De nabestaanden van twee Nederlanders die in de jaren veertig dienst weigerden omdat ze niet in toenmalig Nederlands-Indië wilden vechten, hebben postuum excuses ontvangen van de Nederlandse regering. Dat schrijft demissionair Defensie-minister Kajsa Ollongren vandaag in een brief aan de Tweede Kamer.
Kort na de presentatie van het grote onderzoek Onafhankelijkheid, Dekolonisatie, Geweld en Oorlog in Indonesië 1945–1949 werd vorig jaar zomer in de Kamer over de uitkomsten gedebatteerd. Tijdens dit debat liet het kabinet de mogelijkheid voor rehabilitatie van bepaalde groepen dienst- en bevelweigeraars al open. Hiervoor moesten de betreffende zaken dan echter wel eerst goed onderzocht worden door het Nederlands Instituut voor Militaire Historie (NIMH).
Dit instituut ontving hierna diverse rehabilitatieverzoeken van personen die vorige eeuw langdurige straffen kregen voor hun dienstweigering. Twee verificatieonderzoeken zijn inmiddels voltooid en hebben dus geleid tot postume excuses en rehabilitatie. De minister schrijft:
Alhoewel in beide gevallen uit het onderzoek niet kan worden vastgesteld dat de dienstweigering destijds was gebaseerd op kennis over de toepassing van extreem geweld, wordt wel veel duidelijk over de persoonlijke omstandigheden waaronder dienst werd geweigerd en de hardvochtige behandeling nadien. Het daardoor veroorzaakte leed is onomkeerbaar en de betrokkenen en hun nabestaanden vallen daarvoor dan ook excuses ten deel.
Momenteel worden nog tien zaken van dienstweigering door het NIMH onderzocht.
Pakisaji-zaak
Afgelopen maand werden al drie mariniers gerehabiliteerd die in 1947 weigerden een kampong bij Pakisaji op Oost-Java in brand te steken, ondanks een bevel van hun meerderen. De drie beschouwden dit als een wraakactie tegen onschuldige burgers en hadden daartegen morele en godsdienstige bezwaren. De mariniers kregen zware gevangenisstraffen en zaten vast tot koningin Juliana hen in 1949 gratie verleende.
De minister laat weten de mogelijkheid van een rehabilitatie-onderzoek door het NIMH onder de aandacht te blijven brengen. Ze hecht er daarbij wel aan dat de onderzoeken zorgvuldig worden uitgevoerd.
Zeker gezien de emoties die deze zeer bewogen periode kan oproepen, bij betrokkenen, hun nabestaanden en niet in de laatste plaats bij Indië-veteranen.