Dark
Light

Een familiesaga uit de Gouden Eeuw

Jacobs vlucht
Auteur:
6 minuten leestijd
De zielenvisserij, Adriaen Pietersz. van de Venne, 1614. Bron: Rijksmuseum
De zielenvisserij, Adriaen Pietersz. van de Venne, 1614. Bron: Rijksmuseum
Bij uitgeverij Vantilt verschijnt vandaag het boek Jacobs vlucht. Een familiesaga uit de Gouden Eeuw. Het is een portret van vier generaties van één familie. Jacob Rolandus bekeert zich in 1560 tot de nieuwe (gereformeerde) godsdienst en moet als gevolg daarvan met zijn vrouw en zoon Jacob vluchten voor de hertog van Alva. Twee generaties later bekeert zijn achterkleinzoon zich als minderjarige tot het katholieke geloof en vlucht op een nacht terug naar Antwerpen, achternagezeten door zijn vader. Deze familiesaga laat zien dat het leven in de ‘verdraagzame’ zestiende- en zeventiende-eeuwse Noordelijke en Zuidelijke Nederlanden veel minder veilig was dan vaak wordt aangenomen. Op Historiek een fragment van de vlucht van de laatste Jacob.

Het paard in het veld, 24 mei 1654

De rust van de late avond in het onopvallende plaatsje Boxtel. Een kronkelende rivier. De kerktoren, bijna een silhouet, steekt uit boven de korte, rommelige kimlijn van steen, hout, pleister en stro. Sloten en poeltjes glinsteren in het vlakke, vochtige platteland. De meibries waait zacht door de bladeren van de bomen en de veelal lege straten. En rond de klok van negen loopt een jongeman voorbij de kerk, naar de pastorie. Dit vredige tafereel is helemaal niet zo vredig. Omdat de nacht valt. En nacht betekent angst, ook tussen de huizen, waar er nooit genoeg toortsen zijn om elke schurk te beschijnen of elke boze geest te verjagen. En vooral omdat de jongeman een boodschap heeft voor de zoon van de dominee. Die boodschap zal het hart van de dominee breken wanneer hij haar hoort.

De klop op de deur zorgt binnen voor onrust
Het huis is al afgesloten voor de nacht, maar de dominee besluit toch open te doen. De jongeman aan de deur is niet een of andere vreemdeling, maar een vriend van de domineeskinderen, een uiterst respectabele vriend zelfs: een zoon van de plaatselijke adellijke familie Ravenschot. De jongeman begroet het gezin en vraagt of dochter Maria op deze mooie, schijnbaar vredige avond met hem naar het huis van een eveneens zeer respectabele vriendin mag wandelen, Maria Huijgens, de zus van de dorpssecretaris.

De jongeman mag dan wel achtenswaardig zijn en de bestemming volstrekt eervol, toch geeft de dominee geen toestemming. Misschien vanwege het late uur? Of vanwege het gezelschap, waarover de dominee zich meer zorgen zou moeten maken dan hij denkt?

De parochiekerk van Boxtel, onbekende maker, achttiende eeuw
De parochiekerk van Boxtel, onbekende maker, achttiende eeuw

Erg belangrijk is het niet, want jonkheer Ravenschot is niet gekomen voor een wandeling. Waarschijnlijk kende hij het antwoord op zijn vraag al nog voor hij haar stelde. Hij is hier met een boodschap voor Jacob, de zoon van de dominee, die naar de deur loopt terwijl de dominee weer naar binnen gaat, terug naar zijn vrouw en (teleurgestelde?) dochter. Volledig vrij om te spreken zijn ze niet, maar voldoende voor de jonkheer om in een woort 2 of 3 te fluisteren dat het moment gekomen is. Eindelijk.

Als Ravenschot vertrekt, wordt het huis weer afgesloten. Jacob loopt naar binnen, naar zijn familieleden. Voor het laatst in zijn leven.

Ruiter te paard. Allaert van Everdingen (1631-1675)
Ruiter te paard. Allaert van Everdingen (1631-1675). Afb. Jacob’s Vlucht.

Even later gaat iedereen naar bed. Maar hoe zou Jacob ooit kunnen slapen na wat hij net heeft gehoord? Dat later die nacht een gezadeld paard, zijn ontsnappingspaard, in een veld op hem zal staan te wachten.

Het is het laatste en moeilijkste deel van het plan. Jacob heeft al geregeld dat de jonkheer en een andere vriend om elf uur naar de pastorie komen, als de laatste zonnestralen van de meiavond eindelijk verdwenen zijn, zodat zij z’n zware reiszak voor hem naar het veld kunnen dragen. Zo hoeft hij er niet luidruchtig de trappen mee af te dalen of hem met een zware plof in de achtertuin te laten vallen, uit het raam van zijn slaapkamer op de verdieping, of er moeizaam mee over de omheining te klauteren.

Portret van een predikant, Rembrandt van Rijn, ca. 1646
Portret van een predikant, Rembrandt van Rijn, ca. 1646
Hij pakt zijn spullen in en maakt de zak nog wat zwaarder dan nodig door er een kostbare Hebreeuwse bijbel en een lexicon uit de bibliotheek bij te proppen. Om elf uur opent hij het raam van zijn slaapkamer en ziet in de tuin beneden zijn vrienden, zoals zij beloofd hadden. Hij laat de zak zachtjes neer en zij nemen hem mee naar het veld. Alles verloopt tot nu toe gesmeerd. De ene vriend, Faes is zijn naam, zal bij de zak blijven en onrustig op de uitkijk gaan staan. Jonkheer Ravenschot zal het paard halen.

Jacob blijft nog even in zijn kamer, om Ravenschot de gelegenheid te geven het paard te brengen, om zijn familie nog dieper in slaap te laten komen en om zelf ook nog wat te slapen. Maar waarschijnlijk piekert hij vooral. Zal hij genoeg voorsprong kunnen nemen? Zullen zijn ouders niet te snel merken dat hij vertrokken is en hem opsporen nog voor hij de grens bereikt?

Om tot rust te komen bidt hij, en probeert dan te slapen. En te dromen.

Hij is nu al drie weken bezig met het beramen van zijn ontsnapping. Sinds zijn geheime bekering tot de Ene Heilige Katholieke Roomse en Apostolische Kerk. Sinds hij besloot dat hij het beu was om te doen alsof hij het ene was, terwijl hij in zijn binnenste iets anders was. Sinds hij besefte dat die goede mensen van Boxtel, bijna allemaal katholieken, vooral werden belet in het belijden van hun godsdienst – hun ware godsdienst – door zijn eigen vader.

Stadhuis van Antwerpen, Cornelis de Hooghe, 1565
Stadhuis van Antwerpen, Cornelis de Hooghe, 1565
Hoeveel tijd kostte het hem in die weken om te beslissen waar hij naartoe moest? Hij heeft veel familie in de Republiek, maar zij behoren tot dezelfde gereformeerde godsdienst als zijn ouders en zullen hem niet met open armen ontvangen. Daarom besloot hij de Republiek te verlaten en naar het zuiden te trekken, naar Antwerpen, zo’n honderd kilometer over land maar een eeuwigheid ver weg in hemelse termen, want Antwerpen is heerlijk katholiek en daar zal hij zijn nieuwe godsdienst openlijk kunnen belijden, niet langer in het geheim, en heeft hij een grotere kans om zijn ziel te redden. Hij zal er bovendien niet helemaal alleen zijn. Nee, familie heeft hij er niet – niet meer: zijn grootvader, de oude Jacob, verliet de stad in 1582! Maar vrienden uit Boxtel hebben er familie, die zeker zal helpen als hij er eenmaal is. En de 50.000 inwoners zullen wel voor enige anonimiteit zorgen als zijn vader besluit hem te komen zoeken. Wat hij vrijwel zeker zal doen.

Hoe te reizen, was eenvoudiger te beslissen: te paard en ’s nachts, om eventuele achtervolgers voor te blijven. Maar een paard vinden is niet makkelijk voor een jongeman zonder middelen die weg wil bij zijn ouders. Opnieuw zeiden enkele vrienden dat zij zouden helpen, ook Ravenschot. Iemand anders bood aan Jacobs gids te zijn op de voor hem onbekende weg naar het zuiden en zelfs het paard wel terug te willen brengen dat Jacob had kunnen regelen. De plaatselijke, afgezette katholieke pastoor gaf Jacob 25 gulden mee voor onderweg. En Jacobs beste vriend, Christiaen van Vlierden, die net die middag naar het zuiden trok om daar te gaan strijden, zei dat hij Jacob de volgende ochtend zou ontmoeten bij de zuidgrens van de Republiek, in het huis van een andere edelman, waar zij beiden wat konden uitrusten.

Het spande er de afgelopen weken soms om, wat ook te verwachten was toen Jacob afscheid begon te nemen van mensen. Wie zou loslippig zijn? Nog maar enkele dagen geleden kwam drossaard Wassenhoven, intimiderend als altijd met zijn pluimenhoed, gestreepte rijbroek en lange overjas, op Jacob af om hem te vragen wat er klopte van de geruchten dat hij samen met Christiaen van Vlierden in de oorlog wilde gaan vechten. Dat was absoluut niet waar, zei een ongetwijfeld geschrokken Jacob. Blijf maar thuis bij je vader studeren, antwoordde de argwanende drossaard.

Ook vandaag was zenuwslopend, want terwijl Jacob in de kerk naar de preek van zijn vader zat te luisteren, zoals hij elke zondag met zijn moeder en zus deed, was zijn hoofd niet vol van de mysteriën des hemels, maar van de zeer aardse kwestie waar hij een paard moest vinden. Nog maar gisteren meende hij dat hij er een had, van een zekere seigneur Van der Sluys bij Den Bosch, maar de man was ’s ochtends niet thuis toen Jacob langsging om het paard te halen, en hij kan niet langer wachten als hij Van Vlierden bij de grens wil ontmoeten.

Jacobs vlucht
Jacobs vlucht
Pas enkele uren na de preek was het paardenprobleem opgelost, nauwelijks enkele uren vóór de ontsnapping, toen Magdalena van Vlierden over Jacobs plan vertelde aan jonkheer Ravenschot, die beloofde dat hij met een paard zou komen, al moest hij er een huren in Den Bosch. En toen hij er een had, kwam hij meteen aankloppen op de gesloten deur van het gezin Rolandus om het nieuws in Jacobs oor te fluisteren.

Ravenschot kwam op een twijfelachtige wijze aan het paard, weet Jacob, wat alles voor iedereen lastiger zal maken. Maar dat er op het allerlaatste moment een paard verscheen, moet een geschenk uit de hemel hebben geleken. En dus zal hij erop rijden.

Kan Jacob de slaap vatten? Droomt hij? Hoe dan ook, om twee uur staat hij weer bij het raam, nu om voorgoed te vertrekken. Hij duwt het open, klimt stil als een kat naar beneden en landt in de tuin.

~ Craig Harline

Boek: Jacobs vlucht – Craig Harline
Meer artikelen: over de Gouden Eeuw

Bekijk dit boek bij:

Bestel dit boek bij de Historiek Geschiedeniswinkel

Gratis nieuwsbrief

Meld u aan voor onze wekelijkse nieuwsbrief (51.171 actieve abonnees)


Mede dankzij onze donateurs zijn al onze artikelen gratis te lezen. Op Historiek vindt u dus geen PREMIUM artikelen of 'slotjes'.

Steun ons ook

×