Dark
Light

Een textielinkoper aan het oostfront

Auteur:
7 minuten leestijd
Studiezaal van het NIOD in Amsterdam - Foto: NIOD
Studiezaal van het NIOD in Amsterdam - Foto: NIOD

Rob Fransman, die enkele jaren geleden als nebenkläger aanwezig was bij het Demjanjuk-proces, werkte in de jaren zestig langere tijd samen met een textielinkoper genaamd Gerhard Stroink. Pas jaren later ontdekte Fransman dat deze man, met wie hij verschillende reizen maakte, een ter dood veroordeelde SS-er was. Een enorme schok voor Rob Fransman wiens ouders tijdens de oorlog in Sobibor werden vermoord:

“In 1962 was het voor mij nog ondenkbaar om een voet in Duitsland te zetten. Het jaar daarop veranderde dat omdat economische noodzaak me ertoe dwong. Mijn baas Peter Reijling, van de gelijknamige textielfirma, ging nauw samenwerken met een Duits bedrijf. Ik had de keus om me aan te passen of een andere baan te zoeken. Eigenlijk was dat geen keus, banen lagen ook toen niet voor het oprapen. Een grote klant van ons was het Rotterdamse postorderbedrijf Bertels. De inkoper waar ik mee te doen had was ene Gerhard Stroink. Stroink was een ietwat eigenaardige, stramme man van een jaar of vijftig. Zijn meest opvallende kenmerk was zijn leren hand. In die jaren wist iedereen dat zo’n hand maar één ding kon betekenen: namelijk dat de drager aan het oostfront zijn echte hand was kwijtgeraakt.

Gerhard Stroink in uniform van de Waffen-SS (Privécollectie Peter van Holsteijn)
Gerhard Stroink in uniform van de Waffen-SS (Privécollectie Peter van Holsteijn)
Stroink vertelde echter dat hij in 1944 als dwangarbeider naar Hamburg was gestuurd. Bij een bombardement op de fabriek waar hij te werk was gesteld raakte hij gewond en verloor zijn hand. Normaal gesproken lieten de Duitsers zich aan Nederlandse arbeiders niets gelegen liggen. Maar Stroink had het geluk dat hij uitstekend Duits sprak. Daarom zag men hem in de chaos voor een Duitse gewonde aan en kreeg hij in een Duits ziekenhuis zijn prothese aangemeten. Hoewel het een nogal ongeloofwaardig verhaal was, had ik geen reden om er aan te twijfelen. Van mijn baas was bekend dat hij zich in het verzet moedig had gedragen en Reijling was goed bevriend met de inkoper. Dat gaf Stroink in mijn ogen een koosjer certificaat. Natuurlijk was dat naïef van me. Ach, ik was pas 23 jaar. Vandaag denk ik dat ik het misschien wel niet wilde weten. Ik verdiende goed aan de provisie van Bertels Postorderbedrijf en ik had het geld heel hard nodig.

Op 22 november 1963 reden we in Reijling’s enorme Amerikaanse auto naar een fabriek in Gelsenkirchen. Hoewel hemelsbreed nauwelijks 200 kilometer van Amsterdam, was het in die dagen nog een echte reis omdat vanaf Arnhem de vierbaansweg overging in een provinciaal weggetje dat zich van dorp naar dorp slingerde. Op één dag heen en weer reizen was ondenkbaar. We overnachtten dus in een hotel in Essen. ‘s Avonds bezochten we een enigszins louche nachtclub. Voor mij was alles de eerste keer. De eerste keer op zakenreis, de eerste keer in een Duits hotel en de eerste keer in een nachtclub.

Nou ja, nachtclub, het was ook voor die dagen een zeldzaam oubollige tent. Rode pluchestoelen om tafeltjes met een rood Perzisch tapijtje, rode lampjes die nauwelijks licht gaven en een podium met een heus strijkje. Op het toneel een ietwat mottige dame die zich uitkleedde op maat van de muziek. Net voordat ze helemaal naakt was, stopte de muziek en gingen alle lichten aan. Het zou een scene uit een film kunnen zijn. De eigenaar stapte het podium op en nam de microfoon.

“Leider schließen wir unseres Etablissement weil der Amerikanische Präsident Kennedy heute erschossen worden ist.”

Bij bijzondere gebeurtenissen wordt altijd gevraagd of je je herinnert waar je was toen je het nieuws hoorde. Welnu, al is het bijna 50 jaar geleden, ik herinner me dat nog als de dag van gisteren.

Nadien werkte ik nog een paar jaar bij de firma Reijling en had regelmatig contact met Stroink. We maakten samen nog een reis naar Gelsenkirchen, nu met zijn tweeën en in mijn auto. Bij die gelegenheid zijn we toch maar dezelfde dag weer naar huis gegaan. Ook bezocht ik hem regelmatig op zijn kantoor in Rotterdam Zuid. Vaak lunchten we dan in een klein restaurant op het pleintje waar nu hotel New York staat. Hij was een rare stugge man maar ook een goede klant die me de handel gunde. Hoewel ik er niet mee te koop liep verborg ik absoluut niet dat ik Joods was. Hij liet mij in ieder geval nooit merken dat hij antisemitische gevoelens had. Toen ik van baan veranderde had ik geen enkele reden om ooit nog aan Stroink en postorderbedrijf Bertels te denken. De firma ging rond die tijd trouwens failliet.

In 2010 zat de succesvolle onroerend goed ondernemer met politieke ambities Rudi Stroink aan tafel bij Pauw en Witteman. Hij werd geïnterviewd naar aanleiding van de documentaire die Kees Brouwer over de broers Stroink en de relatie tot hun vader had gemaakt. Witteman vroeg Stroink waarom hij een rol voor zichzelf in de Nederlandse politiek ambieerde. Het antwoord was dat Rudi zich wilde inzetten om “Nederland beter en mooier te maken.” Hij voelde zich gedwongen om althans te trachten iets goed te maken van wat zijn vader – een ter dood veroordeelde SS-er – had aangericht. Hij vertelde hoe de sfeer om te snijden was in het liefdeloze gezin waar hij opgroeide en waar zijn vader te pas en te onpas zijn venijnige antisemitisme spuide.

Ik keek met een half oog want de naam Stroink zei me niets. Ik veerde pas op toen er een fragment van een gesprek met zijn vader uit 1999 werd vertoond. Kennelijk was dat voor een Duits programma gemaakt. Stroink zat er in een aantrekkelijke kamer in zijn eigen huis gezond bij. Het was een ongelofelijke schok, ik herkende de stem die letterlijk zei:

“Ich bedauere gar nichts! Man kann sagen was man will aber der SS war der beste Armee der Welt und ich bin stolz dass ich in der SS mein Dienst geleistet hat! Es gab ein Kameradschaft die der Welt nie gekannt hat.“

Ik schrok me wezenloos. “Verdomd,” schreeuwde ik tegen Sellie, “die man die ken ik, daar ben ik mee op reis geweest en daar heb ik mee gegeten!”

De volgende dag ging ik naar het NIOD op de Herengracht en zocht alles op wat ik over Stroink vinden kon. Dat was weinig. Stroink, gediplomeerd KMA-officier “studeerde” aan de officiersschool van de SS, vocht aan het oostfront, verloor zijn hand en kwam terug naar Nederland. Daar werd hij assistent van Van Geelkerken, de nummer drie in de Nederlandse nazi rangorde. Hij werd bevorderd en werd de baas van de Jeugdstorm, de Nederlandse Hitlerjeugd. Later kwamen hij en Van Geelkerken in conflict met Mussert en de Duitse nazibazen. Die wilden dat leden van de Jeugdstorm meevochten in de verliezende Wehrmacht. Van Geelkerken en zijn vazal Stroink waren daar fel op tegen. “Nederlandse jeugd behoort in Nederland te blijven,” betoogden ze. Ze verloren die strijd, De Nederlandse nazi-jeugd moest zich wel degelijk aan het oostfront kapot laten schieten. Toen de oorlog afgelopen was werden van Geelkerken en Stroink gearresteerd. Stroink werd meteen ter dood veroordeeld maar van Geelkerken, toch Stroink ’s baas, kreeg maar 20 jaar. Dat was vreemd, die man was slecht, maar de doodstraf is maar heel weinig uitgesproken en nooit tegenover zo’n toch betrekkelijk lage figuur in de nazi hiërarchie. Wat had die Stroink nog meer gedaan? Uiteindelijk is Stroink niet geëxecuteerd. In 1946 werd zijn straf al omgezet in levenslang en in 1956 verleende koningin Juliana hem gratie. Stroink trouwde en verwekte twee zonen, Rudi en Maarten. Bij de firma Bertels kreeg hij een baan als textielinkoper. Gezien zijn vooropleiding voerde men daar een eigenaardig personeelsbeleid.

Aan de balie van het NIOD vroeg ik of ik het strafdossier mocht inzien. Een bereidwillige medewerker ging zoeken en kwam er vijf minuten later mee terug. Pas toen hij het aan me wilde geven zag hij het etiket. “Alleen te overhandigen met schriftelijke toestemming van de minister van justitie,” stond er op. Ik kreeg het niet. ‘Ik moest maar een briefje aan Den Haag schrijven,’ adviseerde de medewerker.

Ik sliep weken slecht. Dat ik – weliswaar geheel onwetend – vriendschappelijk ben omgegaan met een hoge nazi maakte me meer dan onpasselijk. Ik probeerde wel om het zo snel mogelijk te vergeten maar dat lukt tot op vandaag niet. Een verzoek om het strafdossier in te mogen zien heb ik nooit gedaan. Uiteindelijk vergat ik de hele affaire. Tot gisteren.

In een lang artikel in de Volkskrant las ik dat Rudi Stroink zijn fortuin door de crisis verloren heeft. Vorig jaar stond hij nog in de Quote 500, vandaag moet hij zijn huis verkopen en opnieuw beginnen. Dat zal hem best lukken, Stroink is een aimabele man met een grote relatiekring. Het artikel bracht wel het een en ander terug en ik googlede weer eens naar Gerhard Stroink. Ik zag op hollanddoc.nl voor het eerst de documentaire over Maarten en Rudi Stroink en hun frustratie over hun opvoeding. Eén ding werd me zeer duidelijk, die zoons deugen wel! In de film is te zien dat ook zij dolgraag willen weten welke misdaad hun vader de doodstraf opleverde. Ze kregen toestemming om in de archieven in Den Haag te kijken en kwamen toot de ontdekking dat alle essentiële stukken daaruit verwijderd zijn. Door wie en waarom is en blijft een raadsel. Ook zij komen dus niet achter de waarheid.

In de documentaire staan langere delen uit het twee en een half uur durende Duitse TV-interview met hun vader. Je gelooft niet wat je hoort en ziet. De man is ook in 1997 nog een overtuigde nazi met alle arrogantie en verbetenheid die daar bij hoort. Dat ik vijftig jaar geleden met die man in één auto zat en met hem heb gegeten neem ik mezelf vandaag nog zeer kwalijk. Toch, hoe vreemd het ook mag lijken, hoezeer Gerhard Stroink ook een virulente antisemiet was, deze toen nog zo jonge Jood heeft er niets van gemerkt.

~ Rob Fransman
www.robfransman.nl

Documentaire: Het land van Stroink

Openingsafbeelding: Studiezaal van het NIOD in Amsterdam – Foto: NIOD

×