‘Een miljoen Nederlanders betrokken bij verzet tijdens Tweede Wereldoorlog’

Een land in verzet
4 minuten leestijd
4
Onderduikers op de boerderij van de familie Boogaard in Nieuw-Vennep, Haarlemmermeerpolder
Onderduikers op de boerderij van de familie Boogaard in Nieuw-Vennep, Haarlemmermeerpolder - Foto: BeeldbankWO2/NIOD

Het ingesleten beeld dat maar een kleine groep Nederlanders in de Tweede Wereldoorlog deelnam aan het verzet tegen de Duitse bezetters is onjuist. In werkelijkheid was ongeveer een miljoen mensen actief in het verzet. Dat is de voornaamste boodschap van het boek Een land in verzet.

Wat door de jaren heen het meest beklijft over Nederland in de oorlog, is het beeld dat een kleine minderheid van de bevolking echt ‘fout’ was, dat een eveneens kleine minderheid actief in verzet kwam en dat de overgrote meerderheid weliswaar anti-Duits was, maar vooral probeerde de bezetting zo goed en zo kwaad als dat ging door te komen.

Het Verzetskruis 1940-1945
Het Verzetskruis 1940-1945, een Nederlandse onderscheiding voor uitzonderlijke daden van verzet tegen de Duitse bezetter. (CC BY-SA 4.0 – Medalmaniak – wiki)
Aan dat beeld heeft rijksgeschiedschrijver dr. Loe de Jong (1914-2005) in belangrijke mate bijgedragen. In zijn standaardwerk Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog schreef hij dat het verzet zoals hij dat opvatte, had bestaan uit ongeveer 45.000 mensen. De samenstellers van de bundel Een land in verzet – historica Mirjam Lange en publicist Paul van Tongeren – stellen dat De Jong een veel te beperkte definitie van verzet hanteerde. Hij ging uit van ‘georganiseerde illegaliteit’. Maar er was veel meer, zo valt te lezen in dit nieuwe boek.

De wat gezwollen ondertitel – ‘Hoe een miljoen mensen opstonden tegen de nazi’s’ – lijkt een heuse volksopstand te suggereren. Daarvan was geen sprake en gelukkig is de inhoud van het boek ook reëler dan die ondertitel. Gebaseerd op een ruimere definitie dan die van De Jong wordt becijferd dat naar schatting ongeveer een miljoen Nederlanders zich heeft beziggehouden met verzet tegen de bezetters.

Compleet nieuw is dat geluid overigens niet. Begin deze eeuw ergerde journalist Dick Verkijk (1929) zich in het bijzonder aan twee boeken over de oorlog waarin de auteurs de lauwheid van de bevolking onderstrepen: Om erger te voorkomen (1997) van Nanda van der Zee en Grijs Verleden (2001) van Chris van der Heijden. Het inspireerde Verkijk tot het boekje Die slappe Nederlanders – of viel het toch wel mee in 1940-1945? (2001).

De boeken van Nanda van der Zee, Chris van der Heijden en Dick Verkijk
De boeken van Nanda van der Zee, Chris van der Heijden en Dick Verkijk

Daarin sloeg hij echter nogal door. In Haarlems Dagblad schreef ik op 1 december 2001 onder meer: “Gaandeweg het boekje raakt Verkijk steeds meer op stoom, culminerend in een razende rekenoefening met verbluffende uitkomsten. Hij beweert dat 2,4 miljoen van de toen nog geen negen miljoen Nederlanders zich hebben bezig gehouden met verzet. Hij concludeert zelfs ‘dat er niet een gebrek aan onderduikgevers maar een ‘gebrek’ aan onderduikvragers was’.”

Een nieuwe definitie

In hun dankwoord schrijven de samenstellers van Een land in verzet dat ze met Verkijk ‘een inspirerend gesprek (hadden)’. Maar gelukkig gaan ze bij hun berekeningen bedachtzamer te werk dan hun gesprekspartner deed. Om te beginnen formuleren ze een nieuwe definitie van verzet:

Verzet is alles wat mensen deden of lieten om de Duitse bezetter te ondermijnen en tegen te werken, bewust en doelgericht, individueel of in groepsverband.

Aan het begin van het boek ontstaat even de indruk dat zelfs het niet inleveren van een fiets of radio of het lezen van illegale kranten tot verzet worden gerekend, maar verderop blijkt dat niet het geval.

De stakingsoproep van de Febreuaristaking (Verzetsmuseum)
De stakingsoproep van de Februaristaking (Verzetsmuseum)
Alvorens de lezer de finale rekensommen krijgt gepresenteerd, laten diverse auteurs hun licht schijnen over deelterreinen van het verzet. Zo wordt aandacht besteed aan de onderduik en aan de april/mei-stakingen (1943). Ook lezen we dat de rol van vrouwen in het verzet in de traditionele geschiedschrijving erg is onderschat, net als de omvang van verzet onder joodse Nederlanders. Een hoofdstukje over verzetsmensen afkomstig uit de toenmalige koloniën (Indië, Suriname, de Antillen) stelt wat teleur. Uiteraard is er aandacht voor Anton de Kom en enkele anderen die de lezer vermoedelijk al wel kent, maar het geheel lijkt wat hapsnap bij elkaar geharkt, zonder dat een compleet beeld ontstaat.

Tegen het eind van het boek worden de afrondende rekensommen opgediend. Er worden vier categorieën Nederlands verzet onderscheiden. Ten eerste ongeveer 700.000 onderduikers en onderduikgevers. Ten tweede ruwweg 600.000 vakbondsleden die vanwege de gelijkschakeling van de vakbeweging onder NSB-leiding hun lidmaatschap opzegden. Voorts rond de 580.000 stakers (februaristaking 1941, april/mei-stakingen 1943, spoorwegstaking vanaf september 1944) en tot slot de ongeveer 100.000 mensen van het georganiseerde verzet. Opgeteld zijn dat bijna twee miljoen mensen.

Paul van Tongeren noteert dat daarbij ongetwijfeld sprake is van heel wat dubbeltellingen en overlappingen tussen de vier categorieën. Vandaar de ‘conservatieve’ conclusie dat ongeveer een miljoen mensen ‘op de een of andere manier in verzet zijn gekomen’. Van de toenmalige bevolking tussen de 20 en 65 jaar was dat twintig procent – één op de vijf.

‘Breder volksverzet’

Daarmee was het verzet veel omvangrijker dan de 45.000 georganiseerde illegalen waarover Loe de Jong schreef. In de slotbeschouwing wijst Mirjam Lange er overigens op dat De Jong tevens aangaf dat die kleine minderheid was ‘ingebed in een veel breder volksverzet’. Toch zei de presentator in de nog vrij recente NTR-televisieserie Het verhaal van Nederland (2022) dat ‘het verzet weer snel uitdoofde’ en dat ‘slechts een enkeling in actie durfde te komen’. Lange vindt het ‘onwenselijk’ dat dat beeld blijft bestaan. De cijfers en de onderbouwing daarvan in Een land in verzet lijken in elk geval aanleiding voor een goed debat.

Had het zin?

Een land in verzet
 
In de slotbeschouwing komt eveneens de misschien wel weerbarstigste vraag over het verzet ter sprake: hoe effectief was het, hoe zinvol? Eén gegeven stemt in elk geval somber. Toen na de april/mei-stakingen in 1943 het verzet tot volle ontplooiing kwam, waren vrijwel alle joodse Nederlanders al gedeporteerd. Procentueel lieten meer Nederlandse joden het leven dan Belgische en Franse.

In de slotbeschouwing wordt beknopt besproken hoe dat verschil kan worden verklaard. In de allereerste plaats: Nederland had een civiel Duits bestuur, België en het bezette deel van Frankrijk een militair bestuur dat zich concentreerde op militaire zaken. In Nederland hadden fanatieke nazi’s als rijkscommissaris Seyss-Inquart het voor het zeggen, bovendien gingen die sluw en misleidend te werk. Goed dat Lange in dit verband ook wijst op een beschouwing op de website van de Anne Frank Stichting. Het is een nuttige aanvulling op het materiaal dat de auteurs in Een land in verzet presenteren.

4
0
Reageren?x
×