belangstelling voor de klassieke oudheid schaarde hij zich achter de kunstenaars en geleerden, zogeheten humanisten, die de artistieke en literaire voortbrengselen van de antieke Griekse en Romeinse Oudheid bestudeerden. Ook Van Heemskerck was een echte Renaissance kunstenaar.
Wie was Maarten van Heemskerck?
In oudere publicaties lees je dat Maarten van Veen in 1498 in Heemskerk als eenvoudige boerenzoon werd geboren. Deze vermelding is inmiddels achterhaald. Maartens vader was herenboer, corrigeert conservator Christi Klinkert. De passage die kunstenaars-biograaf Karel van Mander in zijn Groot Schilder-boeck (1604) aan hem wijdt leest als een jongensboek.
Van 1510-1513 kwam Maarten in de leer bij Cornelis Willemsz (1481-1552). Daarna werd hij assistent in de werkplaats van de om zijn Italiaanse stijl geroemde Jan van Scorel (1495-1562). In korte tijd ontwikkelde Maarten zich tot de spreekwoordelijke tovenaarsleerling die zijn meester overtreft. Enthousiast geworden door de reisverhalen van Van Scorel vertrok Van Heemskerck in 1532 naar Italië. Daar bestudeerde hij de kunst van Michelangelo (1475-1564) en Rafaël (1483-1520). De kort daarvoor opgegraven antieke sculpturen wakkerden zijn belangstelling voor het verleden niet alleen aan, maar verschaften hem ook authentiek materiaal voor de setting van mythologische en Bijbelse onderwerpen.
Jaren later was Van Heemskerck zijn Italiaanse ervaringen nog niet vergeten. In 1553 schilderde hij dit trotse zelfportret, waarin hij als hipster avant-la-lettre een selfie maakt bij het Colosseum. Met zijn korte kapsel en volle baard zou hij vandaag de dag geen gek figuur slaan.
Heemskerck, waarom nu?
Tijdens de Beeldenstorm in 1566 is een deel van het werk van de ooit beroemde kunstenaar verwoest. Daarna werd Heemskerck overschaduwd door de grote meesters van de zeventiende eeuw. Smaakverandering speelde daarbij ook een rol. Zijn on-Hollandse Rooms-katholieke onderwerpen, met overdreven druk gebarende en in onmogelijke houdingen weergegeven personen, werden in de protestantse Nederlanden niet meer gewaardeerd. Heemskerck had alles uit de kast gehaald, maar deze overdreven stijl viel in de zeventiende eeuw niet meer in de smaak.
In zijn Vite dei’ piu eccellenti scultori e pittori (1568) licht kunstenaar-biograaf Giorgio Vasari toe waarom kunstenaars op die manier werkten. Toen zij met toepassing van het lineaire perspectief en het correct weergeven van de menselijke anatomie de verworvenheden van de Renaissance onder de knie hadden gingen zij een stap verder. Met deze naar onze maatstaven nogal overdreven stijl wilden ze laten zien wat ze konden; ze deden het … per mostrar l’arte…. Aan Vasari’s typering la bella maniera dankt het Maniëriesme haar naam.
Vroeg werk in het Frans Hals Museum
Ook voor vertrek naar Italië is Heemskercks vernieuwingsdrang al zichtbaar. In zijn vroege portretten vereeuwigde hij rijke burgers als mensen van vlees en bloed in een alledaagse omgeving. Gewend aan zeventiende-eeuwse interieurstukken weten wij niet beter, maar in de zestiende eeuw was een portret in dergelijke huiselijke mise-en-scène een nouveauté.
Voorheen werden zij als opdrachtgevers op de zijluiken van altaarstukken geportretteerd, afgetekend tegen een landschappelijke achtergrond. In Heemskercks portretten worden zij autonoom afgebeeld. Het Portret van een spinnende vrouw uit 1528 is daar een mooi voorbeeld van. Dankzij een tevoorschijn gekomen familiewapen is zij geïdentificeerd als de Haarlemse Anne Claesdr van der Laan. Zij bevindt zich ogenschijnlijk in een louter alledaagse setting, maar tijdgenoten begrepen de symbolische boodschap. Niet gehinderd door enige vorm van bescheidenheid heeft Anna zich laten portretteren als de ideale vrouw, wier signalement in de bijbel wordt omschreven:
Een sterke vrouw wie zal haar vinden? […] … haar handen zijn voortdurend aan het spinrok’… Spreuken 31: 10 e.v.
Heemskerck vergrootte de huiselijkheid door het naaimandje aan de wand. Het met een dolfijn versierde spinnewiel is niet zomaar een ding dat we uit het sprookje van Doornroosje kennen maar volgens een deskundige is het een functioneel werktuig.
Heemskercks vroege werk wordt in dialoog gepresenteerd met inspirerende tijdgenoten als Joos van Cleve, Jan Mostaert, Jan Gossaert en Jan van Scorel. Volgens het antieke devies van emulatio probeerde hij hen niet alleen te evenaren, maar liever nog te overtreffen. De belangrijkste inspiratiebron voor een intieme enscenering van moederliefde vormde Michelangelo’s Madonna met Kind uit de Onze-Lieve-Vrouwekerk van Brugge, die Heemskerck tijdens zijn reis gezien zal hebben. De gedraaide houding van het kindje en de lichte marmerachtige textuur van de huid lijken daarop te duiden.
Ik herken Michelangelo’s Madonna uit de film The Monuments Men (2014). Luitenant Frank Stokes, gespeeld door George Clooney, en zijn team vinden dit door de nazi’s geroofde beeld terug in de zoutmijn van het Oostenrijkse Altaussee.
Het pièce de résistence in het Frans Hals Museum is het onlangs gerestaureerde dubbelpaneel Lucas Schildert de Madonna dat Heemskerck in 1532 als afscheidscadeau voor het gilde van St. Lucas vervaardigde. In het als trompe l’oeil aangehechte briefje roept hij zijn kunstbroeders op om tijdens de voorgenomen buitenlandse reis voor hem te bidden. Materiaal-technisch onderzoek met röntgen, infraroodreflectografie en analyse van verfmonsters bracht zeventiende en negentiende-eeuwse restauraties aan het licht. Ook werd ontdekt dat het ogenschijnlijk uit één stuk vervaardigde werk uit twee panelen bestaat. De restauratie wordt aan de hand van foto’s en een video aanschouwelijk gemaakt.
Heemskerck ‘Pionier op Papier’
Na zijn vormende jaren in Rome ontwikkelt Heemskerck zich tot de meest toonaangevende en productieve kunstenaar van de Noordelijke Nederlanden. Zoals privépersonen en zakenlui tegenwoordig via social media hun ideeën wereldkundig maken, verspreidde Heemskerck zijn werk via de toenmalige social: de prentkunst.
Daarvan wordt in Teylers Museum een interessante en verrassende selectie getoond. Professionele prentsnijders als Dirck Volkertsz Coornhert brachten Heemskercks ontwerpen over in houtsneden en kopergravures. Deze waren niet alleen een inspiratiebron voor tijdgenoten, maar ook Rembrandt die prenten van hem bezat, kon een halve eeuw later nog iets van Heemskerck leren.
Dat is duidelijk te zien in Rembrandts ets voorstellende De thuiskomst van de Verloren zoon die hij in 1636 maakte naar voorbeeld van Heemskercks honderd jaar eerder gemaakte compositie. Met veel gevoel bracht Heemskerck de hulpeloosheid van de aan lagerwal geraakte zoon in beeld en de vreugde van de vader met diens terugkeer. Als schoolkind ging mijn sympathie uit naar de verontwaardigde, hardwerkende andere zoon die nooit een schouderklopje van zijn vader had gekregen, maar inmiddels begrijp ik de boodschap.
Deze prent is al indrukwekkend, maar de vroegst bekende voorstelling van een bevalling raakte echt een gevoelige snaar. Als figuranten koos Heemskerck de Bijbelse aartsvader Abraham en zijn vrouw Sara. Het stel dat tegen elke verwachting in op hoogbejaarde leeftijd nog een zoon kreeg, zoals beschreven in Genesis 21:1-7. Na de bevalling ondersteunt Abraham de uitgeputte kraamvrouw; een tijdloos beeld. Let op de gespierde vroedvrouwen – dit hebben ze vaker bij de hand gehad – en de weer volle borsten van de stokoude kraamvrouw.
Wellicht werd het thema hem ingegeven door een droevige persoonlijke gebeurtenis. Heemskercks eerste vrouw, Marie Jacobs Coningsdochter, met wie hij in 1540 gehuwd was overleed in het kraambed. In 1550 hertrouwde Heemskerck met Marietje Gerritsdr, die niet meer een van de jongsten was. Dit huwelijk bleef kinderloos.
Rome
In Alkmaar bereikt het vergeten verhaal van Maarten van Heemskerck een hoogtepunt. Tegen het decor van de uitvergrote tekeningen van het Forum worden de tekeningen, schetsen en daarop geïnspireerde werken gepresenteerd. Hier zie je ook een levensgroot gipsafgietsel van de Torso Belvedere, wiens postuur en musculatuur je op diverse tekeningen en schilderijen terugziet.
De tekeningen, die afzonderlijk op ooghoogte worden getoond, zijn in het kader van een restauratie losgemaakt uit het album waarin ze in het Berlijnse Kupferstichkabinett bewaard worden, wat voor deze expositie een gelukkig toeval bleek. Prachtig is de gewassen tekening van het Overspel van Venus en Mars, dat hij tegen het decor van de Romeinse ruïnes, als een zoekplaatje componeerde.
Heemskercks meest prestigieuze en monumentale Laurentiusaltaarstuk dat hij voor de Grote Kerk vervaardigde schittert in Alkmaar door afwezigheid. Voor Heemskercks magnum opus was na de reformatie geen plaats meer in de door de protestanten overgenomen Laurentiuskerk. Het aan de koning van Zweden verkochte werk bevindt zich in de dom van Linköping. Ter compensatie worden in een doorlopende wand enorme beelden van Heemskercks belangrijkste altaarstuk getoond. Echt fantastisch om al die details, die je in werkelijkheid nooit van zo nabij zou kunnen zien, hier zittend op een bankje voorbij te zien komen. Eigenlijk is het helemaal niet erg dat het altaarstuk er zelf niet is.
Kerkgangers die gewend waren aan ingetogen religieuze figuren konden hun ogen niet geloven. Door de kleding van de afgebeelde heiligen zagen ze behalve spieren, pezen, armen en benen ook hun borsten en billen. En dat in de kerk.
Door de huidige beeldcultuur met halfnaakt popsterren en reclamefiguren verblikken of verblozen wij niet zo gauw, maar dat lag in de zestiende eeuw anders. Behalve ‘functioneel naakt’ in schilderijen met Bijbelse personages als Eva, Bathseba of Suzanna werd het weergeven van en schetsen naar naaktmodel in Heemskercks tijd nog ongepast gevonden.
Het zogeheten Drenckwaerttriptiek uit Warschau geeft een goed idee van de impact die Heemskercks vrijmoedige stijl destijds veroorzaakte.
Opdat hij niet vergeten zou worden bestelde de schout van Dordrecht, Jan Willemsz van Drenckwaert deze memorietafel. In het middenpaneel wordt de gemartelde Christus aan het volk getoond. Pontius Pilatus, de Romeinse gouverneur van Judea laat het volk beslissen wie voor gratie in aanmerking komt: Jezus of de ter dood veroordeelde misdadiger Barrabas. De rest is geschiedenis.
Wat verdiende Heemskerck met zijn schilderijen? Het antwoord op deze vraag is vijfhonderd jaar na dato lastig te achterhalen, maar er zijn wel archiefstukken met informatie over het Laurentiusaltaar bewaard gebleven. Daarin staat dat een knecht van de schilder op 5 augustus 1538 naar Alkmaar reisde om de maten op te nemen van de panelen. De onderwerpen, de data van oplevering en de betalingen werden contractueel vastgelegd. Voor de middenpanelen zou hij 325 gulden krijgen; voor de voorstellingen op de binnenkant van de luiken werd 400 gulden afgesproken en voor die op de buitenkant 200 gulden. Het totaalbedrag van 925 gulden werd bijeengebracht door meerdere opdrachtgevers die Heemskerck op de voorstelling met Laurentius, vereeuwigde. Om zelf ook niet vergeten te worden voegde de schilder zijn zelfportret toe.
Met een reeks mythologische en Bijbelse krachtpatsers wordt in Alkmaar een sterk staaltje van Heemskercks anatomische kennis gepresenteerd. Nadat de panelen verspreid raakten is de reeks Sterke mannen uit 1555 na vijfenzeventig jaar voor het eerst weer samen te zien. Met hun gezwollen bicepsen en buitenproportionele musculatuur lijken ze op eigentijdse bodybuilders die spierversterkende middelen hebben gebruikt. Heemskerkcks sterke jongens moesten hun spieren op eigen kracht versterken in de Palaestra, de sportschool van de Oudheid.
Met deze grote overzichtstentoonstelling heeft de vergeten kunstenaar zijn plek op de tijdlijn van de Nederlandse kunstgeschiedenis teruggekregen. Zijn veelzijdige werk is nog tot 20 januari 2025 op drie locaties zien.