De uitdrukking “ergens horendol van worden” (ook wel hoorndol) komen we nog geregeld in onze taal tegen. Anders dan vaak gedacht heeft deze uitdrukking niets met horen (in de zin van luisteren) te maken. En ook niet met de horens van bijvoorbeeld stieren of koeien. Waar komt de uitdrukking dan wel vandaan?
Eerst even de betekenis, al zal die wel algemeen bekend zijn. Wie horendol is geworden, verkeert in een vrij onplezierige gemoedstoestand. Hij of zij is door een bepaalde gebeurtenis stapelgek, extreem zenuwachtig of woedend geworden. Als mensen niet tegen een bepaald geluid kunnen, zegt men ook vaak dat men er “horendol van wordt”. De uitdrukking gaat zeker terug tot de zestiende eeuw. Destijds hanteerde men het begrip ‘hoorndul’ voor mensen die woest of heel wild geworden waren. Het woord ‘hoorn’ duidde hierbij op de hersenen. Feitelijk zei men dus dat iemand ‘hersendol’ geworden was.
Februari
Volgens een andere lezing zou horendol terug te voeren zijn op een oud woord voor de maand februari: ‘hoorning’. In deze maand viert men traditioneel volop carnaval en drinkt men soms ook meer dan goed was. Vroeger zou men van lieden die straalbezopen door de straat liepen dan dus gezegd hebben dat ze ‘hoorningdol’ waren.
De meeste taalkundigen achten de eerste lezing echter waarschijnlijker.
Overzicht van Historische uitdrukkingen, spreekwoorden en scheldwoorden
Boekenrubriek: Taalgeschiedenis
Bronnen â–¼
-https://www.trouw.nl/cultuur/waar-komt-het-woord-horendol-vandaan-~af1f362f/
-https://taaldacht.nl/vergeten-woorden-h/